Maleachi 2

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Daarom priesters, geldt voor u dit besluit:

WILLIBRORD

Daarom geldt voor u, priesters, dit besluit:

2
CANISIUS

Wanneer gij niet luistert, het niet ter harte wilt nemen, en geen eer brengt aan mijn Naam, dan slinger Ik over uzelf de vloek, en maak ook uw zegen tot vloek. Ja, Ik heb ze nu al tot vloek gemaakt, omdat gij het niet ter harte neemt!

WILLIBRORD

Wanneer gij niet luistert en wanneer gij u om de glorie van mijn naam niet bekommert - zegt Jahwe van de machten -, dan laat Ik de vloek over u komen, dan vervloek Ik de u gegeven zegen; voorwaar, Ik vervloek die, omdat gij er u toch niet om bekommert.

3
CANISIUS

Zie, Ik zal u de arm afslaan, en slinger u het vuil in het gezicht; men gooit u weg met het vuil van uw feesten.

WILLIBRORD

Ik zal uw arm krachteloos maken en Ik zal u de afval van uw feestoffers in het gezicht werpen, en daarmee zult ge worden weggebracht.

4
CANISIUS

Dan zult ge weten, dat Ik dit besluit aan u heb voltrokken, om mijn verbond met Levi gestand te doen, spreekt Jahweh der heirscharen.

WILLIBRORD

Dan zult gij weten, dat Ik dit besluit over u heb doen uitgaan, op grond van mijn verbond met Levi - zegt Jahwe van de legerscharen -.

5
CANISIUS

Mijn verbond met Levi hield in: leven en vrede. en Ik heb ze hem gegeven; vrees, en hij heeft Mij gevreesd, en gesidderd voor mijn Naam.

WILLIBRORD

Mijn verbond met hem betekende leven en vrede, en Ik heb hem die ook gegeven; het betekende vrees, en hij heeft Mij ook gevreesd en gebeefd voor mijn naam.

6
CANISIUS

De leer der waarheid was in zijn mond, en er kwam geen onrecht over zijn lippen; in vrede en oprechtheid heeft hij met Mij verkeerd, en velen van het kwaad weerhouden.

WILLIBRORD

De ware leer lag hen in de mond en over zijn lippen kwam geen ongerechtigheid; in vrede en rechtschapenheid heeft hij met Mij verkeerd en velen heeft hij van het kwade weerhouden.

7
CANISIUS

Waarachtig, de lippen van den priester moeten de wijsheid bewaren, uit zijn mond moet men onderricht vragen; want hij is een bode van Jahweh der heirscharen.

WILLIBRORD

En inderdaad: de lippen van de priester moeten de kennis bewaren en uit zijn mond verwacht men de leer, omdat hij een bode is van Jahwe van de machten.

8
CANISIUS

Maar zelf zijt gij afgeweken van de weg, en hebt vele anderen door uw lering doen struikelen; gij hebt het verbond met de Levieten geschonden, spreekt Jahweh der heirscharen!

WILLIBRORD

Gij echter zijt van de weg afgeweken en hebt door uw lering velen laten struikelen; gij hebt het verbond met Levi tenietgedaan, spreekt Jahwe van de machten.

9
CANISIUS

Ook daarom maak Ik u verachtelijk en eerloos bij heel het volk, juist zoals gij mijn wegen niet zijt gevolgd, en geen acht op mijn wet hebt geslagen!

WILLIBRORD

Daarom zal Ik zorgen dat gij bij het hele volk verguisd en versmaad wordt, omdat gij mijn wegen niet hebt bewandeld en in uw lering de mensen naar de ogen hebt gezien.

10
CANISIUS

Hebben wij niet allen één Vader; heeft niet dezelfde God ons geschapen? Waarom zijn

WILLIBRORD

Hebben wij niet allen één vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom bedriegen wij elkaar dan en schenden wij daarmee het verbond, dat met onze vaderen is gesloten?

11
CANISIUS

Juda is trouweloos, in Israël en Jerusalem wordt een gruwel bedreven! Ja, Juda heeft ontwijd wat Jahweh heilig is, en door Hem wordt bemind: door de dochter van een vreemden god te huwen.

WILLIBRORD

Juda heeft ontrouw gepleegd. In Israël en Jeruzalem is een gruwelijke daad bedreven. Want door de dochter van een vreemde god te huwen heeft Juda datgene geschonden wat aan Jahwe is toegeheiligd en wat Hem zo dierbaar is.

12
CANISIUS

Moge Jahweh voor den man, die zo iets durft bestaan, getuige, verdediger en offeraar aan Jahweh der heirscharen uit de tenten van Jakob laten verdwijnen!

WILLIBRORD

Moge Jahwe ieder, die voor deze man spreekt of getuigt of aan Jahwe van de machten een offer voor Hem brengt, uit de tenten van Jakob laten verdwijnen.

13
CANISIUS

Er is nog een tweede ding, dat ge doet. Gij bedekt het altaar van Jahweh met tranen, wenen en zuchten, omdat Hij niet op uw offer neerblikt, en niets met welgevallen uit uw handen aanvaardt.

WILLIBRORD

Er is ook nog iets anders dat gij doet. Onder gekerm en geklaag overstelpt gij het altaar van Jahwe met tranen, omdat Hij geen acht meer slaat op uw offergave en niets meer met welgevallen uit uw handen aanneemt.

14
CANISIUS

Ge vraagt: Waarom? Omdat Jahweh als aanklager staat tussen u en de vrouw uwer jeugd,

WILLIBRORD

Vraagt gij waarom? Omdat Jahwe de getuige is geweest bij u en de vrouw van uw jeugd, de vrouw, tegenover wie gij ontrouw hebt gepleegd, terwijl ze uw gezellin is en de vrouw van uw verbond.

15
CANISIUS

Heeft Hij ze niet tot één vlees en leven gemaakt? En wat wil dat éne? Kinderen Gods!

WILLIBRORD

Heeft de Ene haar niet voor hem gemaakt als zijn vlees en leven? En wat wil die Ene anders dan kinderen van God? Draagt dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw aan de vrouw van uw jeugd.

16
CANISIUS

Wie haat en verstoot, spreekt Jahweh, Israëls God, legt nog een onrecht boven zijn kleed, spreekt Jahweh der heirscharen! Draagt dus zorg voor uw leven, en weest niet ontrouw!

WILLIBRORD

Want als een man zijn vrouw uit haat wegzendt - zegt Jahwe, de God van Israël - bedekt hij onrecht met zijn kleed, zegt Jahwe van de machten. Draagt dus zorg voor uw leven en weest niet ontrouw.

17
CANISIUS

Gij hebt Jahweh door uw woorden vermoeid! Ge zegt: Waarmede hebben wij Hem dan vermoeid?

WILLIBRORD

Gij maakt Jahwe moe met uw woorden! Gij zegt: 'Hoe doen wij dat dan?' Doordat gij zegt: 'Ieder die kwaad doet staat bij Jahwe in de gunst; in zulke mensen heeft Hij welgevallen.' Of: 'Waar blijft de God van het recht?'