Leviticus 26

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Gij moogt u geen afgoden maken, geen afgodsbeelden of wijstenen oprichten, en geen gebeeldhouwde stenen in uw land opstellen, om die te aanbidden; want Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Gij moogt in uw land geen afgodsbeelden maken, geen gebouwen godenbeelden of wijstenen oprichten en geen stenen met beeldwerk plaatsen om u daarvoor neer te buigen. Ik ben Jahwe uw God.

2
CANISIUS

Onderhoudt mijn sabbatdagen, en hebt eerbied voor mijn heiligdom. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Onderhoud mijn sabbatten en heb eerbied voor mijn heiligdom. Ik ben Jahwe.

3
CANISIUS

Wanneer ge naar mijn wetten leeft, mijn geboden onderhoudt en ze volbrengt,

WILLIBRORD

Als ge uw leven richt naar mijn wetten en mijn geboden nauwgezet volbrengt,

4
CANISIUS

dan schenk Ik u regen op de juiste tijd, zodat het land zijn oogst zal geven en de bomen van het veld hun vruchten.

WILLIBRORD

dan zal Ik u regen geven op de juiste tijd, zodat uw land rijke oogst oplevert en uw boomgaarden overvloedig vrucht dragen.

5
CANISIUS

De dorstijd zal tot de wijnoogst duren, en de wijnoogst weer tot de zaaitijd. Gij zult uw brood eten tot verzadigens toe, en onbezorgd in uw land wonen.

WILLIBRORD

Dan duurt het dorsen tot aan het plukken der druiven, en het druiven plukken tot de zaaitijd. Dan zult ge volop te eten hebben en ongestoord wonen in uw land.

6
CANISIUS

Dan zal Ik vrede schenken aan het land, zodat gij u ter ruste kunt leggen, zonder dat iemand u opschrikt. Ik zal de wilde dieren uit het land verjagen, en geen zwaard trekt uw land binnen.

WILLIBRORD

Dan breng Ik vrede over het land en kunt gij slapen zonder dat iemand u opschrikt. Wilde dieren houd Ik weg uit uw land en het zwaard dringt er niet door.

7
CANISIUS

Gij zult uw vijanden verjagen, en zij zullen vallen door uw zwaard.

WILLIBRORD

Uw vijanden jaagt gij op de vlucht; zij vallen door uw zwaard.

8
CANISIUS

Vijf van u zullen er honderd doen vluchten, en honderd van u tienduizend; door uw zwaard zullen uw vijanden vallen.

WILLIBRORD

Vijf van u achtervolgen er honderd, honderd achtervolgen er tienduizend; de vijanden vallen door uw zwaard.

9
CANISIUS

Dan zal Ik mijn blik op u richten, u vruchtbaar maken en vermenigvuldigen, en mijn Verbond met u gestand doen.

WILLIBRORD

Ik blijf u mijn gunsten schenken; Ik maak u vruchtbaar en talrijk. Mijn verbond met u blijf Ik trouw.

10
CANISIUS

Ge zult nog graan van de oude oogst kunnen eten, en het oude voor het nieuwe weg moeten doen.

WILLIBRORD

Terwijl gij nog eet van de vorige oogst, zult gij uw voorraden al weg moeten doen voor de nieuwe oogst.

11
CANISIUS

Dan zal Ik mijn woning onder u opslaan, u nimmer verwerpen,

WILLIBRORD

Midden onder u plaats Ik mijn woning; Ik keer mij nooit van u af.

12
CANISIUS

en vertrouwelijk met u omgaan. Ik zal uw God, en gij zult mijn volk zijn.

WILLIBRORD

Overal ga Ik met u mee: Ik zal uw God zijn en gij mijn volk.

13
CANISIUS

Ik ben Jahweh, uw God, die u uit Egypte heb geleid, zodat ge niet langer hun slaven waart; Ik heb de bomen van uw juk verbroken en u weer recht overeind laten gaan.

WILLIBRORD

Ik ben Jahwe uw God, die u uit Egypte heb geleid, zodat gij geen slaven meer hoeft te zijn. Ik heb de stangen van uw juk gebroken en u rechtop doen gaan.

