Johannes 16

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Ik heb u dit alles gezegd, opdat het u niet aan het wankelen zou brengen.

WILLIBRORD

Dit heb Ik u gezegd, opdat gij niet ten val komt.

2
CANISIUS

Men zal u uit de synagogen bannen; ja het uur komt, dat allen die u het leven benemen, zullen menen, een godsdienstige daad te verrichten.

WILLIBRORD

Zij zullen u uit de synagoge bannen. Ja, er komt een tijd dat ieder die u doodt, zal menen een daad van godsverering te stellen.

3
CANISIUS

En ze zullen dit doen, omdat ze noch den Vader kennen noch Mij.

WILLIBRORD

Zij zullen dat doen, omdat zij noch de Vader noch Mij erkend hebben.

4
CANISIUS

Maar Ik heb u dit gezegd, opdat als het uur is gekomen, gij u herinneren zult, dat Ik het u heb gezegd. Niet van de aanvang af heb Ik het u gezegd, omdat Ik toen nog bij u was.

WILLIBRORD

Dit heb Ik u gezegd, opdat wanneer de tijd hiervan aanbreekt, gij u zoudt herinneren dat Ik het u gezegd heb. Over deze dingen heb Ik aanvankelijk niet gesproken, omdat Ik bij U was.

5
CANISIUS

Nu ga Ik tot Hem, die Mij gezonden heeft; en toch stelt niemand van u Mij de vraag: Waar gaat Gij heen?

WILLIBRORD

Thans ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft, en toch vraagt niemand van u Mij: Waar gaat Gij heen?

6
CANISIUS

Maar omdat Ik dit tot u heb gezegd, is uw hart van droefheid vervuld.

WILLIBRORD

Omdat Ik u dit gezegd hebt, is uw hart vol droefheid.

7
CANISIUS

Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u, dat Ik heenga. Want zo Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen; maar zo Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.

WILLIBRORD

Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden.

8
CANISIUS

En wanneer Hij komt, zal Hij de wereld tot inzicht brengen van zonde, gerechtigheid, en vonnis:

WILLIBRORD

Eenmaal gekomen zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is:

9
CANISIUS

van zonde, omdat men in Mij niet gelooft;

WILLIBRORD

van wat zonde is, omdat zij niet in Mij geloven;

10
CANISIUS

van gerechtigheid, omdat Ik naar den Vader ga, en gij Mij niet meer zult zien;

WILLIBRORD

van wat gerechtigheid is, omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet;

11
CANISIUS

van vonnis, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is. —

WILLIBRORD

van wat oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.

12
CANISIUS

Nog veel meer heb Ik u te zeggen, doch gij kunt het thans nog niet dragen.

WILLIBRORD

Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen.

13
CANISIUS

Maar wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, dan zal Hij u tot de volle waarheid geleiden; want Hij zal niet spreken uit Zichzelf, maar spreken al wat Hij hoort, en u de toekomstige dingen verkondigen.

WILLIBRORD

Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen.

14
CANISIUS

Hij zal Mij verheerlijken; want van het mijne zal Hij ontvangen, en het verkondigen aan u.

WILLIBRORD

Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft.

15
CANISIUS

Alles wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zei Ik, dat Hij van het mijne ontvangt, en het u zal verkondigen.

WILLIBRORD

Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is.

16
CANISIUS

Een weinig tijds en gij ziet Mij niet meer; en weer een weinig tijds, dan zult gij Mij terug zien.

WILLIBRORD

Nog een korte tijd en gij aanschouwt Mij niet meer; wederom een korte tijd en gij zult Mij zien.”

17
CANISIUS

Sommigen zijner leerlingen zeiden tot elkander: Wat betekent toch, wat Hij ons zegt: Een weinig tijds en gij ziet Mij niet meer, en weer een weinig tijds, dan zult gij Mij terugzien; en: Ik ga heen naar den Vader?

WILLIBRORD

Enige van zijn leerlingen zeiden daarop tot elkaar: “Wat bedoelt Hij met dat: Nog een korte tijd en gij aanschouwt Mij niet meer, en wederom een korte tijd en gij zult Mij zien? en: Ik ga heen naar de Vader?

18
CANISIUS

Ze zeiden dus: Wat bedoelt Hij toch met: een weinig tijds? We weten niet, waarover

WILLIBRORD

Zij vroegen dus: “Wat betekent die korte tijd, waarvan Hij spreekt? Wij begrijpen niet wat Hij zegt.”

19
CANISIUS

Jesus begreep, dat ze Hem wilden ondervragen; en Hij sprak tot hen: Vraagt gij u onder elkander af, wat Ik zeide: Een weinig tijds en gij ziet Mij niet meer, en weer een weinig tijds, dan zult gij Mij terugzien?

