Lukas 19

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Nu kwam Hij Jericho binnen, en trok er doorheen.

WILLIBRORD

Hij ging nu Jericho binnen. Terwijl Hij er doorheen trok,

2
CANISIUS

En zie, daar was een man, Zacheüs geheten; hij was oppertolbeambte en rijk.

WILLIBRORD

poogde een zekere Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man,

3
CANISIUS

Hij wilde graag zien, wat voor een man Jesus was; maar door de menigte kon hij dat niet, want hij was klein van gestalte.

WILLIBRORD

te zien wie Jezus was. Maar hij slaagde daarin niet vanwege de menigte, want hij was klein van gestalte.

4
CANISIUS

Om Hem toch te kunnen zien, liep hij vooruit, en klom in een vijgeboom; want Hij moest daar voorbij.

WILLIBRORD

Om Hem toch te zien liep hij hard vooruit en klom in een wilde vijgenboom, omdat Jezus daarlangs zou komen.

5
CANISIUS

Toen Jesus daar langs kwam, keek Hij omhoog, en zei Hem: Zacheüs, kom vlug naar beneden; want vandaag moet Ik in uw huis verblijven.

WILLIBRORD

Toen Jezus bij de plaats kwam, keek Hij omhoog en zei tot hem: 'Zacheüs, klim vlug naar beneden, want vandaag moet ik in Uw huis te gast zijn.'

6
CANISIUS

En hij kwam vlug naar beneden, en ontving Hem met vreugde.

WILLIBRORD

Zacheüs kwam snel naar beneden en ontving Hem vol blijdschap.

7
CANISIUS

Allen zagen het; ze begonnen te morren, en zeiden: Bij een zondaar heeft Hij zijn intrek genomen.

WILLIBRORD

Allen zagen dat en merkten morrend op: 'Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen!'

8
CANISIUS

Maar Zacheüs kwam bij den Heer staan, en sprak: Zie Heer, de helft van mijn vermogen schenk ik aan de armen; en zo ik iemand te kort heb gedaan, geef ik het vierdubbel terug.

WILLIBRORD

Maar Zacheüs trad op de Heer toe en sprak: 'Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen; en als ik iemand iets afgeperst heb, geef ik het hem vierdubbel terug.'

9
CANISIUS

Jesus zeide tot hem: Heden is er heil over dit huis gekomen; ook hij is een kind van Abraham.

WILLIBRORD

Jezus sprak tot hem: 'Vandaag is dit huis heil ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham.

10
CANISIUS

Want de Mensenzoon is gekomen, om te zoeken en te redden wat verloren was.

WILLIBRORD

De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.'

11
CANISIUS

Daar ook de anderen dit hoorden, voegde Hij er een gelijkenis aan toe, omdat Hij dicht bij Jerusalem was, en men nu dacht, dat het koninkrijk Gods terstond zou verschijnen.

WILLIBRORD

Toen men dit hoorde, voegde Hij er nog een gelijkenis aan toe, daar Hij dichtbij Jeruzalem was en men meende, dat het Rijk Gods onmiddellijk ging verschijnen.

12
CANISIUS

Hij sprak dus: Een man van hoge geboorte reisde eens naar een ver land, om er de koninklijke waardigheid te ontvangen, en dan terug te keren.

WILLIBRORD

Hij zei dus: 'Een man van hoge geboorte ging op reis naar een ver land om het koningschap te verkrijgen en dan terug te keren.

13
CANISIUS

Hij riep tien van zijn dienaars, gaf hun tien ponden, en zei hun:Drijft er handel mee, tot ik terugkom.

WILLIBRORD

Hij riep tien van zijn dienaars, gaf hun tien pond en sprak tot hen: Doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee.

14
CANISIUS

Zijn landgenoten haatten hem echter, en zonden hem een gezantschap achterna met de opdracht: We willen hem niet als koning over ons.

WILLIBRORD

Zijn landgenoten evenwel haatten hem en stuurden hem een gezantschap achterna om te zeggen: Wij willen niet, dat deze man koning over ons wordt.

15
CANISIUS

Toen hij nu de koninklijke waardigheid had ontvangen, keerde hij terug, en liet de dienaars ontbieden, wien hij het geld had gegeven, om te vernemen, wat voor zaken ze hadden gedreven.

WILLIBRORD

Toen hij, na het koningschap toch verkregen te hebben, was teruggekeerd, liet hij die dienaars roepen aan wie hij zijn geld gegeven had; hij wilde weten, wat ieder voor zaken gedaan had.

16
CANISIUS

De eerste verscheen en sprak: Heer, uw pond heeft tien pond winst opgeleverd.

