Lukas 17

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Nog sprak Hij tot zijn leerlingen: Het is onvermijdelijk, dat er ergernissen komen; maar wee hem, door wien ze komen.

WILLIBRORD

Hij sprak tot zijn leerlingen: 'Dat er ergernissen komen is onvermijdelijk, maar wee de mens door wiens toedoen ze komen.

2
CANISIUS

Het ware hem beter, dat hem een molensteen om de hals werd gehangen, en hij zó in de zee werd geworpen, dan dat hij aan een dezer kleinen ergernis geeft.

WILLIBRORD

Het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp, dan dat hij aan een van deze kleinen aanstoot geeft.

3
CANISIUS

Neemt u in acht. Als uw broeder zondigt, berisp hem; en als hij tot inkeer komt, vergeef hem.

WILLIBRORD

Wacht u daarvoor. Als uw broeder gezondigd heeft, geef hem een berisping; toont hij dan spijt, vergeef het hem.

4
CANISIUS

En als hij zevenmaal daags tegen u misdoet en zevenmaal tot u terugkeert, en zegt: Het spijt me: dan moet ge hem vergeven.

WILLIBRORD

Al misdoet hij zevenmaal per dag tegen u, maar zevenmaal ook wendt hij zich tot u met de woorden: Het spijt me, dan moet ge hem vergeven.'

5
CANISIUS

En de apostelen zeiden tot den Heer: Vermeerder ons geloof.

WILLIBRORD

De apostelen zeiden nu tot de Heer: 'Geef ons meer geloof.'

6
CANISIUS

En de Heer sprak: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaadje, dan zoudt gij tot deze moerbei zeggen: Trek uw wortels uit, en plant u in zee; en hij zou u gehoorzamen.

WILLIBRORD

De Heer antwoordde: 'Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen.

7
CANISIUS

Wie van u, die een knecht heeft, ploeger of veehoeder, zal tot hem zeggen. als hij thuis komt van het veld: Kom gauw hier aan tafel?

WILLIBRORD

Wie van u zal tot de knecht die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder bij diens thuiskomst van het land zeggen: Kom meteen aan tafel en tast toe?

8
CANISIUS

Neen; zal hij niet tot hem zeggen: Maak mijn eten klaar; omgord u, en bedien me, totdat ik klaar ben met eten en drinken; daarna kunt ge zelf eten en drinken?

WILLIBRORD

Zal hij niet eerder zeggen: Maak mijn maaltijd klaar, omgord je en bedien mij terwijl ik eet en drink; daarna kun je zelf eten en drinken?

9
CANISIUS

Is hij den knecht soms dankbaar, omdat hij deed wat bevolen was?

WILLIBRORD

Moet hij die knecht soms dankbaar zijn, omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen?

10
CANISIUS

Zo moet ook gij, wanneer gij alles gedaan hebt wat u bevolen is, nog zeggen: We zijn onnutte knechten; we hebben alleen maar gedaan, wat we moesten doen.

WILLIBRORD

Zo is het ook met u: wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan: Wij zijn onnutte knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.'

11
CANISIUS

Op zijn reis naar Jerusalem trok Hij langs de grens van Samaria en Galilea heen.

WILLIBRORD

Op zijn reis naar Jeruzalem trok Hij door het grensgebied van Samaria en Galilea.

12
CANISIUS

Toen Hij zeker dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet. Ze bleven op een afstand staan,

WILLIBRORD

Toen Hij een dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op een grote afstand staan

13
CANISIUS

en riepen luid: Jesus, Meester, ontferm U onzer.

WILLIBRORD

en riepen luidkeels: 'Jezus, Meester, ontferm U over ons!'

14
CANISIUS

Toen Hij ze zag, zei Hij hun: Gaat heen, vertoont u aan de priesters. En terwijl ze er heen gingen, werden ze rein.

WILLIBRORD

Hij zag hen en sprak: 'Gaat u laten zien aan de priesters.' En onderweg werden ze gereinigd.

15
CANISIUS

Eén van hen keerde terug, zodra hij zich genezen zag. Met luider stem verheerlijkte hij God;

WILLIBRORD

Een van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, en verheerlijkte God met luider stem.

16
CANISIUS

en hij viel op zijn aangezicht neer voor zijn voeten, en dankte Hem: en dat was een Samaritaan.

WILLIBRORD

Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer, en deze man was een Samaritaan.

17
CANISIUS

Nu nam Jesus het woord, en sprak: Zijn er geen tien gereinigd? Waar zijn de negen

WILLIBRORD

Hierop vroeg Jezus: 'Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen?

18
CANISIUS

Heeft men niemand anders terug zien keren, om eer te brengen aan God, dan dezen vreemdeling alleen?

WILLIBRORD

Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?'

19
CANISIUS

En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u gered.

WILLIBRORD

En Hij sprak tot hem: 'Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.'

