Psalmen 1
Alle 2 beschikbare vertalingen
Gelukkig de man, Die de raad der goddelozen niet volgt, Niet de weg der zondaars betreedt, Niet neerzit in de kring van de spotters;
Gelukkig de man die niet treedt in het overleg van de bozen, op de weg van de schenders geen voet zet, niet zit in de kring van de spotters;
Maar die zijn vreugde vindt in Jahweh’s wet, En dag en nacht zijn wet overweegt.
die veeleer in de wet van de Heer zich vermeit, zijn wet overpeinst dag en nacht.
Hij is als een boom, aan stromend water geplant, Die zijn vrucht geeft op tijd, Waarvan het blad niet verwelkt: Al wat hij doet zal gedijen.
Als een boom is hij, wortelend waar water stroomt, die vrucht draagt in het seizoen; zijn gebladerte zal niet verdorren. Tot ontplooiing komt al wat hij doet.
De goddelozen zal het heel anders gaan: Als kaf opgejaagd door de wind!
Hoe anders de bozen! Zij zijn als het kaf: de wind blaast het weg.
Daarom houden de bozen het bij het oordeel niet uit, De zondaars niet in de gemeenschap der vromen.
Zie, geen boze bestaat het gericht, geen schender de raad der rechtvaardigen.
Want Jahweh kent het pad der rechtvaardigen, Maar de weg der goddelozen loopt uit op verderf.
Want de Heer kent de weg der rechtvaardigen, doch het pad van de bozen breekt af.