Mattheüs 13

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Die dag verliet Jesus het huis, en zette Zich neer aan het meer.

WILLIBRORD

Op zekere dag had Jezus zijn huis verlaten en zat aan de oever van het meer.

2
CANISIUS

En een talrijke menigte verzamelde zich om Hem heen, zodat Hij in een boot ging zitten, terwijl heel de menigte op de oever bleef staan.

WILLIBRORD

Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zó talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan.

3
CANISIUS

En Hij sprak hun in gelijkenissen over vele dingen. Hij zeide: Zie, de zaaier ging uit om te zaaien.

WILLIBRORD

Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen. “Eens", zo begon Hij, "ging een zaaier uit om te zaaien.

4
CANISIUS

En onder het zaaien viel een gedeelte langs de weg; en de vogels uit de lucht kwamen, en pikten het op.

WILLIBRORD

Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten.

5
CANISIUS

Een ander gedeelte viel op de steengrond, waar het niet veel aarde had. Aanstonds kwam het op, omdat het geen diepe aarde had;

WILLIBRORD

Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag.

6
CANISIUS

maar toen de zon was opgegaan, werd het verschroeid en verdorde, daar het geen wortel geschoten had.

WILLIBRORD

Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.

7
CANISIUS

Een ander gedeelte viel tussen de doornen; de doornen schoten op, en verstikten het.

WILLIBRORD

Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.

8
CANISIUS

Een ander gedeelte viel op de goede aarde; en het droeg vrucht: honderd- zestig- dertigvoud.

WILLIBRORD

Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.

9
CANISIUS

Wie oren heeft om te horen, hij hore.

WILLIBRORD

Wie oren heeft, hij luistere.”

10
CANISIUS

Nu kwamen de leerlingen naar Hem toe, en zeiden: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?

WILLIBRORD

Zijn leerlingen kwamen Hem vragen: “Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?”

11
CANISIUS

Hij antwoordde hun: U is het gegeven, de geheimen van het rijk der hemelen te kennen; hun echter niet.

WILLIBRORD

Hij gaf hun ten antwoord: “Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven.

12
CANISIUS

Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloed hebben; maar wie niet heeft, hem zal ook ontnomen worden, wat hij bezit.

WILLIBRORD

Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.

13
CANISIUS

Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen; omdat ze ziende zijn en toch niet zien, horende en toch niet horen noch verstaan.

WILLIBRORD

Als ik tot hen spreek in gelijkenissen, dan is het omdat zij, ofschoon zij ogen hebben, niet zien en ofschoon zij oren hebben, niet horen of begrijpen.

14
CANISIUS

In hen wordt de voorzegging van Isaias vervuld: Met de oren zult gij horen, en niet verstaan, En scherp zult gij zien, en niet inzien.

WILLIBRORD

Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt: Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan, met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien.

15
CANISIUS

Want verstokt is het hart van dit volk, Hun oren zijn hardhorig, En hun ogen gesloten; Opdat ze niet zouden zien met de ogen, En horen met de oren, En verstaan met het hart; Opdat zij zich niet zouden bekeren, En Ik hen zou genezen.

WILLIBRORD

Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en hun ogen doen zij dicht, uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik zou hen genezen.

16
CANISIUS

Maar gelukkig zijn uw ogen, omdat ze zien; en uw oren, omdat ze horen.

WILLIBRORD

Gelukkig úw ogen, omdat zij zien, en úw oren, omdat zij horen!

17
CANISIUS

Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen wensten te zien wat gij ziet, en ze zagen het niet; te horen wat gij hoort, en ze hoorden het niet.

WILLIBRORD

Want voorwaar, Ik zeg u: vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord.

18
CANISIUS

Hoort gij dus, wat de gelijkenis van den zaaier betekent:

WILLIBRORD

Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:

19
CANISIUS

Als iemand het woord over het koninkrijk hoort en het niet wil verstaan, dan komt de boze en rooft weg, wat in zijn hart is gezaaid; dat is wat langs de weg is gezaaid.

WILLIBRORD

Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.

20
CANISIUS

En wat op de steengrond gezaaid werd is hij, die het woord verneemt en het terstond met vreugde aanvaardt;

WILLIBRORD

Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt:

21
CANISIUS

hij heeft echter geen wortel geschoten, maar is onstandvastig; en als er verdrukking of vervolging ontstaat om wille van het woord, is hij aanstonds geërgerd.

WILLIBRORD

maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.

22
CANISIUS

Wat in de doornen gezaaid werd, is hij, die wel luistert naar het woord; maar de beslommering van de wereld en het bedriegelijke van de rijkdom verstikken het woord. en het blijft zonder vrucht.

WILLIBRORD

Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten.

23
CANISIUS

Maar wat op de goede aarde gezaaid werd, is hij, die het woord verneemt en begrijpt, en die ook vruchten draagt; bij den een geeft het een honderd-, bij een ander een zestig-, bij een derde een dertigvoud.

WILLIBRORD

Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt: bij de één is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.”

24
CANISIUS

Een andere gelijkenis stelde Hij hun voor, en Hij sprak: Het rijk der hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijn akker zaaide.

WILLIBRORD

Een andere gelijkenis hield Hij hun voor: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid;

25
CANISIUS

Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid onder de tarwe, en ging heen.

WILLIBRORD

maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.

26
CANISIUS

Toen nu het graan was opgeschoten en vrucht had gezet, vertoonde zich ook het onkruid.

WILLIBRORD

Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien.

27
CANISIUS

Nu kwamen de dienaars van den heer des huizes, en zeiden: Heer, hebt ge geen goed zaad op uw akker gezaaid; waar komt dan het onkruid vandaan?

WILLIBRORD

Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?

28
CANISIUS

Hij zei hun: Een vijandig mens heeft dit gedaan. De dienaars zeiden tot hem: Wilt ge dus, dat we het gaan uitwieden?

WILLIBRORD

Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wilt ge dan dat we het bijeengaren?

29
CANISIUS

Maar hij antwoordde: Neen; want bij het uitwieden van het onkruid, zoudt gij ook de tarwe kunnen uittrekken.

WILLIBRORD

Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt.

30
CANISIUS

Laat beide opgroeien tot de oogst; in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bussels, om het te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn schuur. —

WILLIBRORD

Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.”

31
CANISIUS

Een andere gelijkenis stelde Hij hun voor, en sprak: Het rijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide.

WILLIBRORD

Een andere gelijkenis hield Hij hun voor: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide.

32
CANISIUS

Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het is opgewassen is het groter dan het tuingewas, en wordt het een boom, zodat de vogels in de lucht in zijn takken komen nestelen. —

WILLIBRORD

Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels uit de lucht in zijn takken komen nestelen.”

33
CANISIUS

Nog een andere gelijkenis sprak Hij tot hen: Het rijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw onder drie maten meel mengde, totdat het meel geheel was gegist.

WILLIBRORD

Nog een andere gelijkenis vertelde Hij hun: “Het Rijk der hemelen gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.”

34
CANISIUS

Dit alles zeide Jesus tot de menigte in gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak hij hun niet toe;

WILLIBRORD

Dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen en zonder gelijkenissen leerde Hij hun niets,

35
CANISIUS

opdat vervuld zou worden, wat door den profeet was voorzegd: "Ik zal mijn mond openen

WILLIBRORD

opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord: Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, Ik zal openbaren wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting der wereld.

36
CANISIUS

Toen Hij de menigte had laten gaan, keerde Hij naar huis terug. Nu kwamen zijn leerlingen naar Hem toe, en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid op de akker.

WILLIBRORD

Toen liet Hij de menigte gaan en keerde naar huis terug. Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden: “Leg ons de gelijkenis uit van dat onkruid op de akker.”

37
CANISIUS

Hij antwoordde hun: Die het goede zaad uitzaait, is de Mensenzoon;

WILLIBRORD

Hij gaf hun ten antwoord: “Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon;

38
CANISIUS

de akker is de wereld; het goede zaad zijn de kinderen van het rijk; het onkruid zijn de kinderen van den boze;

WILLIBRORD

de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk; het onkruid zijn de kinderen van het kwaad,

39
CANISIUS

de vijand, die het zaaide, is de duivel; de oogst is het einde der wereld; de maaiers zijn de engelen.

WILLIBRORD

en de vijand die het zaaide, is de duivel. De oogst is het einde van de wereld en de maaiers zijn de engelen.

40
CANISIUS

Zoals dus het onkruid verzameld en in het vuur wordt verbrand, zo zal het ook geschieden aan het einde der wereld.

WILLIBRORD

Zoals nu het onkruid wordt bijeengebracht en in het vuur verbrand, zo zal het ook gaan op het einde van de wereld.

41
CANISIUS

De Mensenzoon zal zijn engelen zenden. Ze zullen uit zijn rijk alle ergernisgevers verzamelen, en hen die ongerechtigheid plegen,

WILLIBRORD

De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen allen die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven

42
CANISIUS

en ze in de vuuroven werpen; daar zal geween zijn en gekners der tanden.

WILLIBRORD

om hen in de vuuroven te werpen, waar geween zal zijn en tandengeknars.

43
CANISIUS

Dan zullen de rechtvaardigen blinken als de zon in het rijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, hij hore.

WILLIBRORD

Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon. Wie oren heeft, hij luistere.

44
CANISIUS

Het rijk der hemelen is gelijk aan een schat, die in de akker begraven is. De man, die hem vindt, verbergt hem; en vol vreugde daarover gaat hij alles verkopen, wat hij bezit, en koopt die akker.

WILLIBRORD

Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.

45
CANISIUS

Nog is het rijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zocht.

WILLIBRORD

Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels.

46
CANISIUS

Toen hij een kostbare parel had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat, en kocht haar.

WILLIBRORD

Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.

47
CANISIUS

Nog is het rijk der hemelen gelijk aan een net, dat in de zee wordt uitgeworpen, en waarmee allerlei soort van vis wordt gevangen.

WILLIBRORD

Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een sleepnet dat in de zee geworpen, vissen van allerlei soort bijeenbracht.

48
CANISIUS

Toen het vol was, trok men het op het strand, zette zich neer, en zocht de goede vissen uit om ze in vaten te doen, maar de slechte gooide men weg.

WILLIBRORD

Toen het vol was trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen.

49
CANISIUS

Zo zal het ook gaan aan het einde der wereld. De engelen zullen uitgaan, en de bozen van de rechtvaardigen scheiden.

WILLIBRORD

Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken

50
CANISIUS

En zij zullen ze in de vuuroven werpen; daar zal geween zijn en gekners der tanden.

WILLIBRORD

en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars.

51
CANISIUS

Hebt gij dit alles begrepen? Ze zeiden Hem: Ja. En Hij zei hun:

WILLIBRORD

Hebt gij dit alles begrepen?” Zij antwoordden Hem: “Ja.”

52
CANISIUS

Zo is iedere schriftgeleerde, die onderwezen is in het rijk der hemelen, gelijk aan een huisvader, die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn brengt.

WILLIBRORD

Hij zij hun: “Daarom is iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen gelijk aan een huisvader die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.”

53
CANISIUS

Toen Jesus met deze gelijkenissen ten einde was, ging Hij heen.

WILLIBRORD

Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, ging Hij vandaar weg.

54
CANISIUS

Nadat Hij in zijn vaderstad was gekomen, onderrichtte Hij hen in hun synagoge. zodat ze verbaasd waren en zeiden: Waar heeft Hij die wijsheid en wonderkracht vandaan?

WILLIBRORD

Hij begaf zich naar zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge, zodat ze verbaasd zeiden: “Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen?

55
CANISIUS

Is Hij niet de zoon van den timmerman? Heet zijn moeder niet Maria, en zijn broers

WILLIBRORD

Is Hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas?

56
CANISIUS

En leven zijn zusters niet allen onder ons? Waar heeft Hij dan dit alles vandaan?

WILLIBRORD

Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan?”

57
CANISIUS

En ze ergerden zich aan Hem. Maar Jesus zeide hun: Een profeet wordt enkel in zijn geboortestad en in zijn eigen familie miskend.

WILLIBRORD

En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: “Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring.”

58
CANISIUS

En om hun ongeloof deed Hij er maar weinig wonderen.

WILLIBRORD

En wegens hun ongeloof deed Hij daar niet veel wonderen.