Markus 10

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Toen vertrok Hij vandaar, en ging naar het gebied van Judea en naar het Overjordaanse. En weer kwam er veel volk naar Hem toe, en onderwees Hij hen, zoals Hij gewoon was.

WILLIBRORD

Hij vertrok nu vandaar en ging naar het gebied van Judea en het Overjordaanse. Ook daar kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe en als naar gewoonte onderrichtte Hij hen.

2
CANISIUS

Ook de farizeën kwamen naar Hem toe, en vroegen, om Hem op de proef te stellen, of een man zijn vrouw mag verstoten. Hij gaf hun ten antwoord:

WILLIBRORD

Er kwamen ook Farizeeën die Hem vroegen: “Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten?” Daarmee wilden zij Hem op de proef stellen.

3
CANISIUS

Wat heeft Moses u geboden?

WILLIBRORD

Hij antwoordde hun met een wedervraag: “Wat heeft Mozes u voorgeschreven?”

4
CANISIUS

Ze zeiden: Moses heeft toegestaan, een scheidingsbrief te schrijven, en haar zó te verstoten.

WILLIBRORD

Zij zeiden: “Mozes heeft toegestaan een scheidingsbrief op te stellen en haar weg te zenden.”

5
CANISIUS

Jesus antwoordde hun: Om de hardheid van uw gemoed heeft Moses u deze wet gegeven;

WILLIBRORD

Doch Jezus antwoordde hun: “Om de hardheid van uw hart heeft hij die bepaling voor u neergeschreven.

6
CANISIUS

maar van de aanvang der schepping af, heeft God hen man en vrouw gemaakt;

WILLIBRORD

Maar in het begin, bij de schepping, heeft God hen als man en vrouw gemaakt.

7
CANISIUS

daarom zal de mens vader en moeder verlaten,

WILLIBRORD

Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten

8
CANISIUS

en de twee zullen één vlees zijn. Ze zijn dus geen twee meer, maar één vlees.

WILLIBRORD

om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen een vlees worden. Zo zijn zij dus niet langer twee, een vlees als zij geworden zijn.

9
CANISIUS

Wat dus God heeft verenigd, dat scheide geen mens.

WILLIBRORD

Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.”

10
CANISIUS

Thuis ondervroegen zijn leerlingen Hem hierover opnieuw.

WILLIBRORD

Thuis ondervroegen de leerlingen Hem nogmaals daarover.

11
CANISIUS

En Hij sprak tot hen: Wie zijn vrouw verstoot, en een andere huwt, begaat echtbreuk tegen haar.

WILLIBRORD

Hij sprak tot hen: “Wie zijn vrouw wegzendt en een ander huwt, maakt zich tegenover haar schuldig aan echtbreuk.

12
CANISIUS

En wanneer een vrouw haar man verlaat en een anderen huwt, begaat ze echtbreuk.

WILLIBRORD

En wanneer zij haar man wegzendt en een ander huwt, begaat zij echtbreuk.”

13
CANISIUS

Nu bracht men kinderen naar Hem toe, opdat Hij ze zou aanraken. Maar de leerlingen wezen ze af.

WILLIBRORD

De mensen brachten kinderen bij Hem met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen ze af.

14
CANISIUS

Toen Jesus dit zag, werd Hij verstoord, en sprak Hij tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, en houdt ze niet tegen; want het koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zoals zij.

WILLIBRORD

Toen Jezus dat zag, zei Hij verontwaardigd: “Laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods.

15
CANISIUS

Voorwaar, Ik zeg u: Wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er niet ingaan.

WILLIBRORD

Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.”

16
CANISIUS

En Hij omhelsde ze, legde hun de handen op, en zegende hen.

WILLIBRORD

Daarop omarmde Hij ze en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde.

17
CANISIUS

En toen Hij Zich op weg begaf, kwam iemand toegelopen, knielde voor Hem neer, en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen, om het eeuwige leven te verkrijgen?

WILLIBRORD

Toen Hij zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”

18
CANISIUS

Jesus sprak tot hem: Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed, dan God alleen.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: “Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.

19
CANISIUS

Ge kent de geboden: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; gij zult niemand te kort doen; eer uw vader en moeder.

