Psalmen 101

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Een psalm van David. Van vroomheid en recht wil ik zingen, U loven, o Jahweh!

2

Op de wandel der vromen gaan dichten: Ach, mocht hij mijn deel zijn! Rein van hart wil ik leven Binnen mijn huis;

3

Voor mijn ogen niets dulden Wat slecht is. Uitspatting haat ik, En neem er geen deel aan;

4

Een bedorven hart blijft verre van mij, En van kwaad wil ik niets weten.

5

Wie heimelijk zijn naaste belastert, Doe ik verstommen; De hoogmoedige blik en het trotse hart Kan ik niet uitstaan.

6

Mijn ogen zijn gericht op de getrouwen in het land, Om ze bij mij te doen wonen; En wie een onberispelijk leven leidt, Mag mij dienen.

7

Maar niemand blijft in mijn huis, Die zich schuldig maakt aan bedrog; En wie leugens spreekt, Houdt geen stand voor mijn ogen.

8

Iedere morgen delg ik Alle boosdoeners uit in den lande; En drijf uit Jahweh’s stad

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.