Job 37

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Ja, hierover siddert mijn hart, En springt op van zijn plaats.

WILLIBRORD

Bij die aanblik krijg ik kloppingen en springt het hart mij in de keel.

2
CANISIUS

Hoort, hoort het bulderen van zijn stem, Het gebrom, dat komt uit zijn mond.

WILLIBRORD

Luister toch naar het opkomend onweer, naar het machtig geluid van die stem;

3
CANISIUS

Langs heel de hemel slingert Hij zijn bliksem, En tot de grenzen der aarde.

WILLIBRORD

het weerlicht onder de hemelkoepel, zijn bliksem reikt tot het einde van de aarde,

4
CANISIUS

Zijn stem gromt achter Hem aan, Hij dondert met zijn machtige kreet; Hij houdt de bliksem niet terug, Wanneer zijn stem zich laat horen.

WILLIBRORD

Zijn spreken wordt brullen, zwelt aan tot een geweldige donder. Toch bespeurt men Hem niet, ook al hoort men zijn stem nog zo duidelijk.

5
CANISIUS

Maar ook wonderen wrocht God door zijn stem, Doet grote, onbegrijpelijke dingen!

WILLIBRORD

Verbijsterend is die donder van God, overweldigend en niet te vatten.

6
CANISIUS

Hij spreekt tot de sneeuw: Val op aarde neer; Tot de regenstromen: Weest hevig!

WILLIBRORD

Zegt Hij tot de sneeuw: 'dwarrel neer,' en tot de slagregen: 'haal er de zweep over,'

7
CANISIUS

Dan sluit Hij alle mensen op, Opdat ieder sterveling zijn werk erkent;

WILLIBRORD

dan valt het werk van de mensen stil en zij zien op naar wat Hij vermag;

8
CANISIUS

Ook de dieren zoeken hun schuilplaats op, En leggen zich neer in hun holen.

WILLIBRORD

de dieren kruipen weg in hun nest of blijven schuilen in hun hol.

9
CANISIUS

Uit zijn kamer komt de wervelwind, Uit zijn voorraadschuren de koude;

WILLIBRORD

Storm en stromende regen wervelen uit hun opslagplaats.

10
CANISIUS

Door de adem Gods wordt het ijs gestolten, De watervlakte in boeien gelegd;

WILLIBRORD

Vrieskou maakt zich los uit de adem van God en het watervlak wordt een harde plaat.

11
CANISIUS

Het zwerk belaadt Hij met dampen, En spreidt zijn lichtende wolken uit.

WILLIBRORD

En later breekt het licht door de wolken en jaagt de zon ze uiteen.

12
CANISIUS

Ze zweven naar alle kanten rond, En gaan, zoals Hij het beschikt, Om te volbrengen, wat Hij hun gebiedt, Op de oppervlakte der aarde:

WILLIBRORD

Hij beschrijft zijn kringloop en volgt een voorgeschreven baan om Gods bevel te volvoeren over heel de bewoonde wereld,

13
CANISIUS

Is het tot straf, ze volbrengen zijn wil; Is het tot zegen, ze voeren hem uit.

WILLIBRORD

straffend als hij straffen moet, zegenend als hij zegenen moet.

14
CANISIUS

Job, schenk er uw aandacht aan, Houd op, en let op Gods wonderen!

WILLIBRORD

Job, luister nog eens aandachtig en beschouw de wonderwerken van God.

15
CANISIUS

Begrijpt ge, hoe God ze gebiedt, En het licht van zijn wolken doet flitsen;

WILLIBRORD

Hebt u soms God zijn aanstelling gegeven? Hoe breekt dan het licht door de wolken?

16
CANISIUS

Begrijpt ge iets van het zweven der wolken, Van de wonderwerken van den Alwetende?

WILLIBRORD

Weet u, hoe een wolkendek te spreiden? Nog zo'n meesterstuk van die grandioze Kunstenaar.

17
CANISIUS

Gij, wiens kleren te warm zijn, Als de aarde amechtig van de zuidenwind ligt:

WILLIBRORD

Ja, weet u dat, zwetende tobber in benauwde kleren, als de zuidenwind verlammend over de aarde waait?

18
CANISIUS

Kunt gij, evenals Hij, het zwerk tot een uitspansel strijken, Vast als een spiegel van gegoten metaal?

WILLIBRORD

hebt u samen met Hem het firmament gehamerd tot een gladde metalen spiegel?

19
CANISIUS

Laat mij weten, wat wij Hem zullen zeggen, Wij, die door de duisternis hulpeloos staan!

WILLIBRORD

Geef ons de argumenten die wij tegen Hem kunnen aanvoeren, want wij in onze blindheid zien ze zien.

20
CANISIUS

Zal deze wijken wanneer ik het zeg; Worden weggevaagd, als de mens het beveelt?

WILLIBRORD

Komt tot Hem over wat ik spreek, komt Hem ter ore wat iemand zegt?

21
CANISIUS

Neen, thans aanschouwt men geen licht, Het is door de wolken verduisterd; Maar een wind steekt op, en bezemt ze weg:

WILLIBRORD

Mijn conclusie: als je niet in de zon kunt kijken wanneer die straalt aan het firmament - de wind heeft alles schoongeveegd

22
CANISIUS

En uit het Noorden breekt de goudglans door! God is van ontzagwekkende luister omringd:

WILLIBRORD

wat dan, als de Gouden Glans uit het Noorden komt, de Allerhoogste, God, vreeswekkend van majesteit?

23
CANISIUS

Wij dringen dus niet tot den Almachtige door! Hij is groot in kracht en gerechtigheid; Hij is de Heer van het recht, die nimmer verdrukt!

WILLIBRORD

Deze Almachtige, onbereikbaar voor ons en oppermachtig, is niettemin de rechtvaardigheid zelf die nimmer het recht tiranniseert.

24
CANISIUS

Daarom moeten de mensen Hem vrezen, Doorgronden Hem al de wijzen niet!

WILLIBRORD

Daarom dienen alle mensen Hem te eerbiedigen, zien alle mensen hoog tegen Hem op.