Mattheüs 18

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Terzelfder tijd kwamen de leerlingen bij Jesus en zeiden: Wie is wel de grootste in het rijk der hemelen?

WILLIBRORD

In diezelfde tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag: “Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?”

2
CANISIUS

Jesus riep een kind naar Zich toe, plaatste het in hun midden.

WILLIBRORD

Hij riep een klein kind, zette het in hun midden en zei:

3
CANISIUS

en sprak: Voorwaar, Ik zeg u: Zo gij u niet bekeert en als kinderen wordt, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan.

WILLIBRORD

“Voorwaar, Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen zeker niet binnengaan.

4
CANISIUS

Wie zich dus vernederen zal als dit kind, zal de grootste zijn in het rijk der hemelen.

WILLIBRORD

Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind is de grootste in het Rijk der hemelen.

5
CANISIUS

En wie zulk een kind opneemt in mijn naam, neemt Mij op.

WILLIBRORD

En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt, neemt Mij op.

6
CANISIUS

Maar wie ergernis geeft aan een van deze kleinen, die in Mij geloven, het ware hem beter, dat hem een zware molensteen om de hals werd gehangen, en hij in de diepte der zee werd verdronken.

WILLIBRORD

Maar als iemand een van deze kleinen die in Mij geloven aanstoot geeft, zou het beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals hing en hem liet verdrinken in het diepste van de zee.

7
CANISIUS

Wee de wereld om de ergernis. Zeker, het kan wel niet anders, of er moet ergernis komen; maar wee den mens, door wien de ergernis komt.

WILLIBRORD

Wee de wereld vanwege de ergernissen! Weliswaar is het onvermijdelijk dat er ergernis gegeven wordt, maar wee de mens door wiens toedoen dit geschiedt!

8
CANISIUS

Welnu, zo uw hand of voet u ergert, houw ze af, en werp ze van u weg; want het is beter voor u, verminkt of kreupel het Leven binnen te gaan, dan met twee handen of twee voeten geworpen te worden in het eeuwige vuur.

WILLIBRORD

Geeft uw hand of voet u aanstoot, hak ze af en werp ze van u weg; het is beter voor u verminkt of kreupel het Leven binnen te gaan, dan in het bezit van twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur te worden geworpen.

9
CANISIUS

En zo uw oog u ergert, ruk het uit, en werp het weg; want het is beter voor u, met

WILLIBRORD

Geeft uw oog u aanstoot, ruk het uit en werp het van u weg; want het is beter voor u met een oog het Leven binnen te gaan, dan in het bezit van twee ogen geworpen te worden in het vuur van de hel.

10
CANISIUS

Zorgt er voor, dat gij geen van deze kleine gering acht; want Ik zeg u: Hun engelen in de hemel zien altijd het aanschijn van mijn Vader, die in de hemel is.

WILLIBRORD

Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten, want Ik zeg u: zij hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is.

11
CANISIUS

-

WILLIBRORD

(De Mensenzoon is gekomen om te redden, wat verloren was.)

12
CANISIUS

Wat dunkt u? Zo iemand honderd schapen heeft, en een daarvan van is verdwaald, laat

WILLIBRORD

Wat dunkt u? Wanneer een man honderd schapen heeft en een daarvan verdwaalt, zal hij dan niet de negenennegentig in de bergen alleen laten om op zoek te gaan naar het verdwaalde?

13
CANISIUS

En zo hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u: Hij verheugt zich over dat éne meer, dan over de negen en negentig, die niet zijn verdwaald.

WILLIBRORD

En gelukt het hem dat te vinden, voorwaar Ik zeg u, dan zal hij over dat ene meer verheugd zijn dan over de negenennegentig die niet verdwaald waren.

14
CANISIUS

Zó is het ook de wil van uw Vader, die in de hemel is, dat géén van deze kleinen verloren gaat.

WILLIBRORD

Zo ook wil uw hemelse Vader niet dat een van deze kleinen verloren gaat.

15
CANISIUS

Indien uw broeder heeft gezondigd, ga en berisp hem tussen u beiden alleen. Zo hij naar u luistert, zult ge uw broeder gewonnen hebben.

WILLIBRORD

Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen.

