Leviticus 6

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Jahweh sprak tot Moses:

WILLIBRORD

Jahwe sprak tot Mozes:

2
CANISIUS

Wanneer iemand zondigt en een vergrijp tegen Jahweh pleegt, door tegenover zijn naaste te loochenen, dat hem iets is toevertrouwd of in bewaring is gegeven, dat iets door hem is geroofd of van zijn naaste afgeperst;

WILLIBRORD

Geef Aäron en zijn zonen deze voorschriften: Dit is de wet op het brandoffer: het brandoffer moet de hele nacht tot aan de morgen op het vuur blijven liggen, dat op het altaar brandend wordt gehouden.

3
CANISIUS

of door te loochenen, dat hij iets heeft gevonden, wat verloren was; wanneer hij de loochening van een van deze dingen, waarin een mens kan zondigen, met een valse eed bekrachtigt,

WILLIBRORD

De priester, gekleed in een linnen gewaad en met een lendendoek om het lichaam, verzamelt dan de as van het brandoffer, dat op het altaar verteerd is, en legt die ernaast.

4
CANISIUS

en zo zondigt en schuld op zich laadt, dan moet hij teruggeven, wat geroofd, of afgeperst, of hem toevertrouwd was, of wat verloren was en hij terugvond,

WILLIBRORD

Dan kleedt hij zich om en brengt de as buiten het kamp op een reine plaats.

5
CANISIUS

en waarover hij een valse eed heeft afgelegd. Hij moet het ten volle vergoeden, met een vijfde der waarde erbij, en het op de dag van zijn schuldoffer aan den eigenaar betalen.

WILLIBRORD

Het vuur op het altaar moet brandend worden gehouden; het mag niet uitgaan. Iedere morgen moet de priester hout op het vuur doen, waarop hij het brandoffer legt en het vet van de slachtoffers in rook doet opgaan.

6
CANISIUS

Bovendien moet hij voor Jahweh de waarde van een gaven ram uit het kleinvee als zijn schuldoffer naar den priester brengen.

WILLIBRORD

Het vuur op het altaar moet zonder onderbreking blijven branden; het mag nooit uitgaan.

7
CANISIUS

Zo zal de priester verzoening voor hem verkrijgen voor het aanschijn van Jahweh, en zal hem vergiffenis worden geschonken voor alles, wat hij misdreven heeft.

WILLIBRORD

Dit is de wet op het meeloffer. De zonen van Aäron offeren het voor Jahwe bij het altaar.

8
CANISIUS

Jahweh sprak tot Moses:

WILLIBRORD

Een priester neemt van het meeloffer een handvol bloem en wat olie en doet dat met de bijbehorende wierook, als teken van het geheel, op het altaar in rook opgaan, als een geur die Jahwe behaagt.

9
CANISIUS

Geef aan Aäron en zijn zonen het volgende bevel: Dit is de wet op het brandoffer! Het brandoffer moet heel de nacht door tot aan de morgen op de vuurhaard van het altaar blijven liggen, en het altaarvuur moet daarop blijven branden.

WILLIBRORD

Het overige mogen Aäron en zijn zonen gebruiken, maar het moet ongezuurd worden gegeten op een heilige plaats, binnen de voorhof van de tent der samenkomst.

10
CANISIUS

Dan moet de priester zijn linnen tuniek aandoen en over zijn lichaam het linnen heupkleed aantrekken, vervolgens de as wegruimen, waartoe het brandoffer op het altaar door het vuur is verteerd, en die naast het altaar werpen.

WILLIBRORD

Het mag niet met zuurdeeg worden gebakken. Het is het aandeel dat ik hun van mijn offergaven schenk. Het is even hoogheilig als het zondeoffer en het schuldoffer.

11
CANISIUS

Dan moet hij zijn kleren uittrekken en andere aandoen, en de as op een reine plek buiten de legerplaats brengen.

WILLIBRORD

Alle mannelijke nakomelingen van Aäron mogen ervan eten; dit aandeel in de offergaven van Jahwe is een blijvend recht, al uw geslachten door. Alles wat ermee in aanraking komt is gewijd.

12
CANISIUS

Het vuur op het altaar moet brandend blijven, en mag niet worden gedoofd. Iedere ochtend moet de priester daarop hout ontsteken, het brandoffer erop leggen, en de vette stukken van de vredeoffers daarop in rook doen opgaan.

WILLIBRORD

Jahwe sprak tot Mozes:

13
CANISIUS

Altijd moet het vuur op het altaar blijven branden; het mag nooit worden gedoofd.

WILLIBRORD

Dit is het offer dat Aäron en zijn zonen moeten brengen op de dag van Aärons zalving: een tiende efa bloem als dagelijks meeloffer, de ene helft 's morgens, de andere helft 's avonds.

14
CANISIUS

Dit is de wet op het spijsoffer! De zonen van Aäron moeten het voor het aanschijn van Jahweh voor het altaar brengen.

WILLIBRORD

Het moet, met olie gekneed, op de bakplaat worden klaargemaakt. Ge moet het in stukken breken en opdragen als meeloffer, waarvan de geur Jahwe behaagt.

15
CANISIUS

Dan moet een van hen een handvol meelbloem van het spijsoffer nemen en iets van de daarbij horende olie, met al de wierook, die bij het spijsoffer hoort, en het op het altaar als een welriekend reukoffer voor Jahweh in rook doen opgaan.

WILLIBRORD

De zoon die hem als gezalfde priester opvolgt, moet hetzelfde doen. Dit is een eeuwige wet. Voor Jahwe moet het geheel en al in rook opgaan:

16
CANISIUS

De rest moeten Aäron en zijn zonen opeten. Ongedesemd moet het op een heilige plaats worden gegeten in de voorhof van de openbaringstent;

WILLIBRORD

Dat geldt voor elk meeloffer van een priester: er mag niet van worden gegeten.

17
CANISIUS

het mag dus niet gedesemd worden gebakken. Ik sta hun dit af als hun deel van mijn vuuroffers; het is hoogheilig, evenals het zonde(-) en schuldoffer.

WILLIBRORD

Jahwe sprak tot Mozes:

18
CANISIUS

Alle kinderen van Aäron, die van het mannelijk geslacht zijn, mogen het eten. Het is voor uw nageslacht een eeuwig geldende wet met betrekking tot de vuuroffers van Jahweh: al wie ze aanraakt, moet als iets heiligs worden behandeld.

WILLIBRORD

Zeg aan Aäron en zijn zonen: Dit is de wet op het zondeoffer. Het zondeoffer moet worden geslacht voor Jahwe, op dezelfde plaats als het brandoffer: het is hoogheilig.

19
CANISIUS

Jahweh sprak tot Moses:

WILLIBRORD

De priester die het zondeoffer opdraagt, moet het ook eten, en wel op een heilige plaats, in de voorhof van de tent der samenkomst.

20
CANISIUS

Dit is de offergave, die Aäron en zijn zonen Jahweh moeten brengen, wanneer zij worden gezalfd. Als dagelijks spijsoffer moeten zij een tiende efa meelbloem brengen; de ene helft des morgens, de andere helft des avonds.

WILLIBRORD

Ieder die het vlees ervan aanraakt is gewijd. Spat er bloed op iemands kleed, dan moet ge dat uitwassen op een heilige plaats.

21
CANISIUS

In een pan moet het met olie worden toebereid, ge moet het aangemaakt brengen; daarna moet ge het in stukken breken, en als een welriekend spijsoffer Jahweh aanbieden.

WILLIBRORD

Het aarden vaatwerk, waarin het gekookt is, moet stukgeslagen worden; is het in een bronzen vat gekookt, dan moet dit geschuurd en uitgespoeld worden.

22
CANISIUS

Degene onder zijn zonen, die als zijn opvolger tot priester wordt gezalfd, moet dat doen; dit is een eeuwig geldende wet. Het moet geheel voor Jahweh in rook opgaan;

WILLIBRORD

Alleen mannelijke leden van het priestergeslacht mogen het eten: het is hoogheilig.

23
CANISIUS

want elk spijsoffer van een priester moet helemaal worden verbrand, en niets mag ervan worden genuttigd.

WILLIBRORD

Het zondeoffer echter, waarvan men bloed naar de tent van de samenkomst brengt om er in het heiligdom de verzoening mee te voltrekken, mag niet worden gegeten; het moet verbrand worden.

24
CANISIUS

Jahweh sprak tot Moses:

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

25
CANISIUS

Zeg aan Aäron en zijn zonen: Dit is de wet op het zondeoffer! Op de plaats, waar het brandoffer wordt geslacht, moet ook het zondeoffer voor het aanschijn van Jahweh worden geslacht; het is hoogheilig.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

26
CANISIUS

De priester, die het zondeoffer opdraagt, moet het ook nuttigen. Op een heilige plaats in de voorhof van de openbaringstent moet het worden gegeten.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Iedereen, die het vlees ervan aanraakt, zal als iets heiligs worden behandeld; en wanneer iets van het bloed op een kleed spat, moet ge het bespatte kleed op een heilige plaats wassen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Wanneer het in een aarden vat is gekookt, moet dit worden gebroken; wanneer het in een bronzen vat is gekookt, moet dit worden geschuurd en met water uitgespoeld.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Alle mannen onder de priesters mogen het eten; het is hoogheilig.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

Maar een zondeoffer, waarvan het bloed binnen de openbaringstent is gebracht, om er in het heiligdom de verzoeningsplechtigheid mee te verrichten, mag niet worden gegeten; dit moet in het vuur worden verbrand.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling