Nahum 2

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Een vernieler trekt op u af: Bewaak de vesting, Let op de weg, de lenden omgord, Al uw krachten ingespannen!

WILLIBRORD

Zie, op de bergen gaan de voeten van de vreugdebode die vrede meldt! Vier, Juda, uw feesten, volbreng uw geloften! Nooit meer zal de boosdoener door u heen trekken: hij wordt volkomen vernietigd.

2
CANISIUS

Waarachtig Jahweh zal de wijngaard van Jakob herstellen, Als Israëls glorie: Omdat de rovers hem hebben geplunderd, En zijn ranken hebben vernield!

WILLIBRORD

Een vernieler is tegen u opgerukt. Bewaak de vesting! Houd de weg in het oog! Maak uw lenden sterk! Zet al uw krachten in!

3
CANISIUS

Het schild van zijn helden is rood geverfd, Zijn krijgers zijn purper gekleurd; Als vuur flikkert het staal van zijn wagens, Hij staat nu ten strijde gereed, de lansen worden gezwaaid.

WILLIBRORD

Voorwaar, Jahwe herstelt de glorie van Jakob, ja, de glorie van Israël, omdat rovers hen hebben beroofd en hun wijnranken hebben vernield.

4
CANISIUS

Over de wegen razen de wagens, Over de vlakten jagen ze voort; Ze gloeien als fakkels Als bliksemschichten schieten ze uit.

WILLIBRORD

De schilden van zijn helden zijn rood geverfd, de soldaten zijn gekleed in het karmozijn. Het staal van de strijdwagens vlamt, nu zij zich opstellen; de lansen worden gedrild.

5
CANISIUS

Hij roept zijn dapperen op, Ze struikelen in hun vaart, En spoeden zich naar de wallen;

WILLIBRORD

Over de wegen razen de wagens, over de vlakte jakkeren ze voort; ze lijken wel fakkels; als bliksemschichten flitsen ze voorbij.

6
CANISIUS

Het stormdak geplaatst, de sluizen der stromen geopend! Het paleis overstroomd,

WILLIBRORD

Hij roept zijn keurtroepen op; hals over kop snellen zij toe en haasten zich naar de wallen; het schutdak wordt al opgesteld.

7
CANISIUS

De vrouwen eruit, de ballingschap in: Haar maagden klagen als duiven, En slaan op de borst.

WILLIBRORD

De poorten van de waterstromen worden opengezet; de tempel wankelt

8
CANISIUS

Ninive is als een vijver geworden, Waarvan het water wegloopt: "Blijft hier, blijft

WILLIBRORD

en zij die daar staat wordt ontluisterd en meegevoerd, terwijl haar dienaressen jammeren - het klinkt als het klagen van duiven - en zich op het hart slaan.

9
CANISIUS

Rooft zilver, rooft goud, Geen eind aan de schatten; Kiest het heerlijkste uit Van haar kostbaar bezit!

WILLIBRORD

Nineve is als een waterbekken, waaruit het water wegloopt.' Staat stil! Staat toch stil!' Maar niemand keert zich om.

10
CANISIUS

Plundering, roof en vernieling, Bonzende harten, knikkende knieën, Alle lenden verlamd, Alle gezichten doodsbleek.

WILLIBRORD

'Grijpt naar het zilver, grijpt naar het goud!' Er is geen eind aan die voorraad, aan die vracht van allerlei kostbaarheden.

11
CANISIUS

Waar is nu het hol van den leeuw, De krocht van de leeuwenwelpen, Waarheen de leeuw sluipt met de leeuwin En de welpen, door niemand verschrikt?

WILLIBRORD

Leegte, verlatenheid, verwoesting; bezwijkende harten, knikkende knieen, alle lenden trillen, alle gezichten verliezen hun kleur.

12
CANISIUS

Waar is de leeuw, die roofde voor zijn jongen, En worgde voor zijn leeuwinnen, Die zijn holen vulde met buit, Zijn krochten met prooi?

WILLIBRORD

Waar is het hol van de leeuw nu, het graasveld van de leeuwenwelpen, de plaats waar leeuw en leeuwin zich bewogen, met hun jongen, door niemand gestoord?

13
CANISIUS

Uw leger laat Ik opgaan in rook, Het zwaard zal uw welpen verslinden; Ik zal uw buit van de aarde verdelgen, Het gebrul uwer leeuwinnen verstomt.

WILLIBRORD

De leeuw, die verscheurde voor zijn jongen en worgde voor zijn leeuwinnen, die zijn holen vulde met roof, zijn krochten met roofgoed!

14
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Nu treed Ik op tegen u - zo luidt de godsspraak van Jahwe van de legerscharen -: uw wagens laat Ik opgaan in rook, uw welpen verslindt het zwaard, uw buit vaag Ik weg van de aarde en de stem van uw afgezanten wordt niet meer vernomen.