16
CANISIUS

Luistert hij niet naar u, neem dan nog één of twee personen mee, opdat door de mond van twee of drie getuigen de zaak haar beslag krijgt.

WILLIBRORD

Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen.

17
CANISIUS

Luistert hij ook niet naar hen, zeg het dan aan de Kerk; zo hij zelfs naar de Kerk niet luistert, dan zij hij u als een heiden en een tollenaar.

WILLIBRORD

Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar.

18
CANISIUS

Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat gij zult binden op aarde, zal ook gebonden zijn in de hemel; en alles wat gij ontbinden zult op aarde, zal ook ontbonden zijn in de hemel.

WILLIBRORD

Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.

19
CANISIUS

Nog zeg Ik u: Zo twee van u op aarde overeenstemmen, om wat ook te vragen, dan zullen ze het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is.

WILLIBRORD

Eveneens zeg ik u: wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen - het moge zijn wat het wil - zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is.

20
CANISIUS

Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.

WILLIBRORD

Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.'

21
CANISIUS

Nu kwam Petrus naar Hem toe, en sprak: Heer, hoe dikwijls moet ik mijn broeder vergeven, die tegen mij misdoet? Tot zeven keer toe?

WILLIBRORD

Toen kwam Petrus naar Hem toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?”

22
CANISIUS

Jesus zei hem: Niet tot zeven keer toe, zeg Ik u; maar tot zeventig maal zeven keer.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde hem: “Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal.

23
CANISIUS

Daarom is het rijk der hemelen gelijk aan een koning, die afrekening wilde houden met zijn dienaars.

WILLIBRORD

Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren.

24
CANISIUS

Toen hij met de afrekening was begonnen, bracht men er een binnen, die hem tienduizend talenten schuldig was.

WILLIBRORD

Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was.

25
CANISIUS

Daar hij niets had om te betalen, beval zijn meester, hemzelf te verkopen met zijn vrouw en zijn kinderen en alles, wat hij bezat, en zó de schuld te vereffenen.

WILLIBRORD

Daar hij niets had om te betalen gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat om zo de schuld te vereffenen.

26
CANISIUS

Maar de knecht viel hem smekend te voet, en zeide: Heb geduld met mij, en ik zal u alles betalen.

WILLIBRORD

De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.

27
CANISIUS

De heer had medelijden met dien knecht, liet hem gaan, en schold hem de schuld kwijt.

WILLIBRORD

De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.

28
CANISIUS

Maar toen die knecht was heengegaan, ontmoette hij een zijner medeknechten, die hem honderd tienlingen schuldig was; hij greep hem tot worgens toe bij de keel, en zeide: Betaal me wat ge schuldig zijt.

WILLIBRORD

Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent.

29
CANISIUS

Zijn medeknecht viel hem smekend te voet, en sprak: Heb geduld met mij, en ik zal u betalen.

WILLIBRORD

De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heb geduld met mij en ik zal u betalen.

30
CANISIUS

De ander wilde dit niet, maar ging heen, en liet hem in de kerker werpen, totdat hij de schuld zou hebben betaald.

WILLIBRORD

Maar hij weigerde en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld zou hebben betaald.

31
CANISIUS

Toen nu zijn medeknechten zagen wat er gebeurd was, werden ze diep bedroefd, en gingen hun meester alles vertellen.

WILLIBRORD

Toen nu de overige dienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen.

32
CANISIUS

Nu liet zijn heer hem roepen, en zei tot hem: Boze knecht, die hele schuld schold ik u kwijt, omdat ge het mij hebt gevraagd;

WILLIBRORD

Daarop liet de heer hem roepen en sprak: Jij lelijke knecht, heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt.

33
CANISIUS

moest ook gij u dan niet ontfermen over uw medeknecht, zoals ikzelf mij over u heb ontfermd.

WILLIBRORD

Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad?

34
CANISIUS

En in zijn toorn leverde de heer hem aan de beulen over, totdat hij de hele schuld zou hebben voldaan.

WILLIBRORD

En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.

35
CANISIUS

Zo zal ook mijn hemelse Vader met u handelen, als gij niet allen uw broeder van harte vergeeft.

WILLIBRORD

Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”