Nahum 3

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Wee de bloedstad, Heel en al leugen, Volgepropt met geweld, Nooit verzadigd van roof!

WILLIBRORD

Wee de bloedstad, een en al leugen, volgepropt met prooi, die stad die het roven nooit staakte!

2
CANISIUS

Hoor, het klappen der zwepen, Het knarsen der wielen, Jachtende paarden, hotsende wagens,

WILLIBRORD

Hoor! Zweepslagen! Hoor! Gedender van wielen, rennende paarden, ratelende wagens,

3
CANISIUS

Galopperende ruiters. Flikkerende zwaarden, bliksemende lansen, Hopen gewonden, en stapels van doden; Ontelbare lijken, Men struikelt erover.

WILLIBRORD

ruiters op galopperende paarden, vlammende zwaarden, flitsende lansen, gewonden bij hopen, stapels doden: er is geen eind aan de lijken; men struikelt erover, over hun lijken.

4
CANISIUS

Dat komt van de eindeloze ontucht der deerne, Van de bevallige tovenares, Die de volken in haar ontucht verstrikte, En stammen in haar toverkunsten.

WILLIBRORD

Dat komt van de ontucht, die is opgestapeld door die hoer, die verleidelijke schoonheid, die machtige tovenares, die met haar ontucht volken verkocht en stammen met haar toverkunsten.

5
CANISIUS

Zie, Ik kom op u af, Is de godsspraak van Jahweh der heirscharen: Ik licht uw slippen omhoog Tot over uw hoofd. Ik laat de volken uw naaktheid zien, En koninkrijken uw schaamte;

WILLIBRORD

Nu treed Ik op tegen u - zo luidt de godsspraak van Jahwe van de legerscharen -, nu licht Ik de slippen van uw kleed omhoog tot over uw gezicht en toon Ik de volken uw naaktheid, nu laat Ik ten aanschouwen van de koninkrijken u voor schande staan.

6
CANISIUS

Ik werp vuil op u neer, Maak u tot schande en schouwspel.

WILLIBRORD

Ik begooi u met vuilnis, Ik zet u voor gek en maak een kijkspel van u.

7
CANISIUS

Dan zal al, die u ziet, van u vluchten, En zeggen: Ninive ligt verwoest! Wie zal haar beklagen, Waar zoek ik troosters voor haar?

WILLIBRORD

Dan zal iedereen die u ziet van u weglopen en zeggen: 'Nineve is neergeslagen.' Wie is daar rouwig om? Waar zou ik troosters voor u moeten zoeken?

8
CANISIUS

Of zijt gij beter dan No-Amon Dat troont aan de Nijl, van water omringd, Wiens bolwerk de zee, Wiens muren de wateren waren?

WILLIBRORD

Zijt gij soms beter dan No-Amon, tronend aan de stroom, door water omgeven, met een zee als bolwerk en muren van water?

9
CANISIUS

Koesj en Egypte waren zijn eindeloze kracht, Poet en de Lybiërs zijn helpers:

WILLIBRORD

Ethiopiërs waren uw kracht en Egyptenaren, eindeloos veel; Putiërs en Libiërs waren uw hulptroepen.

10
CANISIUS

Toch moest het heen, Moest het in ballingschap gaan! Toch werden zijn kinderen te pletter geslagen Op alle hoeken der straten, Het lot over zijn edelen geworpen, Alle aanzienlijken in boeien geklonken.

WILLIBRORD

Maar zelfs die stad ging in ballingschap en zij werd gevankelijk weggevoerd. Zelfs zuigelingen werden te pletter geslagen op iedere straathoek. Over haar notabelen werd het lot geworpen en al haar machtige burgers werden in boeien geslagen.

11
CANISIUS

Gij ook zult u dronken drinken, En worden beneveld; Ook gij zult op zoek moeten gaan Naar een schuilplaats tegen den vijand!

WILLIBRORD

Zo zult ook gij u bedrinken en onaanzienlijk worden; ook gij zult moeten zoeken naar beschutting tegen een vijand.

12
CANISIUS

Al uw vestingen zijn als de vijg Met vroegrijpe vruchten: Wanneer men ze schudt, Vallen ze den eter in de mond!

WILLIBRORD

Al uw vestingwerken: vijgebomen zijn het, met vroeg gerijpte vruchten; als ze worden geschud, dan vallen ze de eter in de mond.

13
CANISIUS

Zie, uw volk in uw kring is als vrouwen De poorten van uw land Staan wagenwijd voor uw vijanden open, Het vuur heeft uw grendels verteerd.

WILLIBRORD

En uw volk: vrouwen zijn het, binnen uw muren. Wijd open voor de vijand staan de poorten van uw gebied: het vuur heeft de sluitbalken verteerd.

14
CANISIUS

Put water voor de belegering, Versterk uw burchten; Treed de klei, en kneed het leem, Grijp de vorm voor de tichels!

WILLIBRORD

Put maar water, nu gij belegerd gaat worden, versterk uw vestingwerken maar, treedt de klei en kneedt het leem, grijp maar naar de tichelaarsvorm!

15
CANISIUS

Daar zal het vuur u verteren, Het zwaard u verslinden: U verteren als de sprinkhaan, U verslinden als de knaagbek. Al zijt ge talrijk als de sprinkhaan,

WILLIBRORD

Toch zal het vuur u verteren, zal het zwaard u uitroeien, zal het u verteren als de verslinders. Al wordt gij zo talrijk als de verslinders, al wordt gij zo talrijk als de sprinkhanen,

16
CANISIUS

Uw kooplieden in groter getal Dan de sterren aan de hemel: De knaagbek ontpopt, en vliegt heen.

WILLIBRORD

al maakt gij het aantal van uw kooplieden groter dan dat van de sterren aan de hemel; de verslinders zwermen uit en vliegen weg,

17
CANISIUS

Uw leiders zijn als de sprinkhaan, uw beambten een zwerm, Die als het koud is, in de muren gaan schuilen; Maar komt de zon, dan vliegen ze heen: Men kent de plaats niet, waar ze blijven!

WILLIBRORD

uw leiders zijn als sprinkhanen, uw ambtenaren als een zwerm kaalvreters, die op de muren blijven zitten, zolang het koud is, en die, wanneer de zon komt, verdwenen zijn en niemand weet hun verblijfplaats: Waar zijn zij heen?

18
CANISIUS

Uw herders dommelen, koning van Assjoer, Uw vorsten slapen: Uw volk is op de bergen verstrooid, Niemand brengt het bijeen.

WILLIBRORD

Uw herders zijn ingeslapen, koning van Assur, uw keurtroepen liggen te rusten; uw volk is verstrooid over de bergen en niemand brengt het weer samen.

19
CANISIUS

Geen heil voor uw plaag, Ongeneeslijk uw wonde:Wie van u hoort, klapt om u in de handen; Wie immers had niet steeds van uw boosheid te lijden?

WILLIBRORD

Er is geen heil voor uw rampspoed, uw wonde is niet te genezen. Ieder die het nieuws over u hoort vertellen, klapt om u in de handen. Want wie was er die niet gebukt ging onder uw wreedheid, altijd door?