Openbaring 6

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Ik bleef toezien. Toen het Lam het eerste van de zeven zegels opende, hoorde ik één van de vier Dieren roepen als met de stem van de donder: "Kom uit!"

WILLIBRORD

Toen zag ik, dat het Lam het eerste van de zeven zegels verbrak, en ik hoorde het eerste van de vier dieren roepen als met de stem van de donder: “Kom!”

2
CANISIUS

Ik zag toe. En zie: een wit paard. En die er op zat, had een boog, en hem werd een kroon gegeven; als overwinnaar trok hij uit, om nog meer te overwinnen.

WILLIBRORD

En daar verscheen voor mijn ogen een wit paard, en die erop zat droeg een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij reed weg, zegevierend en om zege te behalen.

3
CANISIUS

Toen het Lam het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede Dier roepen: "Kom uit!"

WILLIBRORD

Toen Hij het tweede zegel verbrak, hoorde ik het tweede dier roepen: “Kom!”

4
CANISIUS

En een ander paard kwam te voorschijn, vuurrood. Aan zijn berijder werd het gegeven, de vrede van de aarde weg te nemen, zodat men elkaar zou vermoorden; een groot zwaard werd hem ter hand gesteld.

WILLIBRORD

En er kwam een ander paard tevoorschijn, vuurrood. En hem die erop zat werd macht gegeven de vrede van de aarde te nemen, zodat zij elkander zouden uitmoorden. En hem werd een groot zwaard gegeven.

5
CANISIUS

Toen het Lam het derde zegel opende, hoorde ik het derde Dier roepen: "Kom uit!" Ik

WILLIBRORD

Toen Hij het derde zegel verbrak, hoorde ik het derde dier roepen: “Kom!” En ik zag een zwart paard verschijnen, en die erop zat hield een weegschaal in de hand.

6
CANISIUS

En ik hoorde een stem te midden der vier Dieren roepen: "Een maat tarwe voor een tienling,

WILLIBRORD

En ik meende daar waar de vier dieren waren een stem te horen, die zei: “Een maat tarwe voor een tienling en drie maten gerst voor een tienling, maar doe geen schade aan olijfboom en wijnstok.”

7
CANISIUS

Toen het Lam het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde Dier roepen:

WILLIBRORD

Toen Hij het vierde zegel verbrak, hoorde ik de kreet van het vierde dier: “Kom!”

8
CANISIUS

En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde, om te doden met zwaard en hongersnood, met pest en wilde beesten.

WILLIBRORD

En daar verscheen een vaalgroen paard. En die erop zat, zijn naam was de Dood, en Hades kwam achter hem aan. En hem werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde, om te doden met het zwaard en met hongersnood en met de pest en door de wilde dieren der aarde.

9
CANISIUS

En toen het Lam het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die waren geslacht om Gods woord en om de getuigenis, die ze hadden beleden.

WILLIBRORD

Toen Hij het vijfde zegel verbrak, zag ik onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren om het woord van God en het getuigenis dat zij hadden afgelegd.

10
CANISIUS

En ze riepen met machtige stem: Hoelang nog, o heilige, waarachtige Heer, Velt Gij geen oordeel, En wreekt Gij ons bloed niet op hen, Die de aarde bewonen?

WILLIBRORD

En zij begonnen luid te roepen: “Hoelang nog, heilige en waarachtige Heerser, zult Gij het oordeel uitstellen en ons bloed niet wreken op de bewoners der aarde?”

11
CANISIUS

Toen werd aan ieder van hen een wit gewaad geschonken. Maar er werd hun aangezegd, dat ze nog een korte tijd moesten rusten, totdat hun mededienaars en broeders, die gedood zouden worden juist zoals zij, geheel voltallig zouden zijn.

WILLIBRORD

Toen werd aan ieder van hen een wit gewaad gegeven en hun werd aangezegd, dat zij nog een korte tijd moesten wachten, totdat het getal volledig zou zijn van hun broeders, die evenals zij in dienst van God gedood zouden worden.

12
CANISIUS

Ik bleef toezien, toen het Lam het zesde zegel opende: Een hevige aardbeving brak los; de zon werd zwart als een haren zak, de maan geheel als bloed;

WILLIBRORD

En ik bleef kijken, toen Hij het zesde zegel verbrak: en er ontstond een hevige aardbeving. En de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd helemaal rood als bloed.

13
CANISIUS

de sterren des hemels vielen neer op de aarde, zoals een vijgeboom zijn onrijpe vijgen laat vallen, als hij door een sterke wind wordt geschud;

WILLIBRORD

En de sterren van de hemel vielen op aarde als late vijgen, door een stormvlaag van de boom geschud.

14
CANISIUS

de hemel kromp samen als een boek, dat zich oprolt; alle bergen en eilanden vloden weg van hun plaats.

WILLIBRORD

En het uitspansel kromp ineen als een boekrol die wordt opgerold, en alle bergen en eilanden werden van hun plaats gerukt.

15
CANISIUS

En de koningen der aarde, rijksgroten en legerhoofden, rijken en machtigen, alle slaven en vrijen, ze verborgen zich in de spelonken en rotsen der bergen.

WILLIBRORD

En de koningen der aarde en hun edelen en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen, allen, slaven en vrijen, kropen weg in de spelonken en rotsspleten van de bergen.

16
CANISIUS

En tot bergen en rotsen riepen ze uit: Valt op ons neer! Verbergt ons voor het aanschijn van Hem, die op de troon is gezeten, en voor de toorn van het Lam.

WILLIBRORD

En zij riepen tot de bergen en tot de rotsen: “Valt op ons en verbergt ons voor het aanschijn van Hem die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam.”

17
CANISIUS

Want gekomen is de groote Dag van hun toorn! En wie kan dan blijven bestaan!

WILLIBRORD

Want gekomen is de grote dag van hun toorn. Wie kan dan standhouden?