Prediker 12

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Denk aan uw Schepper in de dagen van uw jeugd, Eer de kwade dagen komen, En de jaren, waarvan gij zegt: Zij bevallen mij niet.

WILLIBRORD

Houd je schepper in ere zolang je nog jong bent, eer de kwade dagen komen en de jaren dat je zegt: het bevalt me niet meer.

2
CANISIUS

Eer verduisterd worden De zon en het licht, De maan en de sterren; En de éne bui op de andere volgt.

WILLIBRORD

Eer het zonlicht verduistert, de maan en de sterren verbleken, en de wolken na de regen blijven hangen.

3
CANISIUS

Eer de bewakers van het huis beginnen te beven, De gespierde mannen verkrommen; Zij, die malen, gaan staken, omdat hun getal is verminderd, Zij, die door de vensters schouwen, versuffen.

WILLIBRORD

Als het zover is staan de huisbewakers te beven en lopen de sterke mannen gebogen. De weinige maalsters die er nog zijn staken hun werk, de vrouwen aan het venster zien alleen maar duisternis.

4
CANISIUS

Eer de vleugels van de straatdeur zich sluiten, En het geknars van de molen verzwakt, Het geluid van de vogel vermindert, En alle zangen verstommen.

WILLIBRORD

De huisdeur valt in het slot, het geluid van de molen vervaagt, het gefluit van de vogels verstomt, alle tonen sterven weg.

5
CANISIUS

Eer men opziet tegen iedere hoogte, En men bang is op straat; De amandel niet meer smaakt, de sprinkhaan te zwaar ligt, En het kapperkruid niet meer bekomt. Eer men op weg is naar zijn eeuwige woning, En de klagers al rondgaan op straat;

WILLIBRORD

Onderweg is men overal bang voor en iedere helling schrikt af. De amandel smaakt niet langer, de sprinkhaan ligt zwaar op de maag en de kappervrucht helpt niet meer: de mens is op weg naar zijn laatste verblijf, de rouwklagers staan op straat al te wachten.

6
CANISIUS

De zilveren snoer wordt verbroken, En de gouden lamp naar beneden komt. Eer de kruik bij de bron wordt stuk gebroken, En het rad kapot slaat boven de put;

WILLIBRORD

Het zilveren koord knapt af, de gouden schaal breekt, de kruik gaat stuk bij de bron en het scheprad valt gebroken in de put.

7
CANISIUS

Het stof naar de aarde gaat, waar het vandaan kwam, En de levensgeest terugkeert naar God, die hem gaf.

WILLIBRORD

Het stof keer terug naar de aarde waar het vandaan kwam en de levensgeest naar God die hem schonk.

8
CANISIUS

Ijdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker, Alles is ijdel!

WILLIBRORD

IJL en ijdel, zegt Prediker, alles is ijdel.

9
CANISIUS

De Prediker was niet alleen een wijs man voor zichzelf, Hij leerde ook wijsheid aan zijn volk; Veel spreuken heeft hij gewikt, overdacht en gedicht.

WILLIBRORD

Prediker was een wijs man, hij heeft het volk veel kennis bijgebracht. Wikkend en wegend heeft hij vele spreuken opgesteld.

10
CANISIUS

De Prediker wist puntige gezegden te vinden, En rake spreuken op schrift te stellen.

WILLIBRORD

Prediker probeerde goede gezegden te vinden en eerlijk de waarheid onder woorden te brengen.

11
CANISIUS

Want als prikkels zijn de woorden der wijzen, Als krammen in de muur, waaraan men alles kan ophangen; Door één en denzelfden Leidsman zijn zij gegeven!

WILLIBRORD

Woorden van een wijze zijn prikkels, goed vastzittende spijkers de verzameling ervan. Door een herder werden ze geschonken.

12
CANISIUS

Tenslotte, mijn zoon, wees voorzichtig: Men kan boeken schrijven zonder eind, Maar veel studeren vermoeit het vlees.

WILLIBRORD

Tenslotte nog dit: Mijn zoon, wees gewaarschuwd: veel boeken schrijven is een werk zonder eind, en veel studeren put een mens uit.

13
CANISIUS

Alles wel overwogen, is dit de conclusie: Vrees God en onderhoud zijn geboden; Want dat is eerst de hele mens.

WILLIBRORD

Om te besluiten, nu je alles hebt gehoord: vrees God en onderhoud zijn geboden; daar komt voor een mens alles op aan.

14
CANISIUS

Van ieder werk, al is het nog zo verborgen, Zal God oordelen, of het goed was of kwaad!

WILLIBRORD

Want van alles wat je doet, zelfs in het verborgene, zal Gods oordeel uitwijzen of het goed is of kwaad.