Leviticus 19

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Jahweh sprak tot Moses:

WILLIBRORD

Jahwe sprak tot Mozes:

2
CANISIUS

Beveel heel de gemeenschap van Israëls kinderen, en zeg hun: Weest heilig; want Ik, Jahweh uw God, ben heilig!

WILLIBRORD

Zeg tot heel de gemeenschap van de Israëlieten: Wees heilig, want Ik, Jahwe uw God, ben heilig.

3
CANISIUS

Iedereen van u moet eerbied hebben voor zijn moeder en vader, en mijn sabbatten onderhouden. Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Ieder van u moet eerbied hebben voor zijn moeder en vader. De sabbatdagen die Ik heb voorgeschreven moet gij onderhouden. Ik ben Jahwe uw God.

4
CANISIUS

Gij moogt u niet tot de afgoden wenden en u geen gegoten goden maken. Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Laat u niet in met afgoden en maak geen metalen beelden. Ik ben Jahwe uw god.

5
CANISIUS

Wanneer gij Jahweh een vredeoffer brengt, doet het dan zo, dat het u ten goede komt.

WILLIBRORD

Wanneer gij aan Jahwe een slachtoffer opdraagt, doe het dan zo, dat Hij behagen in u vindt.

6
CANISIUS

Op de dag, dat ge het offert, of op de volgende dag moet het worden gegeten. Wat er op de derde dag nog van over is, moet worden verbrand.

WILLIBRORD

Men moet dat offer eten op de dag zelf of op de dag daarna. Wat er op de derde dag nog over is, moet worden verbrand.

7
CANISIUS

Zo het op de derde dag wordt gegeten, is het onrein en niet meer welgevallig.

WILLIBRORD

Op de derde dag mag men er niet meer van eten; het is besmet en komt de offeraar niet ten goede.

8
CANISIUS

Die het eet, maakt zich schuldig; want hij onteert, wat aan Jahweh is gewijd. Hij zal van zijn volk worden afgesneden.

WILLIBRORD

Wie er van eet, zal ervoor boeten; wat Jahwe gewijd was, heeft hij ontwijd. Hij wordt uit zijn volk verwijderd.

9
CANISIUS

Wanneer gij de oogst maait, die op uw land staat, moet ge uw akker niet tot de uiterste rand afmaaien, en geen nalezing houden van uw oogst.

WILLIBRORD

Als gij uw oogst van het land haalt, moogt gij uw akker niet tot de rand afmaaien en wat is blijven liggen niet bijeenrapen.

10
CANISIUS

Ook in uw wijngaard moogt ge geen napluk houden, en de afgevallen vruchten van uw wijngaard niet oprapen. Ge moet ze den arme en den vreemde overlaten. Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Gij moogt in uw wijngaard geen nalezing houden en de afgevallen druiven niet bijeenrapen. Dat alles is bestemd voor de arme en de vreemdeling. Ik ben Jahwe uw God.

11
CANISIUS

Ge zult niet stelen. Ge moogt niet liegen noch elkander bedriegen.

WILLIBRORD

Gij moogt elkaar niet bestelen, niet beliegen en niet bedriegen.

12
CANISIUS

Ge moogt niet vals zweren bij mijn Naam, en de Naam van uw God niet ontheiligen. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Ge moogt mijn naam niet gebruiken voor meineed, want dan ontwijdt ge de naam van uw God. Ik ben Jahwe.

13
CANISIUS

Ge zult uw naaste niet afzetten of beroven. Ge zult het loon van den dagloner niet tot de volgende morgen bij u houden.

WILLIBRORD

Gij moogt uw naaste niet uitbuiten en hem in niets te kort doen. Wat een dagloner verdient moogt ge niet vasthouden tot de volgende morgen.

14
CANISIUS

Een dove zult ge niet verwensen, en den blinde geen struikelblok in de weg leggen. Gij zult uw God vrezen; Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Gij moogt een dove niet vervloeken en een blinde niets in de weg leggen, waarover hij struikelen kan. Ge moet ontzag hebben voor uw God. Ik ben Jahwe.