WILLIBRORD

De eerste kwam en zei: Heer, uw pond heeft er tien opgeleverd.

17
CANISIUS

Hij zei hem: Heel best, goede knecht; omdat ge over weinig getrouw zijt geweest, ontvang het bestuur over tien steden.

WILLIBRORD

Hij antwoordde: Uitstekend, goede dienaar! Omdat gij in iets kleins trouw zijt geweest, zult gij gezag hebben over tien steden.

18
CANISIUS

De tweede kwam, en sprak: Heer, uw pond heeft vijf pond opgebracht.

WILLIBRORD

Daarop kwam de tweede en sprak: Heer, uw pond heeft er vijf opgebracht.

19
CANISIUS

Tot hem zeide hij: Voer ook gij het bewind over vijf steden.

WILLIBRORD

Ook hem antwoordde hij: En gij, gij zult macht hebben over vijf steden.

20
CANISIUS

Nu kwam ook de derde en sprak: Heer, hier is uw pond; ik heb het zorgvuldig in een doek opgeborgen.

WILLIBRORD

Toen kwam de derde en zei: Heer, hier is uw pond; ik heb dit weggestopt in een doek en zo bewaard;

21
CANISIUS

Want ik was bang voor u, omdat ge een streng man zijt. Ge vordert op, wat ge niet hebt gegeven, en ge maait wat ge niet hebt gezaaid.

WILLIBRORD

ik had angst voor u, omdat ge een streng man zijt, die terugeist wat ge niet hebt uitgezet en oogst wat ge niet hebt gezaaid.

22
CANISIUS

Hij zei hem: Met uw eigen woorden zal ik u oordelen, boze knecht. Ge wist, dat ik een streng man ben; dat ik opvorder wat ik niet heb gegeven, en maai wat ik niet heb gezaaid.

WILLIBRORD

Aan hem antwoordde hij: Met je eigen woorden zal ik je veroordelen, slechte knecht. Je wist, dat ik een streng man ben, die terugeist wat ik niet uitgezet en oogst wat ik niet gezaaid heb.

23
CANISIUS

Waarom hebt ge dan mijn geld niet uitgezet op de bank; dan zou ik het bij mijn komst met rente hebben teruggekregen.

WILLIBRORD

Waarom heb je dan mijn geld niet naar de bank gebracht? Dan had ik het bij mijn terugkomst met rente kunnen opvragen.

24
CANISIUS

En tot de omstanders zeide hij: Neemt hem het pond af, en geeft het aan hem, die de tien ponden heeft.

WILLIBRORD

En aan degenen die erbij stonden, beval hij: Neemt hem dat pond af en geeft het aan hem die de tien ponden heeft.

25
CANISIUS

Ze zeiden hem: Heer, hij heeft reeds tien pond.

WILLIBRORD

Ze wierpen op: Heer, die heeft al tien ponden.

26
CANISIUS

Ik zeg u: Wie heeft, aan hem zal worden gegeven; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden wat hij bezit.

WILLIBRORD

Ik zeg u: Aan ieder die heeft, zal gegeven worden; maar aan wie niet heeft, zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.

27
CANISIUS

En wat mijn vijanden aangaat, die me niet tot koning over zich wilden, brengt ze hier, en steekt ze voor mijn ogen neer.

WILLIBRORD

En die vijanden van mij, die mensen die niet wilden dat ik koning over hen werd: brengt ze hier en steekt ze voor mijn ogen neer.'

28
CANISIUS

Na deze woorden ging Hij voorop, en trok naar Jerusalem.

WILLIBRORD

Nadat Jezus deze woorden gesproken had, trok Hij verder en ging op naar Jeruzalem.

29
CANISIUS

En toen Hij Bétfage en Betánië was genaderd, op de berg, die de Olijfberg heet, zond Hij twee van zijn leerlingen vooruit,

WILLIBRORD

Toen Hij Betfage en Betanië naderde, zond Hij twee van zijn leerlingen

30
CANISIUS

en sprak: Gaat naar het dorp hier tegenover; zodra gij er binnen komt, zult gij er een veulen vinden, dat vastgebonden is, en waarop nog geen mens heeft gezeten; maakt het los, en brengt het hier.

WILLIBRORD

met de opdracht: 'Gaat naar het dorp daar voor u. Bij uw binnenkomst zult ge een veulen vinden dat vastgebonden staat en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt het los en brengt het hier.

31
CANISIUS

En zo iemand u vraagt: Waarom maakt gij het los? moet gij hem zeggen: De Heer heeft

WILLIBRORD

Mocht iemand u vragen: Waarom maakt ge het los? Dan moet ge zeggen: De Heer heeft het nodig.'

