Lukas 13

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Bij deze gelegenheid waren er enigen tegenwoordig, die Hem van de Galileërs verhaalden, wier bloed Pilatus met dat hunner offerdieren vermengd had.

WILLIBRORD

Juist in die tijd waren er bij Jezus enkele mensen die Hem vertelden van de Galileeërs, wier bloed Pilatus met dat van hun offerdieren vermengd had.

2
CANISIUS

Hij antwoordde hun: Meent gij, dat deze Galileërs groter zondaars waren dan alle andere Galileërs, omdat hun dit overkomen is?

WILLIBRORD

Daarop zei Hij: 'Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen dezen zondaars waren, omdat zij dat lot ondergaan hebben?

3
CANISIUS

Neen, zeg Ik u: maar als gij u niet bekeert, zult gij allemaal even goed omkomen.

WILLIBRORD

Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen.

4
CANISIUS

Of meent gij, dat die achttien, die door het invallen van de toren van Siloë gedood zijn, schuldiger waren dan al de andere bewoners van Jerusalem?

WILLIBRORD

Of die achttien die gedood werden, doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden?

5
CANISIUS

Neen, zeg Ik u; maar als gij u niet bekeert, zult gij allemaal even goed omkomen.

WILLIBRORD

Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.'

6
CANISIUS

En Hij sprak deze gelijkenis: Iemand had een vijgeboom, die in zijn wijngaard geplant was; hij kwam er vruchten aan zoeken, maar vond er geen.

WILLIBRORD

Hij vertelde nu deze gelijkenis: 'Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets.

7
CANISIUS

Toen zei hij tot den wijngaardenier: Zie, al drie jaar kom ik aan die vijgeboom vruchten zoeken, en vind er geen. Houw hem om; waarom put hij de grond nog uit?

WILLIBRORD

Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken, maar ik vind er geen. Hak hem om: waartoe put hij nog de grond uit?

8
CANISIUS

Maar hij antwoordde hem: Heer, laat hem dit jaar nog staan, totdat ik eerst de grond om hem heen heb omgespit, en bemest.

WILLIBRORD

Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen.

9
CANISIUS

Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht. Zo niet, houw hem dan om.

WILLIBRORD

Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.'

10
CANISIUS

Eens was Hij op de sabbat in een der synagogen onderricht aan ‘t geven.

WILLIBRORD

Eens onderrichtte Hij op sabbat in een van de synagogen,

11
CANISIUS

En zie, daar was een vrouw, die sinds achttien jaar van een ziektegeest was bezeten; ze ging krom, en kon onmogelijk recht overeind staan.

WILLIBRORD

toen er plotseling een vrouw kwam die bezeten door een geest, achttien jaar lang ziek was; zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten.

12
CANISIUS

Toen Jesus haar zag, riep Hij haar, en zeide: Vrouw, ge zijt van uw ziekte verlost.

WILLIBRORD

Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij zich en sprak: 'Vrouw, ge zijt van uw ziekte verlost.'

13
CANISIUS

Hij legde haar de handen op, en ogenblikkelijk stond ze recht overeind, en loofde God.

WILLIBRORD

Hij legde haar de handen op en op hetzelfde ogenblik richtte zij zich op en verheerlijkte God.

14
CANISIUS

Maar de overste der synagoge was verontwaardigd, omdat Jesus op de sabbat genas; hij nam het woord, en zei tot het volk: Er zijn zes dagen, waarop men moet werken; komt dus op die dagen, om u te laten genezen, en niet op de sabbat.

WILLIBRORD

Geërgerd, omdat Jezus op sabbat genas, nam nu de overste van de synagoge het woord en sprak tot het volk: 'Zes dagen zijn er waarop gewerkt moet worden. Komt u dus op die dagen laten genezen en niet op de sabbatdag.'

15
CANISIUS

Maar de Heer gaf hem ten antwoord: Huichelaars, maakt niet ieder van u op de sabbat zijn rund of zijn ezel los van de kribbe, om ze weg te leiden en te drenken?

WILLIBRORD

Jezus gaf hem ten antwoord: 'Huichelaars! Maakt niet ieder van u op sabbat zijn os of ezel van de voederbak los, om hem naar de drinkplaats te voeren?

16
CANISIUS

En moest dan deze dochter van Abraham, die de satan: ziet eens: achttien jaren lang heeft gebonden, niet op de sabbat van die band worden verlost?

WILLIBRORD

En behoorde dan deze vrouw, nog wel de dochter van Abraham, die niet minder dan achttien jaar lang door de duivel is kromgesloten, niet van die boeien bevrijd te worden op de sabbatdag?'

17
CANISIUS

Toen Hij dit zei, werden al zijn tegenstanders beschaamd, maar heel de menigte verheugde zich over al de heerlijke dingen, die Hij verrichtte.

WILLIBRORD

Toen Hij dit zei, stonden al zijn tegenstanders beschaamd. Maar heel de menigte verheugde zich over al de heerlijke daden die Hij verrichtte.

18
CANISIUS

Hij sprak dan: Waaraan is het koninkrijk Gods gelijk, en waarmee zal Ik het vergelijken?

WILLIBRORD

Hij zei: 'Waarop gelijkt het Koninkrijk Gods, waarmee zal Ik het vergelijken?

19
CANISIUS

Het is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand in zijn tuin ging zaaien: het groeide op en werd een boom, en de vogels in de lucht nestelden in zijn takken.

WILLIBRORD

Het gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand in zijn tuin zaaide, het groeide en werd een grote boom en de vogels uit de lucht nestelden in zijn takken.'

20
CANISIUS

Ook zeide Hij: Waarmee zal Ik het koninkrijk Gods vergelijken?

WILLIBRORD

Hij zei ook nog: 'Waarmee zal Ik het Rijk Gods vergelijken?

21
CANISIUS

Het is gelijk aan het zuurdeeg, dat een vrouw nam, en onder drie maten meel mengde. totdat dit geheel was gegist.

WILLIBRORD

Het gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.'

22
CANISIUS

Op zijn reis naar Jerusalem trok Hij steden en dorpen rond, om er te leren.

WILLIBRORD

Hij trok rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.

23
CANISIUS

Eens zei Hem iemand: Heer, zijn de zaligen weinig in aantal? Maar Hij sprak tot hen:

WILLIBRORD

Iemand vroeg Hem: 'Heer, zijn er weinig die gered worden?' Maar Hij sprak tot hen:

24
CANISIUS

Doet uw best, om binnen te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen trachten binnen te komen, en het niet kunnen.

WILLIBRORD

'Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen het proberen, maar er niet in slagen binnen te komen.

25
CANISIUS

Wanneer de heer des huizes is opgestaan, en de deur heeft gesloten, dan zult gij buiten staan, aan de deur gaan kloppen, en zeggen: Heer, doe ons open. Maar hij zal u antwoorden: Ik weet niet, waar gij vandaan zijt.

WILLIBRORD

Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft en gij dan buiten op de stoep begint te kloppen en te roepen: Heer, doe open! zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.

26
CANISIUS

Dan zult gij gaan zeggen: We hebben bij u gegeten en gedronken, en in onze straten hebt Gij onderricht gegeven.

WILLIBRORD

Dan zult ge opwerpen: In uw tegenwoordigheid hebben wij gegeten en gedronken, en in onze straten hebt Gij onderricht gegeven. Maar weer zal zijn antwoord zijn: Ik weet niet waar gij vandaan komt.

27
CANISIUS

Maar Hij zal u zeggen: Ik weet niet, waar gij vandaan zijt. Weg van Mij, gij allen, die ongerechtigheid doet!

WILLIBRORD

Gaat weg van Mij, gij allen, bedrijvers van ongerechtigheid.

28
CANISIUS

Dan zal er geween zijn en gekners der tanden, wanneer gij Abraham, Isaäk en Jakob en al de profeten zult zien in het koninkrijk Gods, maar uzelf uitgeworpen naar buiten.

WILLIBRORD

Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zult zien in het Rijk Gods, terwijl ge zelf buitengeworpen zult zijn.

29
CANISIUS

Dan zullen er komen van oost en west, en noord en zuid, en ze zullen aanzitten in het koninkrijk Gods.

WILLIBRORD

Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden, en aanzitten in het Koninkrijk Gods.

30
CANISIUS

Zie, er zijn laatsten die eersten, en eersten die laatsten zullen zijn.

WILLIBRORD

Denkt eraan: er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.'

31
CANISIUS

Terzelfder tijd kwamen enige farizeën naar Hem toe, en zeiden Hem: Ga hier vandaan; want Herodes wil U doden.

WILLIBRORD

In diezelfde tijd kwamen enige farizeeën Hem zeggen: 'Vlucht, ga hier vandaan, want Herodes wil U vermoorden.'

32
CANISIUS

Hij zei hun: Gaat dien vos zeggen: Zie, vandaag en morgen drijf Ik duivels uit, en verricht Ik genezingen: overmorgen bereik Ik het einde.

WILLIBRORD

Hij sprak tot hen: 'Gaat aan die vos zeggen: Zie, Ik drijf duivels uit en Ik bewerk genezingen vandaag en morgen; en op de derde dag komt voor Mij de voltooiing.

33
CANISIUS

Toch moet Ik vandaag, morgen en overmorgen verder reizen; want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jerusalem zou sterven.

WILLIBRORD

Maar vandaag, morgen en overmorgen moet Ik voorttrekken, want het past niet, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt.

34
CANISIUS

Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt, en dat stenigt, die tot u zijn gezonden: hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels; maar gij hebt niet gewild.

WILLIBRORD

Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot u zijn gezonden! Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar gij hebt niet gewild.

35
CANISIUS

Zie, uw huis zal verwoest blijven liggen. En Ik zeg u: Gij zult Mij niet meer zien, voordat de tijd komt, dat gij roept: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren.

WILLIBRORD

Zie, uw huis zal onbewoond achtergelaten worden. Ik zeg u: Gij zult Mij niet meer zien, totdat de tijd komt waarop gij zult zeggen: Gezegend de Komende in de naam des Heren.'