Markus 11

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Toen zij Jerusalem naderden, bij Bétfage en Betánië op de Olijfberg, zond Hij twee van zijn leerlingen vooruit,

WILLIBRORD

Toen zij Jeruzalem naderden in de richting van Betfage en Betanië op de Olijfberg, zond Hij twee van zijn leerlingen uit

2
CANISIUS

en zei tot hen: Gaat naar het dorp, dat tegenover u ligt. Zodra ge daar binnenkomt, zult ge er een veulen vinden vastgebonden, waarop nog geen mens heeft gezeten; maakt het los, en brengt het hier.

WILLIBRORD

met de opdracht: “Ga naar het dorp daar voor u, en bij uw binnenkomst is het eerste dat ge zult vinden een veulen dat vastgebonden staat en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt dat los en brengt het hier.

3
CANISIUS

Zo iemand u zegt: Wat doet ge daar? zegt dan: de Heer heeft het nodig, maar Hij stuurt

WILLIBRORD

En als iemand u de aanmerking maakt: Wat doet ge daar? antwoordt dan: De Heer heeft het nodig, maar Hij stuurt het spoedig weer hier terug.”

4
CANISIUS

Ze gingen heen, en vonden een veulen, vastgebonden voor de deur buiten op straat; en ze maakten het los.

WILLIBRORD

Zij gingen weg en vonden een veulen vastgebonden aan een deur, buiten op straat. Ze maakten het los,

5
CANISIUS

Enige omstanders zeiden tot hen: Wat hebt ge dat veulen los te maken?

WILLIBRORD

maar sommige mensen die daar in de buurt stonden riepen hun toe: “Wat doet ge daar, om zo maar dat veulen los te maken?”

6
CANISIUS

Ze antwoordden hun, zoals Jesus hun bevolen had; en men liet ze begaan

WILLIBRORD

Ze antwoordden zoals Jezus hun had gezegd en de mensen lieten hen ongemoeid.

7
CANISIUS

Ze brachten het veulen bij Jesus, en legden er hun mantels op; en Hij zette Zich daarop neer.

WILLIBRORD

Ze brachten het veulen bij Jezus, legden er hun mantels overheen en Hij ging erop zitten.

8
CANISIUS

Nu spreidden velen hun mantels over de weg, en anderen de groene twijgen, die ze op de velden hadden gekapt.

WILLIBRORD

Velen spreidden hun mantels op de weg uit, anderen groene takken die ze in het veld gekapt hadden.

9
CANISIUS

En zij, die voorop gingen en volgden, riepen: Hosanna!

WILLIBRORD

De mensen die Hem omstuwden, jubelden: “Hosanna; Gezegend de Komende in de naam des Heren;

10
CANISIUS

Gezegend die komt in de naam des Heren; Gezegend het rijk van onzen vader David, dat komt; Hosanna in den hogen!

WILLIBRORD

Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Hosanna in den hoge!”

11
CANISIUS

Zo trok Hij Jerusalem en de tempel binnen. En toen Hij alles had afgezien, en het intussen laat was geworden, keerde Hij met de twaalf naar Betánië terug.

WILLIBRORD

Zo trok Hij Jeruzalem binnen, de tempel in. Nadat Hij er alles in ogenschouw had genomen, keerde Hij, omdat het al laat was, met de twaalf naar Betanië terug.

12
CANISIUS

Toen zij de volgende dag uit Betánië vertrokken, kreeg Hij honger.

WILLIBRORD

Toen zij de volgende dag Betanië verlaten hadden, kreeg Hij honger.

13
CANISIUS

Van verre zag Hij een vijgeboom, die in het blad stond: Hij ging er heen, om te zien, of Hij er misschien iets aan kon vinden. Maar toen Hij er bij kwam, vond Hij er niets dan bladeren aan; want het was de tijd der vijgen niet.

WILLIBRORD

Hij zag in de verte een vijgenboom in blad staan en ging kijken of Hij er misschien iets aan kon vinden; maar bij de boom gekomen vond Hij niets dan blaren; het was trouwens niet de tijd van de vijgen.

14
CANISIUS

En Hij sprak tot hem: Nooit in der eeuwigheid eet iemand nog vruchten van u! Zijn leerlingen hoorden het.

WILLIBRORD

Daarom richtte Hij zich tot de boom en zei: “Niemand zal in eeuwigheid nog vruchten van je eten!” Zijn leerlingen hoorden dat.

15
CANISIUS

Zij kwamen in Jerusalem. Hij ging de tempel binnen, en begon er allen uit te drijven, die in de tempel verkochten en kochten; Hij smeet de tafels der wisselaars en de stoelen der duivenverkopers omver,

WILLIBRORD

Toen ze in Jeruzalem kwamen, ging Hij naar de tempel en begon de kopers en verkopers het tempelplein af te jagen. Hij wierp de tafels van de geldwisselaars en de stoeltjes van de duivenverkopers omver

16
CANISIUS

en liet niet toe, dat nog iemand koopwaar door de tempel droeg.

WILLIBRORD

en ook duldde Hij niet dat nog iemand enig voorwerp over het tempelplein droeg.

