Openbaring 21

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Toen zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen, en ook de zee bestond niet meer.

WILLIBRORD

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer.

2
CANISIUS

En de heilige Stad, het Nieuw-Jerusalem, zag ik neerdalen van God uit de hemel, toegerust als een bruid, die voor haar man is getooid.

WILLIBRORD

En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid.

3
CANISIUS

En ik hoorde van de Troon een machtige stem en ze sprak: Zie, de Woonstede Gods bij de mensen: Hij zal zijn Tent bij hen spannen. Zij zullen zijn volk zijn, Hij: God met hen!

WILLIBRORD

Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn.

4
CANISIUS

Elke traan wist Hij weg uit hun ogen; En nooit zal de dood er meer zijn, Geen rouw, geen geween en geen smart; Want het vroegere is voorbij!

WILLIBRORD

En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.”

5
CANISIUS

En Die op de Troon is gezeten, sprak: Zie, Ik maak alles nieuw! En Hij vervolgde: Schrijf op! Want deze woorden zijn trouw en waarachtig.

WILLIBRORD

En Hij die op de troon is gezeten, sprak: “Zie, Ik maak alles nieuw.” En ik hoorde zeggen: “Schrijf deze woorden op, ze zijn onfeilbaar waar.”

6
CANISIUS

En Hij sprak tot mij: Het is geschied! Ik ben de Alfa en de Omega; Het Begin en het Einde! Den dorstige zal ik te drinken geven Uit de bron des eeuwigen Levens, om niet.

WILLIBRORD

Nog zei Hij tot mij: “Het is gebeurd! Ik ben de Alfa en de Omega, de oorsprong en het einde. Wie dorst heeft zal Ik te drinken geven uit de bron van het water des levens, om niet.

7
CANISIUS

Die overwint, zal dit alles beërven; Ik zal hem tot God zijn, hij Mij tot zoon.

WILLIBRORD

Wie overwint zal dit alles krijgen, en Ik zal zijn God zijn en hij mijn zoon.

8
CANISIUS

Maar alle lafaards, trouwelozen, Boosdoeners en moordenaars, Ontuchtigen, tovenaars, Afgodendienaars en leugenaars: Ze krijgen hun deel in de poel, Die brandt van vuur en zwavel! En dit is de tweede dood.

WILLIBRORD

Maar de lafhartigen, de trouwelozen, de verdorvenen, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel. Dit is de tweede dood.”

9
CANISIUS

Toen kwam er één van de zeven engelen, die de zeven schalen droegen, vol van de zeven zwaarste plagen; en hij sprak tot mij: Kom, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw van het Lam.

WILLIBRORD

Toen kwam een van de engelen met de zeven schalen die gevuld waren met de zeven laatste plagen, naar mij toe en zei: “Kom! Ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam tonen.”

10
CANISIUS

In geestverrukking voerde hij mij weg op een grote en hoge berg. En hij toonde mij de heilige Stad, Jerusalem, neerdalend van God uit de hemel.

WILLIBRORD

En hij bracht mij in de geest op een zeer hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde,

11
CANISIUS

Ze prijkte met Gods heerlijkheid; haar lichtglans leek op edelsteen, op jaspis helder als kristal.

WILLIBRORD

stralend van de heerlijkheid Gods: zij schitterde als het kostbaarste gesteente, als kristalklare jaspis.

12
CANISIUS

Ze had een grote, hoge muur, met twaalf poorten, en twaalf engelen op de poorten; ook waren er namen in gehouwen: die van de twaalf stammen der zonen Israëls.

WILLIBRORD

De stad was omringd door een grote hoge muur met twaalf poorten en aan de poorten stonden twaalf engelen; namen waren daarop gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israël.

13
CANISIUS

Ten oosten drie poorten; ten noorden drie poorten; ten zuiden drie poorten; ten westen drie poorten.

WILLIBRORD

Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen.

14
CANISIUS

De muur der Stad had twaalf grondvesten, en daarop twaalf namen, der twaalf Apostelen van het Lam.