32
CANISIUS

Zij die vooruit werden gezonden, gingen er heen, en vonden het, zoals Hij het hun had gezegd.

WILLIBRORD

Zij die gestuurd waren, gingen weg en bevonden het zoals Hij hun gezegd had.

33
CANISIUS

Toen ze het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars tot hen: Waarom maakt gij het veulen los?

WILLIBRORD

Toen ze het veulen losmaakten, vroegen hun de eigenaars: 'Waarom maakt ge het veulen los?'

34
CANISIUS

Ze zeiden: De Heer heeft het nodig.

WILLIBRORD

Zij antwoordden: 'De Heer heeft het nodig.'

35
CANISIUS

En ze brachten het veulen bij Jesus, legden er hun mantels over heen, en hielpen Jesus er op.

WILLIBRORD

Ze brachten het veulen bij Jezus, wierpen er hun mantels overheen en hielpen Jezus erop.

36
CANISIUS

Terwijl Hij voortreed, spreidden ze hun mantels uit over de weg.

WILLIBRORD

Terwijl Hij voorttrok, spreidden ze hun mantels op de weg uit.

37
CANISIUS

En toen Hij reeds aan de helling van de Olijfberg was gekomen, begon heel de groep van leerlingen vol blijdschap met luider stem God te verheerlijken om al de wonderen, die ze hadden aanschouwd;

WILLIBRORD

Toen Hij (de stad) naderde, begon heel de menigte van zijn leerlingen, reeds op de helling van de Olijfberg, opgetogen en met luider stem God te prijzen wegens alle wonderen die zij gezien hadden,

38
CANISIUS

en ze zeiden: Gezegend de Koning, Die komt in de naam des Heren! Vrede in de hemel, En glorie in den hogen!

WILLIBRORD

zij riepen: 'Gezegend de Koning, die komt in de Naam des Heren! Vrede in de hemel en eer in den hoge!'

39
CANISIUS

Enige farizeën uit de menigte zeiden tot Hem: Meester, breng uw leerlingen tot bezinning.

WILLIBRORD

Enige farizeeën onder het volk zeiden tot Hem: 'Meester geef uw leerlingen een terechtwijzing.'

40
CANISIUS

Maar Hij gaf hun ten antwoord: Ik zeg u: Als zij zwijgen, dan zullen de stenen gaan roepen.

WILLIBRORD

Hij antwoordde: 'Ik zeg u: Als zij zwijgen zullen de stenen roepen.'

41
CANISIUS

En toen Hij de stad naderde en haar zag, weende Hij over haar, en sprak:

WILLIBRORD

En toen Hij naderbij kwam, liet Hij zijn blik over de stad gaan en weende over haar,

42
CANISIUS

Ach, mocht ook gij op deze dag nog erkennen, wat u tot vrede strekt; maar dat is thans voor uw ogen verborgen!

WILLIBRORD

terwijl Hij zei: 'Mocht ook gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt! Maar nu is dat voor uw ogen verborgen.

43
CANISIUS

Waarachtig, er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal om u werpen, u omsingelen, en u van alle kanten benauwen;

WILLIBRORD

Er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal tegen u opwerpen, u omsingelen en u van alle kanten insluiten;

44
CANISIUS

dat ze u zullen verdelgen, u en uw kinderen, die in u wonen; en dat ze bij u geen steen op de andere zullen laten, omdat ge uw tijd van ontferming niet hebt erkend.

WILLIBRORD

zij zullen u met uw kinderen die in u wonen, neersmakken en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd, waarin barmhartig op u werd neergezien, niet hebt erkend.'

45
CANISIUS

Toen trad Hij de tempel binnen, en begon er de kooplieden uit te drijven.

WILLIBRORD

Toen Hij de tempel binnenging, begon Hij de verkopers eruit te jagen,

46
CANISIUS

Hij zei hun: Er staat geschreven: "Mijn huis is een huis van gebed; maar gij hebt

WILLIBRORD

terwijl Hij tot hen zei: 'Er staat geschreven: Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar gij hebt er een rovershol van gemaakt.'

47
CANISIUS

Nu leerde Hij dagelijks in de tempel. Maar de opperpriesters, schriftgeleerden en de hoofden van het volk zochten Hem te doden.

WILLIBRORD

Dagelijks gaf Hij in de tempel onderricht. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de vooraanstaanden van het volk zochten een gelegenheid om Hem ter dood te brengen,

48
CANISIUS

Ze vonden echter geen middel, om hun plan ten uitvoer te brengen; want al het volk hing Hem aan, en luisterde naar Hem.

WILLIBRORD

maar zij zagen geen kans om wat dan ook te doen, want al het volk hing aan zijn lippen.