Job 8

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Nu nam Bildad van Sjóeach het woord, en sprak:

WILLIBRORD

Daarop zei Bildad uit Suach:

2
CANISIUS

Hoe lang nog gaat ge zó voort, En zullen uw woorden als een stormwind loeien?

WILLIBRORD

Hou toch eindelijk eens op; je kraamt verbijsterende onzin uit!

3
CANISIUS

Zou God het recht soms verkrachten, De Almachtige de gerechtigheid schenden:

WILLIBRORD

Verdraait God soms het recht? Is de Almachtige werkelijk oneerlijk?

4
CANISIUS

Wanneer uw kinderen tegen Hem hebben gezondigd, Dan heeft Hij hun slechts hun misdaad vergolden!

WILLIBRORD

Als je kinderen tegen Hem hebben gezondigd, dan gaf Hij straf naar schuld.

5
CANISIUS

Maar als gij uw toevlucht neemt tot God, En rein en oprecht tot den Almachtige smeekt:

WILLIBRORD

Maar als jij God zoekt, om zijn genade smeekt,

6
CANISIUS

Dan zal Hij van stonde af over u waken, En schenkt Hij u weer een rechtschapen gezin;

WILLIBRORD

en je bent werkelijk onschuldig, rechtschapen, dan komt Hij voor je op, en verzekert je de plaats die je toekomt.

7
CANISIUS

Dan schijnt uw vroeger lot slechts gering, Wordt ver door uw nieuwe staat overtroffen.

WILLIBRORD

Groot zal je toekomst zijn, groter dan je verleden.

8
CANISIUS

Ja, vraag het maar aan het voorgeslacht Geef acht op de bevinding van hun vaderen!

WILLIBRORD

Vraag generatie op generatie, informeer naar hun ervaring.

9
CANISIUS

Want wij zijn van gisteren, en weten niets, Ons leven op aarde is enkel een schaduw;

WILLIBRORD

Wij zijn van gisteren, weten niets, ons leven hier is vluchtig als een schaduw;

10
CANISIUS

Maar zij zullen u leren, het u vertellen, En woorden spreken uit hun hart:

WILLIBRORD

maar van hen kun je leren, zij hebben tenminste ervaring.

11
CANISIUS

Schiet het riet op buiten het moeras, Groeien de biezen buiten het water?

WILLIBRORD

Papyrus groeit toch alleen op drassige grond, oeverriet alleen aan het water;

12
CANISIUS

Het wordt afgesneden, terwijl het nog bloeit, En verdort vóór ieder ander gewas:

WILLIBRORD

anders zal het in volle bloei, nog niet rijp voor de snee, verdorren voor alle ander gewas.

13
CANISIUS

Zo vergaat het allen, die God vergeten, Wordt de hoop van de bozen te schande!

WILLIBRORD

Zo vergaat het ieder die God vergeet, zo vervliegt de hoop voor wie van God vervreemdt.

14
CANISIUS

Een herfstdraad is zijn vertrouwen, Zijn toeverlaat een spinneweb;

WILLIBRORD

Aan herfstdraden klampt zo'n man zich vast, een huis van spinrag is zijn toeverlaat.

15
CANISIUS

Hij steunt op zijn web, maar dit houdt het niet uit, Hij grijpt het vast, maar het houdt geen stand.

WILLIBRORD

Leunt hij er tegen, dan blijft het niet staan, zoekt hij er steun, dan stort het in.

16
CANISIUS

Vol sappen staat hij in de zon, Zijn ranken verspreiden zich over zijn hof;

WILLIBRORD

Vol levenssap staat hij in de brandende zon, zijn loten schieten uit over de hele tuin;

17
CANISIUS

Zijn wortels kronkelen zich over het grint, En tussen de stenen grijpt hij zich vast.

WILLIBRORD

zijn wortels klampen zich vast, zelfs aan stenen, tussen rotsen kan hij nog weligheid vinden.

18
CANISIUS

Maar rukt men hem weg van zijn plaats, Dan verloochent ze hem:ik heb u nooit gezien!

WILLIBRORD

Maar als hij wordt uitgerukt zeggen de mensen: ik heb je nooit gekend.

19
CANISIUS

Zo vergaat zijn leven door de mot Uit het stof ervan schieten anderen op.

WILLIBRORD

Zie, zo vergaat het die man en anderen schieten op in zijn plaats.

20
CANISIUS

Neen, God verwerpt den brave niet, En reikt den boze geen hand.

WILLIBRORD

Je weet: God stoot de rechtschapen mens niet af en haalt de boosdoeners niet aan.

21
CANISIUS

Nog wordt uw mond met lachen vervuld, En uw lippen met jubel;

WILLIBRORD

Hij zal je voluit doen lachen, je zult weer zingen van blijdschap;

22
CANISIUS

Maar uw haters worden met schande bedekt, De tent der bozen verdwijnt!

WILLIBRORD

je vijanden worden onder schande bedolven, de tent van de bozen blijft niet overend.