15
CANISIUS

Gij zult bij de rechtspraak geen onrecht begaan: den arme niet bevoordelen, maar ook niet de partij van den rijke kiezen; met rechtvaardigheid moet ge uw naaste oordelen.

WILLIBRORD

Wees niet partijdig bij het rechtspreken: begunstig de arme niet en zie de rijke niet naar de ogen. Spreek rechtvaardig recht over uw volksgenoten.

16
CANISIUS

Gij zult geen laster onder uw volk rondstrooien, en niet naar het bloed van uw naaste dorsten. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Strooi geen lasterpraat rond over elkaar en sta uw naaste niet naar het leven. Ik ben Jahwe.

17
CANISIUS

Gij moogt tegen uw broeder geen haat koesteren. Gij moet uw naaste terecht wijzen, om niet medeplichtig te worden aan zijn zonde.

WILLIBRORD

Wees niet haatdragend tegen uw broeder. Wijs elkaar terecht: dan maakt ge u niet schuldig aan de zonde van een ander.

18
CANISIUS

Neem geen wraak en blijf ook geen wraak koesteren tegen de zonen van uw volk, maar bemin uw naaste gelijk uzelf. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Neem geen wraak op een volksgenoot en koester geen wrok tegen hem. Bemin uw naaste als uzelf. Ik ben Jahwe.

19
CANISIUS

Onderhoudt mijn voorschriften. Gij moogt geen ongelijksoortige beesten laten paren, geen ongelijksoortig zaad op uw akker zaaien, geen ongelijksoortig kleed, uit verschillende stoffen geweven, dragen.

WILLIBRORD

Onderhoud mijn wetten. Gij moogt geen dieren van verschillende soort kruisen; gij moogt op uw akker geen twee gewassen zaaien; gij moogt geen kleren dragen van tweeërlei stof.

20
CANISIUS

Wanneer een man gemeenschap heeft met een slavin, die aan een ander is toegezegd, maar nog niet is losgekocht of vrijgelaten, dan zal hem een tuchtiging worden toegediend, maar ze zullen niet worden gedood; want ze was nog niet vrijgelaten.

WILLIBRORD

Heeft iemand gemeenschap met een slavin, die voor een andere man is bestemd, maar er is voor haar nog geen losgeld betaald en zij is nog niet vrijgelaten, dan moet er schadevergoeding worden gegeven, maar ze hoeven niet ter dood te worden gebracht; zij was immers nog niet vrijgelaten.

21
CANISIUS

Hij moet voor boete Jahweh een ram als schuldoffer brengen aan de ingang van de openbaringstent.

WILLIBRORD

De man moet als schuldoffer voor Jahwe een ram naar de ingang van de tent der samenkomst brengen.

22
CANISIUS

De priester moet voor het aanschijn van Jahweh door den ram van het schuldoffer voor hem verzoening verkrijgen voor de zonde, die hij heeft bedreven; dan zal hem de zonde, die hij heeft bedreven, worden vergeven.

WILLIBRORD

Met deze ram moet de priester voor Jahwe aan hem de verzoening voltrekken vanwege de zonde die hij heeft bedreven; dan wordt deze daad hem vergeven.

23
CANISIUS

Wanneer gij in het land zijt gekomen en allerlei vruchtbomen plant, dan moet ge hun vruchten als hun voorhuid beschouwen; drie jaren moeten ze als onbesneden voor u zijn, en mag er niet van worden gegeten.

WILLIBRORD

Als gij in het land komt en allerlei vruchtbomen plant, moet ge van de vruchtbomen afblijven; ze mogen niet worden gegeten.

24
CANISIUS

In het vierde jaar moeten al hun vruchten als feestgaven aan God worden gewijd.

WILLIBRORD

In het vierde jaar zijn alle vruchten bestemd voor een dankfeest ter ere van Jahwe.

