Lukas 18

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Hij zeide hun nog een gelijkenis over de noodzakelijkheid, om altijd te bidden, en nooit de moed te verliezen.

WILLIBRORD

Hij leerde hun in een gelijkenis dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen.

2
CANISIUS

Hij sprak: In zekere stad was een rechter, die God niet vreesde, en zich aan de mensen niet stoorde.

WILLIBRORD

Hij zei: 'Er was eens in een zekere stad een rechter, die zich om God noch gebod bekommerde.

3
CANISIUS

Ook was er een weduwe in die stad, die naar hem toe ging, en sprak: Verschaf me recht tegenover mijn tegenpartij.

WILLIBRORD

Er was ook een weduwe in die stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander.

4
CANISIUS

Een tijd lang wilde hij niet. Maar later zei hij bij zichzelf: Ofschoon ik God niet vrees en me aan de mensen niet stoor,

WILLIBRORD

Een tijdlang wilde hij niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij om God noch gebod,

5
CANISIUS

zal ik toch die weduwe maar recht doen, omdat ze mij lastig valt, en anders me eindeloos komt vervelen.

WILLIBRORD

toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.'

6
CANISIUS

En de Heer sprak: Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt.

WILLIBRORD

En de Heer sprak: 'Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt!

7
CANISIUS

En zou God dan aan zijn uitverkorenen geen recht doen, die dag en nacht tot Hem roepen?

WILLIBRORD

Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen en naar wie Hij genadig luistert?

8
CANISIUS

Ik zeg u: Hij zal hun recht doen met spoed. Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst wel geloof op aarde vinden?

WILLIBRORD

Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen. Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?”

9
CANISIUS

Nog sprak Hij deze gelijkenis tegen hen, die van eigen gerechtigheid overtuigd zijn, en anderen verachten.

WILLIBRORD

Met het oog op sommigen, die overtuigd van eigen gerechtigheid, de anderen minachtten, vertelde Hij de volgende gelijkenis.

10
CANISIUS

Twee mensen gingen op naar de tempel, om er te bidden: de één was een farizeër, de ander een tollenaar.

WILLIBRORD

'Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een farizeeër en de andere een tollenaar.

11
CANISIUS

De farizeër stond recht overeind, en bad bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet ben als de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar ginds.

WILLIBRORD

De farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank u dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar.

12
CANISIUS

Ik vast tweemaal per week, en geef tienden van al wat ik bezit.

WILLIBRORD

Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.

13
CANISIUS

Maar de tollenaar bleef op een afstand, en durfde zelfs zijn ogen niet ten hemel heffen; hij sloeg zich op de borst, en sprak: O God, wees mij, zondaar, genadig.

WILLIBRORD

Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs niet zijn ogen opheffen naar de hemel; maar hij klopte zich op de borst, en zei: God wees mij, zondaar, genadig.

14
CANISIUS

Ik zeg u: Deze ging gerechtvaardigd naar huis, in plaats van den andere. Want wie zich verheft zal vernederd, en wie zich vernedert, zal verheven worden.

WILLIBRORD

Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere, want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden.'

15
CANISIUS

Men bracht zelfs de kinderen naar Hem toe, opdat Hij ze aanraken zou. Toen de leerlingen dit zagen, wezen ze hen af.

WILLIBRORD

De mensen brachten ook de kinderen bij Hem met de bedoeling, dat Hij ze zou aanraken. Bars wezen de leerlingen ze echter af, toen ze dit zagen.

16
CANISIUS

Maar Jesus riep ze naar Zich toe, en sprak: Laat de kinderen bij Mij komen, en houdt ze niet tegen. Want het koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zoals zij.

WILLIBRORD

Maar Jezus riep ze bij zich, terwijl Hij zei: 'Laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen, want aan hen die zijn zoals zij, behoort het Koninkrijk Gods.

17
CANISIUS

Voorwaar, Ik zeg u: Wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er niet ingaan.

WILLIBRORD

Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.'

18
CANISIUS

Een heel voornaam man ondervroeg Hem, en sprak: Goede Meester, wat moet ik doen, om het eeuwige leven te verkrijgen?

WILLIBRORD

Een aanzienlijk man stelde Hem deze vraag: 'Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?'

19
CANISIUS

Jesus zeide hem: Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed, dan God alleen.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: 'Waarom, noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.

20
CANISIUS

Ge kent de geboden: "Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doodslaan; gij zult

WILLIBRORD

Ge kent de geboden: Gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, eer uw vader en uw moeder.'

21
CANISIUS

Hij antwoordde: Dit alles heb ik onderhouden reeds van mijn jeugd af

WILLIBRORD

Hij gaf Hem ten antwoord: 'Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.'

22
CANISIUS

Toen Jesus dit hoorde, zeide Hij hem: Eén ding ontbreekt u nog; verkoop wat ge bezit, geef het aan de armen, en ge zult een schat in de hemel bezitten. Kom dan, en volg Mij.

WILLIBRORD

Toen Jezus dit hoorde, zei Hij tot hem: 'Toch ontbreekt u één ding: verkoop alles wat ge bezit en deel het uit aan de armen; daarna zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.'

23
CANISIUS

Maar toen hij dit hoorde, werd hij bedroefd; want hij was zeer rijk.