20
CANISIUS

De farizeën vroegen Hem: Wanneer komt het koninkrijk Gods? Hij gaf hun ten antwoord:

WILLIBRORD

Toen Hem door de farizeeën de vraag werd gesteld, wanneer het Rijk Gods zou komen, gaf Hij hun ten antwoord: 'De komst van het Rijk Gods kunt ge niet waarnemen.

21
CANISIUS

Men zal niet zeggen: Zie, hier is het; zie, daar is het. Want zie, het koninkrijk Gods is midden onder u.

WILLIBRORD

Men kan niet zeggen: Kijk, hier is het, of daar is het. Want het Rijk Gods is midden onder u.'

22
CANISIUS

Nu sprak Hij tot zijn leerlingen: Er zullen dagen komen, dat gij zult wensen, één der dagen van den Mensenzoon te zien; en gij zult Hem niet zien.

WILLIBRORD

Hij zei tot zijn leerlingen: 'Er zal een tijd komen dat gij zult wensen een dag van de Mensenzoon te zien, maar gij zult de Mensenzoon niet zien.

23
CANISIUS

Men zal tot u zeggen: Zie, ginds is Hij; zie, hier is Hij. Gaat er niet heen, en loopt niemand na.

WILLIBRORD

Als men u zal zeggen: Zie, Hij is daar of: Zie, Hij is hier, gaat er dan niet naar toe en volgt ze niet.

24
CANISIUS

Want zoals de bliksem flikkert, en van de ene kant van de hemel naar de andere flitst, zó zal de Mensenzoon er zijn op zijn dag.

WILLIBRORD

Want wanneer zijn dag komt, zal de Mensenzoon zijn als de opflitsende bliksem, die schittert van het ene einde van de hemel tot het andere.

25
CANISIUS

Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen worden door dit geslacht.

WILLIBRORD

Maar eerst moet Hij veel lijden en door dit geslacht verworpen worden.

26
CANISIUS

En zoals het was in de dagen van Noë, zo zal het ook in de dagen van den Mensenzoon zijn.

WILLIBRORD

En zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon.

27
CANISIUS

Men at en dronk, huwde en huwde uit, tot op de dag, dat Noë de ark binnentrad, en de zondvloed kwam en allen verzwolg.

WILLIBRORD

Zij aten en dronken, huwden en werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam, die allen verdelgde.

28
CANISIUS

Of zoals het was in de dagen van Lot: men at en dronk, kocht en verkocht, plantte en bouwde.

WILLIBRORD

Of zoals het was in de dagen van Lot; zij aten en dronken, kochten en verkochten, plantten en bouwden,

29
CANISIUS

Maar op de dag, dat Lot uit Sódoma ging, liet God het vuur en zwavel uit de hemel regenen, en verdelgde allen.

WILLIBRORD

maar op de dag dat Lot uit Sodom vertrok, regende het uit de hemel brandende zwavel, die allen verdelgde,

30
CANISIUS

Zo zal het ook gaan op de dag, waarop de Mensenzoon verschijnt.

WILLIBRORD

zo zal het ook zijn op de dag waarop de Mensenzoon zich openbaart.

31
CANISIUS

Wie die dag op het dakterras is en zijn meubels in huis heeft hij dale niet af, om ze mee te nemen; en wie op het veld is, kere niet terug.

WILLIBRORD

Wie die dag zich op het dak bevindt, terwijl zijn bezittingen binnenshuis zijn, moet niet naar beneden komen om ze te halen, en zo moet wie op het land is, niet terugkeren.

32
CANISIUS

Denkt aan de vrouw van Lot.

WILLIBRORD

Denkt aan de vrouw van Lot.

33
CANISIUS

Wie zijn leven tracht te redden, zal het verliezen; en wie het verliest, zal het behouden.

WILLIBRORD

Wie zijn leven tracht te redden, zal het verliezen en wie het verliest, zal het behouden.

34
CANISIUS

Ik zeg u: In die nacht zullen er twee op één bed liggen: de een wordt opgenomen, de ander achtergelaten;

WILLIBRORD

Ik zeg u: als er in die nacht twee in een bed liggen, zal de een worden meegenomen en de ander achtergelaten.

35
CANISIUS

twee zullen er niet de handmolen malen: de een wordt opgenomen, de ander achtergelaten;

WILLIBRORD

Als twee vrouwen samen bezig zijn met malen, zal de een worden meegenomen en de ander achtergelaten.'

36
CANISIUS

-

WILLIBRORD

Toen de leerlingen Hem daarop vroegen: 'Waar, Heer?' antwoordde Hij hun: 'Waar het lijk ligt, daar zullen zich de gieren verzamelen.'

37
CANISIUS

Ze antwoordden Hem: Waar, Heer? Hij zei hun: Waar het aas ligt, daar zullen zich ook

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling