Johannes 8

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

En Jesus ging naar de Olijfberg.

WILLIBRORD

Jezus echter begaf zich naar de Olijfberg.

2
CANISIUS

Maar ‘s morgens vroeg begaf Hij Zich weer naar de tempel, en al het volk kwam naar

WILLIBRORD

‘s Morgens vroeg verscheen Hij weer in de tempel en al het volk kwam naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen.

3
CANISIUS

Nu brachten schriftgeleerden en farizeën een vrouw naar Hem toe, die op overspel was betrapt; ze plaatsten haar in de kring,

WILLIBRORD

Toen brachten schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw die op overspel was betrapt. Zij plaatsten haar in het midden en

4
CANISIUS

en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad van overspel betrapt.

WILLIBRORD

zeiden tot Hem: “Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt, terwijl ze overspel bedreef.

5
CANISIUS

Nu heeft Moses ons in de Wet geboden, dergelijke vrouwen te stenigen. Wat zegt Gij nu?

WILLIBRORD

Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Maar Gij, wat zegt Gij ervan?”

6
CANISIUS

Dit zeiden ze, om Hem een strik te spannen, en tegen Hem een aanklacht te hebben. Maar Jesus boog Zich voorover, en schreef met de vinger op de grond.

WILLIBRORD

Dit bedoelden ze als een strikvraag in de hoop Hem ergens van de te kunnen beschuldigen. Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond.

7
CANISIUS

En toen ze aanhielden met vragen, richtte Hij Zich op, en sprak tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen op haar!

WILLIBRORD

Toen ze bij Hem aanhielden met vragen, richtte Hij zich op en zei tot hen: “Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen.”

8
CANISIUS

Weer boog Hij Zich voorover, en schreef op de grond.

WILLIBRORD

Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond.

9
CANISIUS

Toen ze dit hoorden, gingen ze heen, de een na den ander, maar de oudsten het eerst; en Jesus bleef alleen, de vrouw nog steeds in de kring.

WILLIBRORD

Toen zij dit hoorden, dropen zij een voor een af, de oudsten het eerst, totdat Jezus alleen achterbleef met de vrouw, die nog midden in de kring stond.

10
CANISIUS

Nu richtte Jesus Zich op, en sprak tot haar: Vrouw, waar zijn ze gebleven? Heeft niemand

WILLIBRORD

Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar: “Vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?”

11
CANISIUS

Ze zeide: Niemand, Heer. En Jesus sprak: Ook Ik veroordeel u niet; ga heen, en zondig voortaan niet meer.

WILLIBRORD

Zij antwoordde: “Niemand, Heer.” Toen zei Jezus tot haar: “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.”

12
CANISIUS

Een ander maal richtte Jesus het woord tot hen, en sprak: Ik ben het licht der wereld. Wie Mij volgt, zal niet in de duisternis wandelen, maar het licht des levens bezitten.

WILLIBRORD

Opnieuw richtte Jezus het woord tot hen en sprak: “Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht van het leven bezitten.”

13
CANISIUS

Maar de farizeën zeiden tot Hem: Gij getuigt over Uzelf; uw getuigenis is dus niet geldig.

WILLIBRORD

De Farizeeën wierpen Hem tegen: “Gij getuigt over Uzelf; uw getuigenis heeft geen waarde.”

14
CANISIUS

Jesus antwoordde hun, en sprak: Ook als Ik over Mijzelf getuig, is mijn getuigenis geldig; want Ik weet, vanwaar Ik gekomen ben en waarheen Ik ga; maar gij weet niet, vanwaar Ik kom, en waarheen Ik ga.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde hun: “Ook al getuig Ik over Mijzelf, toch heeft mijn getuigenis waarde, omdat Ik weet vanwaar Ik gekomen ben en waarheen Ik ga. Gij echter weet niet vanwaar Ik kom of waarheen Ik ga.

15
CANISIUS

Gij oordeelt naar het vlees: Ik oordeel niemand.

WILLIBRORD

Gij oordeelt naar het aardse, Ik oordeel niemand.

16
CANISIUS

Maar al zou Ik ook oordelen, dan zou mijn oordeel geldig zijn; want Ik ben niet alleen, maar met Mij is de Vader, die Mij heeft gezonden.

WILLIBRORD

En zelfs als Ik zou oordelen, dan is mijn oordeel toch rechtsgeldig, omdat Ik niet alleen ben, maar de Vader die Mij gezonden heeft met Mij is.

17
CANISIUS

Welnu, in uw Wet staat geschreven: het getuigenis van twee mensen is geldig.

WILLIBRORD

Ook in uw Wet staat geschreven, dat het getuigenis van twee mensen geldig is.

18
CANISIUS

Ik ben het, die over Mijzelf getuig; maar ook de Vader, die Mij gezonden heeft, getuigt over Mij.

WILLIBRORD

Ik ben het die getuig over Mijzelf en ook de Vader die Mij gezonden heeft, getuigt over Mij.”

19
CANISIUS

Ze zeiden Hem dan: Waar is uw Vader? Jesus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch mijn

WILLIBRORD

Zij vroegen Hem dan: “Waar is uw Vader?” Jezus antwoordde: “Gij kent Mij evenmin als gij mijn Vader kent; zoudt gij Mij kennen, dat zoudt gij ook mijn Vader kennen.”

20
CANISIUS

Deze woorden sprak Jesus bij de schatkamer, tijdens zijn onderricht in de tempel. En niemand nam Hem gevangen, omdat zijn uur nog niet was gekomen.

WILLIBRORD

Deze woorden sprak Hij bij de schatkamer, toen Hij onderricht gaf in de tempel. En niemand greep Hem, want zijn uur was nog niet gekomen.

21
CANISIUS

Een ander maal sprak Jesus tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken, en in uw zonde zult gij sterven. Waar Ik heenga, kunt gij niet komen.

WILLIBRORD

Andermaal sprak Hij tot hen: “Ik ga heen en gij zult Mij zoeken, maar in uw zonden zult ge sterven. Waar Ik heenga kunt gij niet komen.”

22
CANISIUS

De Joden zeiden: Hij zal toch geen zelfmoord plegen, dat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen?

WILLIBRORD

De Joden zeiden daarop: “Hij zal toch geen zelfmoord plegen, dat Hij zegt: Waar Ik heenga kunt gij niet komen?”

23
CANISIUS

Hij sprak tot hen: Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld.

WILLIBRORD

Maar Hij hernam: “Gij zijt van beneden. Ik ben van boven. Gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld.

24
CANISIUS

Daarom heb ik u gezegd, dat gij sterven zult in uw zonden; want zo gij niet gelooft, dat Ik het ben, zult gij sterven in uw zonden. —

WILLIBRORD

Daarom zei Ik u, dat gij in uw zonden zult sterven, want als gij niet gelooft dat Ik ben, zult gij in uw zonden sterven.”

25
CANISIUS

Ze zeiden Hem dan: Gijzelf, wie zijt Gij? Jesus zei hun: Eigenlijk gezegd, waarom

WILLIBRORD

Zij vroegen Hem toen: “Wie zijt Gij dan?” Jezus antwoordde: “Waarom zou Ik daar eigenlijk nog met u over spreken?

26
CANISIUS

Over uzelf zou Ik veel kunnen zeggen, en oordelen. Maar Ik spreek tot de wereld, wat Ik gehoord heb van Hem, die Mij gezonden heeft; en Deze is waarachtig.

WILLIBRORD

Veel zou Ik over u kunnen zeggen tot uw veroordeling. Maar Hij die Mij gezonden heeft, is waarachtig, en wat Ik van Hem heb gehoord, dat zeg Ik tot de wereld.”

27
CANISIUS

Ze begrepen niet, dat Hij hun van den Vader sprak.

WILLIBRORD

Zij begrepen niet dat Hij hun van de Vader sprak.

28
CANISIUS

Jesus zeide hun dan: Wanneer gij den Mensenzoon omhoog zult hebben geheven, dan zult gij inzien, dat Ik het ben; en dat Ik niets doe uit Mijzelf, maar spreek, zoals de Vader Mij heeft geleerd.

WILLIBRORD

Daarop zei Jezus: “Wanneer gij de Mensenzoon omhoog zult hebben geheven, dan zult gij inzien dat Ik ben en dat Ik uit Mijzelf niets doe, maar dit alles zeg zoals de Vader het Mij heeft geleerd.

29
CANISIUS

En Hij, die Mij gezonden heeft, is met Mij, en laat Mij niet alleen; omdat Ik altijd doe wat Hem behaagt.

WILLIBRORD

En Hij die Mij gezonden heeft, is met Mij; Hij heeft Mij niet alleen gelaten, omdat ik altijd doe wat Hem behaagt.”

30
CANISIUS

Toen Hij aldus sprak, begonnen er velen in Hem te geloven.

WILLIBRORD

Toen Hij aldus sprak, gingen er velen in Hem geloven.

31
CANISIUS

Jesus zeide dan tot de Joden, die in Hem geloofden: Zo gij in mijn woord volhardt, zijt gij waarlijk mijn leerlingen;

WILLIBRORD

Tot de Joden dan die in Hem geloofden, zei Jezus: “Indien gij trouw blijft aan mijn woord, zijt gij waarlijk mijn leerlingen.

32
CANISIUS

dan zult gij de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.

WILLIBRORD

Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.

33
CANISIUS

Men antwoordde Hem: We zijn kroost van Abraham, en nooit iemands slaaf geweest; hoe kunt Gij dus zeggen: Vrij zult gij worden?

WILLIBRORD

Men wierp op: “Wij zijn van Abrahams geslacht en nooit iemands slaaf geweest. Hoe kunt Gij dan zeggen: gij zult vrij worden?”

34
CANISIUS

Jesus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie zonde doet, is slaaf van de zonde.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde hun: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: al wie zonde doet, is slaaf van de zonde,

35
CANISIUS

De slaaf nu blijft niet altijd in huis; de zoon blijft er voor altijd.

WILLIBRORD

en de slaaf blijft niet voor eeuwig in het huis. De Zoon blijft voor eeuwig.

36
CANISIUS

Zo dus de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn.

WILLIBRORD

Als de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn.

37
CANISIUS

Ik weet, dat gij kroost van Abraham zijt; maar gij zoekt Mij te doden, omdat mijn woord geen ingang bij u vindt.

WILLIBRORD

Ik weet dat gij van Abrahams geslacht zijt; niettemin zoekt gij Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen ingang vindt.

38
CANISIUS

Ik spreek, wat Ik bij mijn Vader gezien heb; ook gij doet, wat gij van uw vader gehoord hebt.

WILLIBRORD

Ik verkondig wat Ik bij de Vader heb gezien, maar gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.”

39
CANISIUS

Ze gaven Hem ten antwoord: Onze vader is Abraham. Jesus sprak tot hen: Zo gij kinderen zijt van Abraham, doet dan ook de werken van Abraham.

WILLIBRORD

Zij antwoordden Hem: “Onze vader is Abraham!” Daarop zei Jezus hun: “Als gij kinderen van Abraham zijt, doet dan ook de werken van Abraham.

40
CANISIUS

Maar nu zoekt gij Mij te doden: een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Hij van God heeft gehoord: zo iets deed Abraham niet.

WILLIBRORD

Thans echter zoekt gij Mij, een mens te doden, terwijl Ik u de waarheid heb gezegd, die Ik van God heb gehoord. Zoiets deed Abraham niet.

41
CANISIUS

Gij doet de werken van uw vader. —Ze zeiden Hem dan: We zijn niet uit ontucht geboren,

WILLIBRORD

Gij doet de werken van uw vader.” Zij zeiden Hem: “Wij zijn niet uit ontucht geboren; één vader hebben wij en dat is God.”

42
CANISIUS

Jesus sprak tot hen: Zo God uw Vader was, dan zoudt gij Mij beminnen. Want van God ben Ik uitgegaan en gekomen; niet uit Mijzelf toch ben Ik gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.

WILLIBRORD

Jezus zei hun: “Als God uw vader was, zoudt gij Mij beminnen, want van God ben Ik uitgegaan en van Godswege ben Ik hier. Neen, Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.

43
CANISIUS

Waarom begrijpt gij mijn taal niet? Omdat gij zelfs niet in staat zijt, om naar mijn

WILLIBRORD

Waarom verstaat gij mijn taal niet? Omdat gij niet in staat zijt mijn woord te aanhoren.

44
CANISIUS

Gij hebt den duivel tot vader, en de zin van uw vader verkiest gij te doen. Hij was een moordenaar van den beginne; ook hield hij zich niet met de waarheid op, omdat er in hem geen waarheid is. Wanneer hij leugen spreekt, spreekt hij naar eigen aard; want hij is een leugenaar, en de vader daarvan.

WILLIBRORD

De vader uit wie gij zijt is de duivel, en gij verkiest te volbrengen wat uw vader verlangt. Hij was een moordenaar van begin af aan en hij bevindt zich niet in de waarheid, omdat er in hem geen waarheid is. Wanneer hij leugentaal spreekt, spreekt hij uit zijn eigen wezen, want een leugenaar is hij, ja, de aartsleugenaar.

45
CANISIUS

En gij gelooft niet in Mij, juist omdat Ik de waarheid zeg.

WILLIBRORD

Mij gelooft gij niet, omdat Ik de waarheid spreek.