WILLIBRORD

Maar toen hij dat hoorde, was hij zeer ontdaan, want hij was heel rijk.

24
CANISIUS

Toen Jesus zijn droefheid zag, zeide Hij: Hoe moeilijk zullen zij, die rijkdommen bezitten, het koninkrijk Gods binnengaan.

WILLIBRORD

Toen Jezus dit zag, zei Hij: 'Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!

25
CANISIUS

Een kameel gaat gemakkelijker door het oog van een naald, dan een rijke in het koninkrijk Gods.

WILLIBRORD

Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.'

26
CANISIUS

De toehoorders zeiden: Wie kan dan zalig worden?

WILLIBRORD

De mensen die dit hoorden vroegen: 'Wie kan dan nog gered worden?'

27
CANISIUS

Hij sprak: Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God.

WILLIBRORD

Hij sprak: 'Wat niet in de macht der mensen ligt, ligt wel in die van God.'

28
CANISIUS

Toen zei Petrus: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd.

WILLIBRORD

Daarop zei Petrus: 'Zie, wij hebben ons eigendom prijsgegeven om U te volgen.'

29
CANISIUS

Hij zei hun: Voorwaar, Ik zeg u: Er is niemand, die huis, ouders of broers, vrouw of kinderen verlaat om het koninkrijk Gods,

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: 'Voorwaar Ik zeg u: er is niemand die huis of vrouw, broers, ouders of kinderen omwille van het Rijk Gods heeft prijsgegeven,

30
CANISIUS

of hij zal veel meer terug ontvangen in deze tijd, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.

WILLIBRORD

of hij ontvangt het in deze tijd dubbel en dwars terug en in de toekomstige wereld het eeuwig leven.'

31
CANISIUS

Nu nam Hij het twaalftal ter zijde, en sprak tot hen: Zie, wij gaan op naar Jerusalem; en alles wat door de profeten over den Mensenzoon is geschreven, zal worden vervuld.

WILLIBRORD

Hij nam de twaalf terzijde en sprak tot hen: 'Wij trekken nu op naar Jeruzalem. Daar zal aan de Mensenzoon alles vervuld worden, wat door de profeten geschreven is.

32
CANISIUS

Want Hij zal worden overgeleverd aan de heidenen; Hij zal worden bespot, mishandeld, bespuwd.

WILLIBRORD

Hij zal aan de heidenen worden overgeleverd en bespot, mishandeld en bespuwd worden.

33
CANISIUS

Men zal Hem geselen en doden; maar op de derde dag zal Hij verrijzen.

WILLIBRORD

Zij zullen Hem geselen en ter dood brengen, maar op de derde dag zal Hij verrijzen.'

34
CANISIUS

Ze begrepen er niets van; dit woord bleef hun duister, en ze verstonden niet wat er gezegd werd.

WILLIBRORD

Zij begrepen er niets van; die uitspraak bleef hun duister, en wat Hij zei konden zij niet volgen.

35
CANISIUS

Toen Hij nu Jericho naderde, zat er een blinde te bedelen langs de weg.

WILLIBRORD

Toen Jezus Jericho naderde, zat er langs de weg een blinde te bedelen.

36
CANISIUS

Hij hoorde de menigte voorbijgaan, en vroeg, wat er gebeurde.

WILLIBRORD

Hij hoorde veel volk voorbijtrekken en vroeg wat er te doen was.

37
CANISIUS

Men vertelde hem, dat Jesus van Názaret voorbijkwam.

WILLIBRORD

Men vertelde hem dat Jezus de Nazoreeër voorbijging.

38
CANISIUS

Toen riep hij luide: Jesus, Zoon van David, ontferm U mijner.

WILLIBRORD

Nu begon hij te roepen: 'Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!'

39
CANISIUS

Zij, die vooropgingen, vielen ruw tegen hem uit, om hem tot zwijgen te brengen. Maar hij riep nog harder: Zoon van David, ontferm U mijner.

WILLIBRORD

Die voorop liepen snauwden hem toe te zwijgen; maar hij riep nog veel harder: 'Zoon van David, heb medelijden met mij!'

40
CANISIUS

Jesus bleef staan, en liet hem bij Zich brengen. En toen hij genaderd was, vroeg Hij hem:

WILLIBRORD

Jezus bleef staan en gebood dat hij bij Hem gebracht zou worden. Toen de blinde naderbij gekomen was, vroeg Jezus hem:

41
CANISIUS

Wat wilt ge, dat Ik voor u doe? Hij sprak: Heer, dat ik zien zal!

WILLIBRORD

'Wat wilt ge dat Ik voor u doe?' Hij antwoordde: 'Heer, maak dat ik zien kan!'

42
CANISIUS

Jesus zeide hem: Zie! Uw geloof heeft u gered.

WILLIBRORD

Jezus sprak tot hem: 'Word ziende! Uw geloof heeft u genezen.'

43
CANISIUS

En aanstonds zag hij, volgde Hem, en verheerlijkte God. Al het volk zag het, en bracht glorie aan God.

WILLIBRORD

En terstond kon hij zien en volgde Hem, terwijl hij God verheerlijkte. Toen heel het volk dat zag, bracht het eer aan God.