WILLIBRORD

Jezus, wetend dat zij Hem wilden ondervragen, zei tot hen: “Zoekt gij onder elkaar naar de betekenis van mijn woorden: een korte tijd en gij aanschouwt Mij niet meer, en wederom een korte tijd en gij zult Mij zien?

20
CANISIUS

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Gij zult wenen en jammeren, maar de wereld zal zich verheugen; gij zult overstelpt zijn van droefheid, maar uw droefheid zal in vreugde verkeren.

WILLIBRORD

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: gij zult wenen en weeklagen, terwijl de wereld zich zal verheugen. Gij zult bedroefd zijn, maar uw droefenis zal in vreugde verkeren.

21
CANISIUS

De vrouw in barensnood heeft smart, omdat haar uur is gekomen; maar wanneer ze het kind heeft gebaard, dan denkt ze niet meer aan haar weeën, van blijdschap dat er een mens is geboren.

WILLIBRORD

Wanneer de vrouw gaat baren is zij bedroefd omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kindje ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan de pijn, van blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen.

22
CANISIUS

Ook gij zijt nu wel bedroefd, maar Ik zal u weerzien; en dan zal uw hart zich verblijden, en niemand zal u deze vreugde ontnemen

WILLIBRORD

Zo zijt ook gij nu wel bedroefd, maar wanneer Ik u zal weerzien, zal uw hart zich verheugen en uw vreugde zal niemand u kunnen ontnemen.

23
CANISIUS

En op die dag zult gij Mij ook over niets ondervragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wat gij den Vader moogt vragen, Hij zal het u geven in mijn naam.

WILLIBRORD

Op die dag zult gij Mij over niets ondervragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat gij de Vader ook zult vragen, Hij zal het u geven in mijn Naam.

24
CANISIUS

Tot nu toe hebt gij niets in mijn naam gevraagd; vraagt en gij zult verkrijgen, en dan zal uw vreugde volkomen zijn.

WILLIBRORD

Tot nu toe hebt gij niets gevraagd in mijn Naam. Vraagt en gij zult verkrijgen, opdat uw vreugde volkomen zij.

25
CANISIUS

Ik heb u in gelijkenissen over deze dingen gesproken; het uur komt, waarop Ik niet meer in gelijkenissen tot u zal spreken, maar onbewimpeld u den Vader verkondigen zal.

WILLIBRORD

In beelden heb Ik hierover tot u gesproken; er komt een uur, dat Ik niet meer in beelden tot u zal spreken, maar Mij onomwonden tegenover u zal uiten omtrent de Vader.

26
CANISIUS

Op die dag zult gij bidden in mijn naam; en Ik zeg u niet, dat Ik den Vader voor u zal vragen.

WILLIBRORD

Op die dag zult gij bidden in mijn Naam; het is niet nodig te zeggen dat Ik bij de Vader uw voorspreker zal zijn,

27
CANISIUS

Want de Vader zelf heeft u lief, omdat gij Mij hebt liefgehad, en omdat gij geloofd hebt, dat Ik van God ben uitgegaan.

WILLIBRORD

want de Vader zelf heeft u lief omdat gij Mij liefhebt en gelooft dat Ik van God ben uitgegaan.

28
CANISIUS

Ik ben van den Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; weer verlaat Ik de wereld, en ga naar den Vader.

WILLIBRORD

Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; weer verlaat Ik de wereld en ga naar de Vader.”

29
CANISIUS

Zijn leerlingen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij onbewimpeld, en zegt geen gelijkenis meer.

WILLIBRORD

Toen zeiden zijn leerlingen: “Kijkt, nu spreekt Gij onomwonden en gebruikt geen enkel beeld.

30
CANISIUS

Nu zien we, dat Gij alles weet, en dat het niet nodig is, dat iemand u ondervraagt; daarom geloven we, dat Gij van God zijt uitgegaan.

WILLIBRORD

Nu zien wij dat Gij alles weet. Het is voor U niet nodig dat iemand U ondervraagt. Wij geloven daarom dat Gij van God zijn uitgegaan.”

31
CANISIUS

Jesus antwoordde hun: Gelooft gij nu inderdaad?

WILLIBRORD

Jezus antwoordde hun: “Gelooft ge nu?

32
CANISIUS

Zie, het uur komt, en het is reeds gekomen, dat gij verstrooid wordt, ieder zijns weegs, en Mij alleen laat staan. Maar Ik ben niet alleen, want met Mij is de Vader.

WILLIBRORD

Zie, er komt een uur, ja het is er al, dat gij naar alle kanten verstrooid wordt en Mij alleen laat. Toch ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij.

33
CANISIUS

Dit alles heb Ik u gezegd, opdat gij vrede moogt hebben in Mij. In de wereld hebt gij verdrukking te lijden; maar schept moed: Ik heb de wereld overwonnen.

WILLIBRORD

Dit heb Ik u gezegd, opdat gij vrede zoudt bezitten in Mij. Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.”