WILLIBRORD

Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.”

20
CANISIUS

Hij gaf hem ten antwoord: Meester, dit heb ik allemaal van mijn jeugd af onderhouden.

WILLIBRORD

Hij gaf Hem ten antwoord: “Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.”

21
CANISIUS

Toen zag Jesus hem teder aan, en sprak tot hem: Eén ding ontbreekt u nog. Ga heen, verkoop wat ge bezit, en geef het aan de armen; en ge zult een schat in de hemel bezitten. Kom dan, en volg Mij.

WILLIBRORD

Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: “Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.”

22
CANISIUS

Maar hij werd ontstemd bij dat woord, en ging treurig heen; want hij had veel bezittingen.

WILLIBRORD

Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.

23
CANISIUS

Nu zag Jesus om Zich heen, en sprak tot zijn leerlingen: Hoe moeilijk toch zullen zij, die rijkdommen bezitten, het koninkrijk Gods binnengaan.

WILLIBRORD

Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: “Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”

24
CANISIUS

De leerlingen waren verbaasd over zijn woorden. Maar Jesus hernam, en zeide tot hen: Kinderen, hoe moeilijk is het toch, het koninkrijk Gods binnen te gaan!

WILLIBRORD

De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus: “Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.

25
CANISIUS

Een kameel gaat makkelijker door het oog van een naald, dan een rijke in het koninkrijk Gods.

WILLIBRORD

Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.”

26
CANISIUS

Toen waren ze nog meer ontsteld, en zeiden bij zichzelf: Wie kan dan zalig worden?

WILLIBRORD

Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: “Wie kan dan nog gered worden?”

27
CANISIUS

Jesus zag hen aan, en sprak: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want bij God is alles mogelijk.

WILLIBRORD

Jezus keek hen aan en zei: “Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.

28
CANISIUS

Nu nam Petrus het woord, en zei: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd.

WILLIBRORD

Toen nam Petrus het woord en zei: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.”

29
CANISIUS

Jesus sprak: Voorwaar, Ik zeg u: Er is niemand, die huis, broers of zusters, vader of moeder, kinderen of akkers om Mij en om het evangelie verlaat,

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,

30
CANISIUS

of hij zal ontvangen: nu in deze wereld, zij het ook te midden van vervolgingen, het honderdvoud van huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers; en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.

WILLIBRORD

of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.

31
CANISIUS

Veel eersten zullen laatsten zijn, en laatsten zullen eersten zijn.

WILLIBRORD

Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.

32
CANISIUS

Zij waren nu op weg naar Jerusalem; Jesus ging voor hen uit, en zij volgden Hem, ontsteld en bevreesd. Hij nam de twaalf weer om Zich heen, en begon hun te zeggen, wat er met Hem zou gebeuren.

WILLIBRORD

Zij trokken voort, op weg naar Jeruzalem, en Jezus ging voor hen uit; zij waren ontdaan en ook die Hem volgden waren bevreesd. Hij nam opnieuw de twaalf terzijde en begon hun te spreken over wat Hem zou overkomen:

33
CANISIUS

Ziet, wij gaan naar Jerusalem op, en de Mensenzoon zal worden overgeleverd aan de opperpriesters en schriftgeleerden; en ze zullen Hem ter dood veroordelen. Ze zullen Hem overleveren aan de heidenen;

WILLIBRORD

“Wij gaan nu naar Jeruzalem waar de Mensenzoon aan de hogepriesters en schriftgeleerden zal worden overgeleverd. Zij zullen Hem ter dood veroordelen en aan de heidenen overleveren;

34
CANISIUS

men zal Hem bespotten, bespuwen, geselen en doden; maar na drie dagen zal Hij verrijzen.

WILLIBRORD

dezen zullen Hem bespotten en bespuwen, zij zullen Hem geselen en doden, maar drie dagen later zal Hij verrijzen.”

35
CANISIUS

Nu kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, naar Hem toe, en zeiden: Meester, we wensen, dat Gij voor ons doet, wat we U willen vragen.

WILLIBRORD

Toen kwamen de zonen van Zebedeüs, Jakobus en Johannes naar Hem toe en zeiden: “Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.”

36
CANISIUS

Hij zeide hun: Wat wenst gij, dat Ik voor u doe?

WILLIBRORD

Hij antwoordde hun: “Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?”

37
CANISIUS

Ze zeiden: Verleen ons, dat wij in uw heerlijkheid mogen zitten, de één aan uw rechter-, de ander aan uw linkerhand.

WILLIBRORD

Zij zeiden Hem: “Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter- en de ander aan uw linkerhand moge zitten.”

38
CANISIUS

Jesus sprak tot hen: Gij weet niet, wat gij vraagt. Kunt gij de kelk drinken, die Ik drink; of het doopsel ontvangen, waarmee Ik gedoopt word?

WILLIBRORD

Maar Jezus zei hun: “Ge weet niet wat ge vraagt. Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden waarmee Ik gedoopt word?”

39
CANISIUS

Ze zeiden Hem: Dat kunnen we. Jesus sprak tot hen: Gij zult wel de kelk drinken, die Ik drink, en het doopsel ontvangen, waarmee Ik gedoopt word;

WILLIBRORD

Zij antwoordden Hem: “Ja, dat kunnen wij.” “Inderdaad,” gaf Jezus toe, “de beker die Ik drink, zult gij drinken, en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word, zult gij gedoopt worden;

40
CANISIUS

maar zitten aan mijn rechter- of linkerhand kan Ik niet geven; dit is voor hem, wien het bereid is.

WILLIBRORD

maar het is niet aan Mij u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand, omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie dit is bereid.”

41
CANISIUS

Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze verontwaardigd op Jakobus en Johannes.

WILLIBRORD

Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.

42
CANISIUS

Maar Jesus riep hen naar Zich toe, en sprak tot hen: Gij weet, dat zij, die als vorsten worden beschouwd, over de volkeren heersen, en dat hun rijksgroten ze hun macht laten voelen.

WILLIBRORD

Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen: “Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden, hen met ijzeren vuist regeren en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.

43
CANISIUS

Zó moet het niet zijn onder u; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn;

WILLIBRORD

Dit mag bij u niet het geval zijn; wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn,

44
CANISIUS

en wie onder u de eerste wil zijn, moet aller dienstknecht wezen.

WILLIBRORD

en wie onder u de eerste wil zijn moet de slaaf van allen zijn,

45
CANISIUS

Ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en zijn leven te geven tot losprijs voor velen.

WILLIBRORD

want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.”

46
CANISIUS

Nu kwamen zij te Jericho aan. En toen Hij Jericho verliet, vergezeld van zijn leerlingen en een talrijke menigte, zat er een blinde bedelaar langs de weg: Bartimeüs, de zoon van Timeüs.

WILLIBRORD

Nu kwamen ze in Jericho. Maar toen Jezus vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte weer uit Jericho wegtrok, zat een blinde bedelaar, Bartimeüs, de zoon van Timeüs, langs de weg.

47
CANISIUS

Zodra hij hoorde, dat het Jesus van Názaret was. begon hij hard te roepen: Jesus, Zoon van David, ontferm U mijner!

WILLIBRORD

Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!”

48
CANISIUS

Velen vielen tegen hem uit, om hem tot zwijgen te brengen. Maar hij riep nog harder: Zoon van David, ontferm U mijner!

WILLIBRORD

Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder: “Zoon van David, heb medelijden met mij!”

49
CANISIUS

Jesus bleef staan, en sprak: Roept hem hier. Ze riepen den blinde, en zeiden tot hem: Houd moed, sta op; Hij roept u.

WILLIBRORD

Jezus bleef staan en zei: “Roep hem eens hier.” Ze riepen de blinde toe: “Heb goede moed! Sta op. Hij roept u.”

50
CANISIUS

Hij wierp zijn mantel weg, sprong overeind, en ging naar Jesus toe.

WILLIBRORD

Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe.

51
CANISIUS

Jesus sprak tot hem: Wat wilt ge, dat Ik voor u doe? De blinde zeide Hem: Rabboni,

WILLIBRORD

Jezus vroeg hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde Hem: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!”

52
CANISIUS

En Jesus sprak tot hem: Ga; uw geloof heeft u gered. En aanstonds zag hij weer, en volgde Hem op zijn weg.

WILLIBRORD

En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw geloof heeft u genezen.” Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.