Job 36
Alle 2 beschikbare vertalingen
Vierde rede: mag de mens God ter verantwoording roepen? Elihoe vervolgde, en sprak:
Elihu bleef maar aan het woord:
Heb nog een weinig geduld, en ik zal u onderrichten, Want er valt nog genoeg ten gunste van de Godheid te zeggen;
Even geduld, en ik laat u horen wat God nog meer heeft aan te voeren.
Ik wil mijn kennis tot het uiterste voeren, Om mijn Schepper te rechtvaardigen.
Ik haal mijn wijsheid van ver, namens mijn Maker verkondig ik u de waarheid.
Neen, mijn woorden liegen niet: Ge hebt met iemand te doen, die het eerlijk meent.
Wat ik zeg is geen verzinsel, ik spreek met kennis van zaken.
Ja, God is groot: Hij veracht den rechtschapene niet;
God is de Oude van dagen maar tevens de Machtige; alle blaaskaken veracht Hij.
Machtig: Hij laat den boze niet leven! Hij verschaft aan de verdrukten hun recht,
Rijkaards doet Hij sterven, armen verschaft Hij recht.
Van de rechtvaardigen wendt Hij zijn ogen niet af; Hij zet ze bij koningen op de troon, Hoog plaatst Hij hun zetel voor eeuwig!
Hij kan zijn oog niet afhouden van de rechtvaardige, ja, Hij zet hem als een koning op de troon, Hij heeft hem hoog eens voor altijd.
Maar worden zij in boeien geklonken, In koorden van ellende gevangen,
Zelfs als Hij hem vangt en boeit met koorden van ellende,
Dan brengt Hij hun daardoor hun gedrag onder het oog, En hun zonden uit hoogmoed ontstaan;
wil Hij alleen maar aan het licht brengen hoe groot en talrijk zijn zonden zijn;
Zo opent Hij hun oor ter belering, En vermaant ze, zich van hun ongerechtigheid te bekeren.
wil Hij zijn manende stem laten horen: keer terug op uw schreden naar het kwaad.
Wanneer ze dan luisteren, en Hem weer dienen, Dan slijten ze hun dagen in geluk, Hun jaren in weelde;
En als de mens dan luistert als een trouwe knecht: dagen van welzijn en jaren van geluk vallen hem ten deel!
Maar wanneer ze niet willen horen, Dan gaan ze heen naar het graf, En komen om door onverstand.
Luistert hij niet, dan verzinkt hij in het moeras, in de dood, en hij begrijpt niet waarom.
En de verstokten, die er toornig om worden, En niet smeken, als Hij ze bindt:
Wie godvergeten wrok blijft koesteren en niet bidt als God hem in boeien slaat,
Zij sterven al in hun jeugd, Hun leven vliedt heen in de jonge jaren.
die sterft vroeg af verlept als een tempeljongen.
Hij redt dus den ellendige door zijn ellende, En opent zijn oor door zijn nood!
Dus: lijden is een redplank voor hen die lijden, een manende stem.
Zo trekt Hij ook u uit de muil van ellende Inplaats daarvan zal het onbekrompen overvloed zijn, En het genot van een dis, met vette spijzen beladen.
Welnu: u hebt zich laten misleiden, meeslepen door uw onbeperkte mogelijkheden, door de veilige overvloed van uw welvoorziene tafel
Maar oordeelt gij geheel als een boze zijn gericht zal u treffen,
vol uitgelezen gerechten, en dat ten koste van uw eigen gerechtigheid.
Pas dus op, dat de wrevel u geen straf komt brengen, Waarvan de grootste losprijs u niet zou ontslaan;
Pas toch op, laat u niet verleiden door overdaad aan kostelijke gaven.
Uw smeken tot Hem in de nood niets bereiken Al doet ge het ook uit al uw kracht.
Rijkdom en macht, tenzij gelouterd, schaden eerder dan dat zij baten zouden.
Laat de dwaasheid u toch niet bedriegen Om u te verheffen met hen, die wijs willen zijn;
Koester niet bij nacht en ontij het verlangen om tot voor zijn aangezicht, zijn tribunaal, te komen.
Wacht u ervoor, u tot de zonde te wenden, Want hierdoor juist werdt gij door ellende bezocht!
Houd u liever verre van dat onzalig idee en verdraag uw ellende.
Zie, God is groot door zijn kracht: Wie is heerser als Hij?
Bedenk: God is hoogverheven en machtig. Wie is als Hij?
Wie schrijft Hem zijn weg voor, Wie zegt: Gij handelt verkeerd?
Wie wees Hem de weg die Hij moet inslaan? Wie zegt Hem: 'Gij hebt verkeerd gehandeld?'
Denk er aan, dat ook gij zijn daden verheft, Die de stervelingen moeten bezingen,
Het is uw plicht zijn werken te verheerlijken. Hem bezongen en bezingen alle mensen.
Die iedere mens moet overwegen, Ieder mensenkind van verre beschouwt.
Alle stervelingen zien naar Hem op van verre en vol eerbied.
Zie, God is groot: wij begrijpen Hem niet, Het getal van zijn jaren is zelfs niet te schatten!
Ja, hoogverheven is God, we kennen Hem niet, onnaspeurlijk is zijn ouderdom.
Hij trekt uit de zee de druppels omhoog, Vervluchtigt de regen tot zijn nevel,
Hij schept de druppels van het watervlak, zeeft regen uit de nevels
Die de wolken naar beneden doet stromen, En op alle mensen doet storten;
die in wolken en vlagen gutsend neerstort op de aarde.
Wie begrijpt de sprei van de wolken En de gedaante van zijn tent?
Hoe zou iemand Hem kunnen vatten? Zijn tent is een wolk, Hij woont in de stormen.
Zie, Hij spreidt zijn nevel uit over de zee, En houdt haar kolken bedekt.
Zie, Hij laat het weerlichten en legt de zee tot op de wortels bloot.
Want daarmee spijst Hij de volken En geeft Hij voedsel in overvloed.
Niettemin schenkt Hij voedsel aan de volken, geeft eten in overvloed.
In zijn handen verbergt Hij de bliksem, En zendt hem af op zijn doel;
Zijn bliksem neemt Hij ter hand en houdt hem op zijn doel gericht;
Zijn strijdkreet kondigt Hem aan, Zijn woede ontketent de storm!
donder en wolken gaan vooraf aan het naderend onweer.