14
CANISIUS

Maar wanneer ge niet naar Mij luistert en al deze geboden niet onderhoudt,

WILLIBRORD

Maar als gij Mij niet gehoorzaamt en deze geboden niet onderhoudt,

15
CANISIUS

wanneer ge mijn voorschriften veracht en mijn wetten versmaadt, mijn geboden verkracht en mijn Verbond verbreekt,

WILLIBRORD

u van mijn wetten niets aantrekt en mijn beslissingen afwijst, als ge mijn geboden niet onderhoudt en ontrouw wordt aan mijn verbond,

16
CANISIUS

dan zal Ik zo met u handelen: Ik zal u met ijselijke rampen bezoeken, met tering en koorts, die de ogen doven en de ziel doen versmachten. Dan zaait ge uw zaad tevergeefs; want uw vijanden eten het op.

WILLIBRORD

weet dan wat Ik met u ga doen. Ellende breng Ik over u. Tering en brandende koorts ontnemen uw ogen het licht en tasten uw levenskracht aan. Zaait gij, dan is het voor niets; uw vijanden eten het op.

17
CANISIUS

Ik zal u mijn gramschap doen voelen, zodat gij door uw vijanden wordt verslagen, en die u haten, over u zullen heersen, en gij op de vlucht slaat, ofschoon niemand u achtervolgt.

WILLIBRORD

Ikzelf treed tegen u op, zodat gij valt onder de slagen van uw vijand. Die u haten, heersen over u. Gij slaat op de vlucht, ook als niemand u achtervolgt.

18
CANISIUS

En als ge Mij dan nog niet gehoorzaamt, dan blijf Ik u tuchtigen voor uw zonden tot zevenmaal toe.

WILLIBRORD

En als gij Mij ondanks dat alles nog niet gehoorzaamt, zal Ik u zevenvoudig tuchtigen om uw zonden.

19
CANISIUS

Uw trotse kracht zal Ik breken, de hemel boven u van ijzer maken, en de grond onder u van koper.

WILLIBRORD

Uw trotse kracht zal Ik breken. De hemel boven u maak Ik als ijzer, de aarde beneden u als koper.

20
CANISIUS

Dan put gij uw kracht uit om niet; uw bodem geeft u geen oogst en de bomen der aarde geen vruchten.

WILLIBRORD

Vergeefs put gij uw krachten uit; uw land brengt niets op, uw boomgaard evenmin.

21
CANISIUS

En zo ge u dan nog tegen Mij blijft verzetten, en naar Mij niet wilt luisteren, dan tuchtig Ik u opnieuw voor uw zonden tot zevenmaal toe.

WILLIBRORD

En blijft gij u dan nog tegen Mij verzetten en weigeren Mij te gehoorzamen, dan zal Ik u opnieuw zevenvoudig slaan om uw zonden.

22
CANISIUS

Dan laat Ik wilde dieren op u los, die u kinderloos maken, uw vee verscheuren, en uw getal zo doen slinken, dat uw wegen verlaten liggen.

WILLIBRORD

Wilde dieren stuur Ik op u af, die u van uw kinderen beroven en uw vee verscheuren. Zij dunnen uw rijen zo uit, dat uw wegen verlaten zijn.

23
CANISIUS

En zo ge u nog altijd niet door Mij laat gezeggen en u tegen Mij blijft verzetten,

WILLIBRORD

En als ge dan door dit alles nog niet wijzer zijt geworden en u tegen Mij blijft verzetten,

24
CANISIUS

dan zal ook Ik Mij tegen u verzetten, en u tuchtigen om uw zonden tot zevenmaal toe.

WILLIBRORD

dan zal ook Ik hard tegen u zijn. Ik zal u zevenvoudig slaan om uw zonden.

25
CANISIUS

Dan laat Ik het zwaard op u los, om het Verbond bloedig te wreken. Kruipt ge in uw steden bijeen, dan zend Ik de pest onder u, zodat ge toch in de handen van uw vijanden valt.

WILLIBRORD

Het zwaard roep Ik tegen u op om de schending van het verbond te wreken. Kruipt gij bijeen in uw steden, dan laat Ik de pest op u los, zodat gij in de macht van uw vijanden valt.

26
CANISIUS

Dan breek Ik de broodstaf bij u, zodat tien vrouwen uw brood in één oven bakken, het u geven volgens gewicht, en gij niet eens volop kunt eten.

WILLIBRORD

En als Ik voor u geen brood op de plank heb, zullen tien vrouwen in een oven bakken en het brood in porties verdelen. Gij zult wel eten, maar niet genoeg krijgen.

27
CANISIUS

En wanneer ge dan nog niet gehoorzaamt en u tegen Mij blijft verzetten,

WILLIBRORD

Gehoorzaam gij ondanks dat alles nog niet en blijft gij u tegen Mij verzetten,

28
CANISIUS

dan zal ook Ik in mijn woede Mij tegen u blijven verzetten, en u tuchtigen om uw zonden tot zevenmaal toe.

WILLIBRORD

dan blijf Ik in mijn toorn ook hard tegen u. Zevenvoudig tuchtig Ik u om uw zonden.

29
CANISIUS

Dan zult ge het vlees van uw zonen eten en het vlees van uw dochters.

WILLIBRORD

Gij zult het vlees eten van uw zonen en dochters.

30
CANISIUS

Uw offerhoogten zal Ik verwoesten en uw huisaltaren vernielen, uw lijken voor uw afgodsbeelden smijten, en een walg van u krijgen.

WILLIBRORD

Uw offerhoogten verwoest Ik, uw wierookaltaren haal Ik omver, uw gedenktekens smijt Ik op een hoop met die van uw afgoden, want Ik walg van u.

31
CANISIUS

Ik zal uw steden tot puinhopen maken, uw heiligdommen vernielen, de heerlijke geuren van uw reukoffers niet ruiken.

WILLIBRORD

Van uw steden maak Ik een woestijn, van uw heiligdommen een puinhoop. De geur van uw gaven kan Ik niet meer uitstaan.

32
CANISIUS

Ik zal het land verwoesten, zodat uw vijanden, die het zullen bewonen, er verstomd over staan.

WILLIBRORD

Als Ik eenmaal het land ga verwoesten, staan zelfs de vijanden die er wonen verbijsterd.

33
CANISIUS

Ik zal u verstrooien onder de volken, en het zwaard achter u ontbloten. Dan zal uw land een wildernis worden, en uw steden zullen puinhopen zijn.

WILLIBRORD

Ik verstrooi u onder de volken en kom met getrokken zwaard achter u aan. Uw land wordt een woestenij, uw steden een puinhoop.

34
CANISIUS

Al de tijd, dat het land woest ligt en gij in het land uwer vijanden zijt, haalt het zijn sabbatten in; dan zal het rusten en krijgt het zijn sabbatjaren vergoed.

WILLIBRORD

Zolang het land verwoest ligt en gij bij uw vijanden woont, haalt het land zijn sabbatjaren in; het komt tot rust en haalt zijn sabbatjaren in.

35
CANISIUS

Al de tijd dat het woest ligt, zal het rusten, omdat het op uw sabbatjaren geen rust heeft gehad, zolang gij er bleeft wonen.

WILLIBRORD

Al de tijd dat het in puin ligt, haalt het de rust in voor de sabbatjaren die het gemist heeft, toen ge er nog woonde.

36
CANISIUS

Dan stort Ik hen, die zijn overgebleven en in het land hunner vijanden zijn, een verbijsterende schrik in het hart; het geritsel van een dor blad jaagt hen op, en zij slaan op de vlucht, zoals men wegrent voor een zwaard. Zij zullen vallen, ofschoon niemand hen achtervolgt;

WILLIBRORD

Die het overleven, sla Ik in het land van hun vijanden met schrik en beven. Als ze een opwaaiend blad horen ritselen, slaan zij al op de vlucht als voor het zwaard. Zij vallen neer, ofschoon niemand hen achtervolgd.

37
CANISIUS

zij struikelen over elkander als zit hen het zwaard op de hielen, ofschoon niemand achter hen is. Voor uw vijanden zult ge geen stand houden,

WILLIBRORD

Zij struikelen over elkaar als gingen zij op de vlucht voor het zwaard, al zit er niemand achter hen aan. Gij kunt tegen uw vijanden geen stand houden.

38
CANISIUS

maar onder de volken te gronde gaan, en het land uwer vijanden zal u verslinden.

WILLIBRORD

Gij sterft uit onder de volken; het land van uw vijanden verslindt u.

39
CANISIUS

En wie van u zijn overgebleven, kwijnen weg om hun zonden in de landen hunner vijanden; ook om de zonden van hun vaderen kwijnen ze weg.

WILLIBRORD

En die dat nog overleven, kwijnen in het land van hun vijanden weg om hun schuld en om die van hun voorvaderen.

40
CANISIUS

Maar dan zullen zij hun zonde en die hunner vaderen bekennen, hoe zij ontrouw tegen Mij zijn geweest; hoe zij zich tegen Mij hebben verzet,

WILLIBRORD

Dan zullen zij hun schuld en die van hun voorouders bekennen, hoe zij Mij ontrouw zijn geweest en tegen Mij in zijn gegaan,

41
CANISIUS

en Ik Mij tegen hen moest verzetten, en hen naar het land hunner vijanden heb gevoerd. En wanneer zij dan hun onbesneden hart zullen buigen, en boete doen voor hun zonde,

WILLIBRORD

zodat ook Ik tegen hen ben ingegaan en hen in het land van hun vijanden gebracht heb. En als hun onbesneden hart zich zo vernedert en zij voor hun schuld boeten,

42
CANISIUS

zal Ik mijn Verbond met Jakob gedenken, mijn Verbond met Isaäk en Abraham. Dan zal Ik het land weer gedenken,

WILLIBRORD

dan zal Ik weer denken aan mijn verbond met Jakob, denken aan mijn verbond met Isaak en Abraham, en aan het land.

43
CANISIUS

het land dat door hen moest worden verlaten en zijn sabbatten inhaalde; dat om hen verwoest bleef liggen, terwijl zij hun zonde moesten boeten, daar ze mijn wetten hadden veracht en mijn voorschriften hadden versmaad.

WILLIBRORD

Het land zal verlaten zijn en, zolang het door hun afwezigheid braak ligt, de sabbatjaren inhalen. Zij boeten ondertussen voor hun schuld, omdat zij mijn uitspraken hebben veracht en mijn wetten hebben verworpen.

44
CANISIUS

Neen, zelfs in het land hunner vijanden, verwerp Ik hen niet en stoot ze niet van Mij weg, om hen te verdelgen en mijn Verbond met hen te verbreken; want Ik ben Jahweh, hun God!

WILLIBRORD

Maar zelfs als zij in het land van hun vijanden zijn, zal Ik in mijn verachting en afschuw tegenover hen niet zo ver gaan, dat Ik een eind aan hen maak; dan zou Ik ontrouw zijn aan mijn verbond met hen. Ik ben Jahwe uw God.

45
CANISIUS

Maar Ik zal voor hen het Verbond met hun vaderen gedenken, die Ik voor de ogen der volken uit Egypte heb geleid, om hun God te zijn: Ik Jahweh!

WILLIBRORD

Ik zal weer denken aan het verbond met hun voorvaderen, die Ik onder de ogen van de volken uit Egypte heb geleid, en Ik zal hun God zijn. Ik, Jahwe.

46
CANISIUS

Dit zijn de voorschriften, instellingen en wetten, die Jahweh op de berg Sinaï door Moses heeft gegeven als geldend tussen Hem en de kinderen Israëls.

WILLIBRORD

Dat zijn de geboden, wetten en onderrichtingen, waardoor Jahwe door bemiddeling van Mozes de verhouding tussen Hem en de Israëlieten omschreef.