17
CANISIUS

En Hij leerde aldus: Staat er niet geschreven: "Mijn huis zal heten een huis van gebed

WILLIBRORD

En Hij gaf hun als verklaring: “Staat er niet geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd voor alle volkeren? Maar gij hebt er een rovershol van gemaakt.”

18
CANISIUS

De opperpriesters en schriftgeleerden hoorden het, en zochten een middel om Hem te doden; want ze waren bang voor Hem, daar al het volk in bewondering stond voor zijn leer.

WILLIBRORD

De hogepriesters en schriftgeleerden die dat gehoord hadden, zochten een mogelijkheid om Hem ter dood te brengen. Ze vreesden Hem namelijk, omdat heel het volk verrukt was over zijn leer.

19
CANISIUS

Tegen de avond verlieten ze de stad.

WILLIBRORD

In de avond verlieten zij de stad weer.

20
CANISIUS

De volgende morgen kwamen zij langs de vijgeboom, en zagen, dat hij van de wortel af was verdord.

WILLIBRORD

‘s Morgens kwamen zij langs de vijgenboom en zagen dat hij tot op de wortel verdord was.

21
CANISIUS

Petrus herinnerde zich het gebeurde, en sprak tot Hem: Rabbi, zie eens: de vijgeboom, die Gij gevloekt hebt, is verdord.

WILLIBRORD

Petrus dacht weer terug aan het gebeurde en zei: “Meester, kijk!” De vijgenboom die Gij vervloekt hebt, is verdord.”

22
CANISIUS

Jesus gaf hun ten antwoord: Hebt Godsgeloof!

WILLIBRORD

Jezus antwoordde hun: “Hebt geloof in God.

23
CANISIUS

Voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand zegt tot deze berg: Hef u op, en werp u in zee; als hij niet twijfelt in zijn hart, maar gelooft, dat er gebeurt wat hij zegt, dan zal het gebeuren.

WILLIBRORD

Voorwaar, Ik zeg u: Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee, en als hij in zijn hart niet twijfelt, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, voor hem zal het werkelijkheid worden.

24
CANISIUS

Daarom zeg Ik u: Zo gij iets vraagt in het gebed, gelooft dan, dat gij het verkrijgt; en gij zult het verkrijgen.

WILLIBRORD

Daarom zeg Ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen.

25
CANISIUS

Maar wanneer gij staat te bidden, en gij iets tegen iemand hebt, vergeeft het dan: opdat uw Vader, die in de hemel is, ook u uw zonden vergeeft.

WILLIBRORD

Hebt ge iets tegen iemand, terwijl ge staat te bidden, vergeeft het dan, opdat ook uw Vader in de hemel u uw tekortkomingen moge vergeven.”

26
CANISIUS

-

WILLIBRORD

-

27
CANISIUS

Zo kwamen zij weer in Jerusalem terug. En terwijl Hij rondwandelde in de tempel, traden de opperpriesters, schriftgeleerden en oudsten op Hem toe,

WILLIBRORD

Zij kwamen wederom in Jeruzalem. Terwijl Hij rondwandelde op het tempelplein, traden de hogepriesters en oudsten op Hem toe

28
CANISIUS

en zeiden tot Hem: Met wat recht doet Gij dit alles; of wie heeft U het recht gegeven, om dit te doen?

WILLIBRORD

en vroegen Hem: “Welke bevoegdheid hebt Gij om dit alles te doen? En wie heeft U die bevoegdheid dan daartoe gegeven?”

29
CANISIUS

Jesus sprak tot hen: Ook Ik zal U één vraag stellen; zo gij Mij daarop antwoordt, dan zal ook Ik u zeggen, met welk recht Ik dit alles doe.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: “Ik zal u een enkele vraag stellen en als gij Mij daar antwoord op geeft, zal Ik u op mijn beurt zeggen krachtens welke bevoegdheid Ik dit alles doe.

30
CANISIUS

Was het doopsel van Johannes van de hemel of van de mensen? Antwoordt Mij!

WILLIBRORD

Het doopsel van Johannes, kwam dat van de hemel of van de mensen? Geeft Mij daar een antwoord op.”

31
CANISIUS

Ze overlegden bij zichzelf: Zo we zeggen: "van de hemel", dan zal Hij antwoorden:

WILLIBRORD

Zij beraadslaagden onder elkaar: Als wij zeggen: van de hemel, dan zal Hij antwoorden: Waarom hebt gij hem dan geen geloof geschonken?

32
CANISIUS

Zouden we zeggen: "van de mensen"? ….Maar ze waren bang voor het volk; want allen

WILLIBRORD

Maar zeggen we: van de mensen?... Zij waren bang voor het volk, want iedereen hield Johannes voor een profeet.

33
CANISIUS

Ze gaven dus Jesus ten antwoord: We weten het niet. Nu sprak Jesus tot hen: Dan zeg Ik u evenmin, met welk recht Ik dit alles doe.

WILLIBRORD

Zij gaven Jezus dus ten antwoord: “Wij weten het niet.” Toen zei Jezus tot hen: “Dan zeg Ik u evenmin krachtens welke bevoegdheid Ik zo handel.”