WILLIBRORD

En de stadsmuur had twaalf grondstenen en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam.

15
CANISIUS

En die met mij sprak, had een gouden roede als maatstaf, om de Stad, haar poorten, haar muur te meten.

WILLIBRORD

En hij die met mij sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten en haar poorten en haar muur.

16
CANISIUS

De Stad nu was vierkant, haar lengte en breedte gelijk. Hij mat de Stad met de roede: twaalf duizend stadiën; lengte, breedte en hoogte gelijk.

WILLIBRORD

De stad was gebouwd als een vierkant, even lang als breed. Hij mat met zijn meetstok haar zijden: twaalfduizend stadiën; lengte, breedte en ook hoogte waren gelijk.

17
CANISIUS

Hij mat ook de muur: honderd vier en veertig el naar mensenmaat, aan engelenmaat gelijk.

WILLIBRORD

De muur van de stad was honderdvierenveertig el hoog, gemeten naar onze maat, die de engel ook gebruikte.

18
CANISIUS

De bouwstoffen van haar muur waren van jaspis. —De Stad zelf was van zuiver goud,

WILLIBRORD

De muur was gebouwd van jaspis, de stad zelf was van zuiver goud, dat fonkelde als kristal.

19
CANISIUS

De grondvesten van de muur der Stad waren met allerlei kostbare stenen gesierd. De eerste grondvest was jaspis, de tweede saffier, de derde chalcedon, de vierde smaragd,

WILLIBRORD

De grondstenen van de stadsmuur waren vervaardigd van alle soorten edelgesteente: de eerste van jaspis, de tweede van saffier, de derde van chalcedon, de vierde van smaragd,

20
CANISIUS

de vijfde sardonyx, de zesde kornalijn, de zevende chrysoliet, de achtste beryllus, de negende topaas, de tiende chrysopraas, de elfde hyacint, de twaalfde ametyst,

WILLIBRORD

de vijfde van onyx, de zesde van karneool, de zevende van chrysoliet, de achtste van beryl, de negende van topaas, de tiende van chrysopraas, de elfde van hyacint, en de twaalfde van ametist.

21
CANISIUS

De twaalf poorten waren twaalf paarlen; iedere poort op zich één paarl. —Het plein

WILLIBRORD

En de twaalf poorten waren twaalf parels: elke poort bestond uit een enkele parel. En de straten van de stad waren van zuiver goud, doorzichtig als glas.

22
CANISIUS

Maar een tempel zag ik er niet; want de Heer, de almachtige God, is haar tempel; zo ook het Lam.

WILLIBRORD

Maar een tempel zag ik er niet, want God, de Heer, de Albeheerser, is haar tempel, evenals het Lam.

23
CANISIUS

Ook heeft de Stad de zon niet van node, noch de maan, om haar te beschijnen; want de Glorie van God doet haar lichten, en het Lam is haar fakkel.

WILLIBRORD

En de stad heeft het licht van zon en maan niet nodig, want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.

24
CANISIUS

De volkeren zullen wandelen in haar licht, de koningen der aarde haar hun heerlijkheid brengen.

WILLIBRORD

En de volken wandelen bij haar licht, en de koningen der aarde brengen haar hun rijkdom.

25
CANISIUS

Geen enkele dag zullen haar poorten worden gesloten; want nacht zal er niet zijn.

WILLIBRORD

Haar poorten zullen overdag nooit worden gesloten, en er zal geen nacht meer zijn,

26
CANISIUS

Zo zal men haar brengen de heerlijkheid en de glorie der volken.

WILLIBRORD

en zij zullen daar de pracht en de schatten der volken brengen.

27
CANISIUS

Nooit zal er ingaan iets wat onrein is, noch die gruwelen pleegt of leugens spreekt; maar zij alleen, die staan geschreven in het boek des Levens van het Lam.

WILLIBRORD

Niets onreins zal er binnenkomen, en niemand die plichtig is aan de onnoembare leugen, maar alleen zij wier namen geschreven staan in het boek des levens van het Lam.