46
CANISIUS

Wie uwer overtuigt Mij van zonde? Zo Ik de waarheid zeg, waarom dan gelooft gij Mij

WILLIBRORD

Wie van u kan aantonen dat Ik zonde gedaan heb? Als Ik waarheid spreek, waarom gelooft gij Mij dan niet?

47
CANISIUS

Wie uit God is, luistert naar de woorden van God; daarom juist luistert gij niet, omdat gij niet uit God zijt.

WILLIBRORD

Wie uit God is, luistert naar Gods woorden. Daarom luistert gij niet, omdat gij niet uit God zijt.”

48
CANISIUS

De Joden antwoordden Hem: Zeggen we niet met recht, dat Gij een samaritaan zijt en van den duivel bezeten?

WILLIBRORD

De Joden gaven Hem ten antwoord: “Zeggen wij niet met recht dat Gij een Samaritaan zijt en van de duivel bezeten?”

49
CANISIUS

Jesus antwoordde: Ik ben van geen duivel bezeten, doch Ik breng eer aan mijn Vader; maar gij, gij ontrooft Mij mijn eer.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: “Ik ben niet van de duivel bezeten, maar Ik eer mijn Vader, terwijl gij Mij aantast in mijn eer,

50
CANISIUS

Niet, dat Ik mijn eigen eer zoek; daar is er Eén, die haar zoekt, en oordeelt.

WILLIBRORD

Ik zoek mijn eigen eer niet. Er is Iemand die ze zoekt en die oordeelt.

51
CANISIUS

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwigheid de dood niet zien. —

WILLIBRORD

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als iemand mijn woord onderhoudt, zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”

52
CANISIUS

De Joden zeiden Hem: Nu weten we, dat Gij bezeten zijt! Abraham en de profeten zijn gestorven; en Gij zegt: Zo iemand mijn woord onderhoudt, zal hij de dood niet sterven in eeuwigheid.

WILLIBRORD

Toen zeiden de Joden Hem: “Nu weten wij zeker dat Gij van de duivel bezeten zijt. Want Abraham en de profeten zijn gestorven, terwijl Gij beweert: Als iemand mijn woord onderhoudt, zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.

53
CANISIUS

Zijt Gij dan groter dan onze vader Abraham? Hij is gestorven, en ook de profeten zijn

WILLIBRORD

Zijt Gij soms groter dan onze vader Abraham, die wel gestorven is. Zelfs de profeten zijn gestorven. Voor wie houdt Gij uzelf wel?”

54
CANISIUS

Jesus antwoordde: Wanneer Ik Mijzelf verheerlijk, dan is mijn heerlijkheid niets; mijn Vader is het, die Mij verheerlijkt.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde: “Als Ik Mijzelf verheerlijk dan is mijn glorie niets; maar mijn Vader is het die Mij verheerlijkt, van wie gij zegt: Hij is onze God.

55
CANISIUS

Gij noemt Hem uw God, en toch erkent gij Hem niet. Maar Ik ken Hem wèl; en als Ik zeide, Hem niet te kennen, dan was Ik een leugenaar evenals gij. Ja waarlijk, Ik ken Hem, en zijn woord onderhoud Ik.

WILLIBRORD

Toch kent gij Hem niet. Ik daarentegen ken Hem en als Ik zou zeggen dat Ik Hem niet ken, zou Ik aan u gelijk zijn: een leugenaar. Maar Ik ken Hem en onderhoud zijn woord.

56
CANISIUS

Abraham, uw vader, zag juichend van blijdschap mijn dag tegemoet; hij heeft hem gezien en van vreugde gejubeld. —

WILLIBRORD

Abraham, uw vader, juichte van vreugde bij de gedachte dat hij mijn dag zou zien; hij heeft hem gezien en zich verheugd.”

57
CANISIUS

Maar de Joden zeiden Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar oud, en Gij hebt Abraham gezien?

WILLIBRORD

Toen zeiden de Joden tot Hem: “Gij zijt nog geen vijftig jaar en Gij hebt Abraham gezien?”

58
CANISIUS

Jesus sprak tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham werd, ben Ik.

WILLIBRORD

Jezus antwoordde hun: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: voor Abraham werd, ben Ik.”

59
CANISIUS

Toen grepen ze stenen, om Hem te stenigen; maar Jesus trok Zich terug, en verliet de tempel.

WILLIBRORD

Toen raapten zij stenen op om Hem te stenigen, maar Jezus trok zich terug en verliet de tempel.