25
CANISIUS

In het vijfde jaar moogt ge de vruchten ervan eten; zo zult ge de opbrengst ervan nog vermeerderen. Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Pas in het vijfde jaar moogt gij de vruchten eten. Dan zullen de bomen steeds meer vrucht opbrengen. Ik ben Jahwe uw God.

26
CANISIUS

Gij moogt niet op de bergen eten, en u niet afgeven met waarzeggerij of toverij.

WILLIBRORD

Iets waar het bloed nog inzit moogt ge niet eten. Gij moogt u niet inlaten met waarzeggerij of dodenbezwering.

27
CANISIUS

Ge moogt uw haar aan uw slapen niet afscheren, de rand van uw baard niet korten,

WILLIBRORD

Gij moogt aan uw hoofdhaar geen ronde rand knippen en de rand van uw baard niet wegnemen.

28
CANISIUS

uw lichaam niet kerven om een dode, en geen figuren in uw lichaam snijden. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Ge moogt uw lichaam niet kerven voor een dode en u niet laten tatouëren. Ik ben Jahwe.

29
CANISIUS

Gij zult uw dochter niet ontwijden door ze tot ontucht aan te zetten, zodat het land losbandig wordt en vol liederlijkheid.

WILLIBRORD

Onteer uw dochter niet door van haar een publieke vrouw te maken; anders wordt het land ontuchtig en wemelt het er van schanddaden.

30
CANISIUS

Onderhoudt mijn sabbatdagen, en hebt eerbied voor mijn heiligdom. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Gij moet mijn sabbatdagen onderhouden en eerbied hebben voor mijn heiligdom. Ik ben Jahwe.

31
CANISIUS

Gij moogt uw toevlucht niet nemen tot spoken en waarzeggende geesten, en ze niet ondervragen; daardoor verontreinigt ge u. Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Gij moogt geen contact zoeken met de geesten van gestorvene en geen orakels ondervragen. Daardoor zoudt ge u verontreinigen. Ik ben Jahwe uw God.

32
CANISIUS

Sta op voor den grijsaard, heb eerbied voor de ouderdom, en vrees uw God. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Gij moet opstaan voor een grijsaard en eerbied hebben voor een bejaarde. Gij moet ontzag hebben voor uw God. Ik ben Jahwe.

33
CANISIUS

Wanneer een vreemdeling bij u in het land woont, moogt ge hem niet verdrukken.

WILLIBRORD

Wanneer er vreemdelingen in uw land wonen, moogt ge die niet slecht behandelen.

34
CANISIUS

Als uw eigen landgenoot moet u de vreemdeling zijn, die bij u woont, en gij zult hem beminnen als uzelf; want ook gij zijt vreemdeling in Egypte geweest. Ik ben Jahweh, uw God!

WILLIBRORD

Vreemdelingen die bij u wonen hebben dezelfde rechten als een geboren Israëliet. Gij moet hen beminnen als uzelf, want gij zijt zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben Jahwe uw God.

35
CANISIUS

Weest niet oneerlijk bij de rechtspraak; niet oneerlijk in el, gewicht en maat.

WILLIBRORD

Wees niet partijdig in de rechtspraak en niet oneerlijk met lengtematen, gewichten of inhoudsmaten.

36
CANISIUS

Een zuivere weegschaal, juiste gewichten, een juiste efa en hin moet ge hebben. Ik ben Jahweh, uw God, die u uit Egypte heb geleid!

WILLIBRORD

Gij moet een zuivere weegschaal gebruiken, juiste gewichten en juiste maten voor koren en olie. Ik ben Jahwe uw God, die u uit Egypte geleid heb.

37
CANISIUS

Onderhoudt dus al mijn voorschriften en geboden, en handelt er naar. Ik ben Jahweh!

WILLIBRORD

Onderhoud en volbreng al mijn wetten en voorschriften. Ik ben Jahwe.