Klaagliederen 5

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Gedenk toch, Jahweh, wat wij verduren, Zie toe, en aanschouw onze smaad:

WILLIBRORD

Gedenk wat ons is overkomen, zie, Jahwe, naar onze schande.

2
CANISIUS

Ons erfdeel is aan anderen vervallen, Onze huizen aan vreemden.

WILLIBRORD

Ons gebied is aan vreemden vervallen, een vreemde woont in ons huis.

3
CANISIUS

Wezen zijn wij, vaderloos, Als weduwen zijn onze moeders;

WILLIBRORD

Wezen zijn wij, zonder vader, en weduwen zijn onze moeders.

4
CANISIUS

Ons water drinken wij voor geld, Wij moeten ons eigen hout betalen.

WILLIBRORD

Geld moeten wij geven voor water en voor ons stookhout betalen.

5
CANISIUS

Voortgezweept, met het juk om de hals, Uitgeput, maar men gunt ons geen rust!

WILLIBRORD

Met het juk op de nek, opgejaagd, matten wij ons rusteloos af.

6
CANISIUS

Naar Egypte steken wij de handen uit, Naar Assjoer om brood!

WILLIBRORD

Bij Egypte en Assur zochten wij steun om te eten te hebben.

7
CANISIUS

Onze vaderen hebben gezondigd: zij zijn niet meer, Wij dragen hun schuld:

WILLIBRORD

Onze voorvaderen hebben gezondigd, wij gaan gebukt onder hun schuld.

8
CANISIUS

Slaven zijn onze heersers, En niemand, die ons uit hun handen verlost.

WILLIBRORD

De slaven zijn nu onze meesters en niemand verlost ons van hen.

9
CANISIUS

Met gevaar voor ons leven halen wij brood, Voor het dreigende zwaard der woestijn;

WILLIBRORD

Wij oogsten gevaar voor ons leven, bedreigd vanuit de woestijn.

10
CANISIUS

Onze huid is heet als een oven, Door de koorts van de honger.

WILLIBRORD

Ons lichaam gloeit als een oven, omdat de honger ons kwelt.

11
CANISIUS

De vrouwen worden in Sion onteerd, De maagden in de steden van Juda;

WILLIBRORD

In Sion en Juda's steden zijn vrouwen en meisjes verkracht.

12
CANISIUS

Vorsten door hen opgehangen, Geen oudsten gespaard.

WILLIBRORD

Edelen zijn door hen gehangen, bejaarden ontzagen ze niet.

13
CANISIUS

De jongens moeten de molensteen torsen, De knapen bezwijken onder het hout;

WILLIBRORD

De jongens sleuren de molen, ze bezwijken onder stapels hout.

14
CANISIUS

Geen grijsaards meer in de poorten, Geen jonge mannen meer met hun lier.

WILLIBRORD

De oudsten blijven weg uit de poort, de jeugd denkt niet meer aan muziek.

15
CANISIUS

Geen blijdschap meer voor ons hart, Onze reidans veranderd in rouw,

WILLIBRORD

De blijdschap is weg uit ons hart, en rouw verving onze reidans.

16
CANISIUS

Gevallen de kroon van ons hoofd: Wee onzer, wij hebben gezondigd!

WILLIBRORD

De kroon viel ons van het hoofd, wee ons, wij hebben gezondigd.

17
CANISIUS

Hierom is ons hart verslagen, Staan onze ogen zo dof:

WILLIBRORD

Ziek en zwak is ons hart, vertroebeld zijn onze ogen.

18
CANISIUS

Om de Sionsberg, die ligt verlaten, Waar enkel jakhalzen lopen.

WILLIBRORD

Verwoest ligt de heuvel van Sion, de vossen lopen er rond.

19
CANISIUS

Maar Gij zetelt in eeuwigheid, Jahweh; Uw troon van geslacht tot geslacht!

WILLIBRORD

Gij, Jahwe, zetelt voor eeuwig, van geslacht op geslacht blijft uw troon.

20
CANISIUS

Waarom zoudt Gij ons dan altijd vergeten, Ten einde toe ons verlaten?

WILLIBRORD

Gij kunt ons toch niet vergeten, en ons voor altijd verlaten!

21
CANISIUS

Ach Jahweh, breng ons tot U terug: wij willen bekeren; Maak onze dagen weer als voorheen!

WILLIBRORD

Jahwe, breng ons weer bij U terug, maak ons leven opnieuw zoals vroeger.

22
CANISIUS

Neen, Gij hebt ons niet voor immer verworpen, Gij blijft op ons niet zo hevig verbolgen!

WILLIBRORD

Of hebt Gij ons helemaal verworpen en kent uw toorn geen maat?

23
CANISIUS

maar den Heer van de hemel getrotseerd; men heeft u de vaten van zijn tempel gebracht, en gij hebt er met uw hof, uw vrouwen en bijvrouwen, wijn uit gedronken; gij hebt goden verheerlijkt van zilver en goud, van koper en ijzer, van hout en van steen, die niet zien, niet horen, niet kennen; maar gij hebt den God niet vereerd, in wiens hand uw adem ligt en heel uw lot.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

24
CANISIUS

Daarom heeft Hij die hand gezonden, en dit schrift laten tekenen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

25
CANISIUS

Dit is het, wat er getekend staat: Mene, tekel oeparsin.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

26
CANISIUS

En dit is de uitleg er van. Mene: "geteld" heeft God uw koningschap, en er een eind

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Tekel: "gewogen" zijt gij op de weegschaal, maar gij zijt te licht bevonden.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Peres: "losgescheurd" is uw rijk, en aan de Meden en Perzen gegeven.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Toen werd Daniël op bevel van Belsjassar met purper bekleed, met een gouden keten om zijn hals, en werd hij uitgeroepen tot derde heerser in het rijk.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

Maar in diezelfde nacht werd Belsjassar, de koning der Chaldeën, gedood;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

en Darius, de Mediër, nam het rijk in bezit, toen hij twee en zestig jaar oud was.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling