Job 34

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Elihoe vervolgde en sprak:

WILLIBRORD

En Elihu begon weer opnieuw:

2
CANISIUS

Gij wijzen, hoort naar mijn rede; Verstandigen, luistert naar mij:

WILLIBRORD

Wijzen, luistert naar mijn woorden, opgelet, gij deskundigen.

3
CANISIUS

Want het oor toetst de woorden, Zoals het gehemelte spijzen keurt.

WILLIBRORD

Het oor keurt woorden, zoals het gehemelte spijzen.

4
CANISIUS

We moeten zelf onderzoeken, wat recht is, Onder elkander beslissen wat goed is.

WILLIBRORD

Welnu, wij moeten keuren wat recht is, samen uitmaken wat goed is.

5
CANISIUS

Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtschapen, Maar God onthoudt mij mijn recht;

WILLIBRORD

Want Job zegt: 'ik sta in mijn recht, maar God weigert mij recht te doen,

6
CANISIUS

Ondanks mijn recht moet ik lijden, Mijn wonde is ongeneeslijk, al ben ik niet schuldig!

WILLIBRORD

Hij doet mijn rechten tekort, raakt mij met zijn pijlen hoewel ik onschuldig ben.'

7
CANISIUS

Is er wel iemand als Job, Die godslastering als water drinkt,

WILLIBRORD

Waar vind je nog zo'n man als Job die zijn dorst lest met laster?

8
CANISIUS

Die het gezelschap van boosdoeners opzoekt En met slechte lieden omgang heeft?

WILLIBRORD

Hij hoort in gezelschap van boosdoeners en trekt op met de misdaad,

9
CANISIUS

Want hij zegt: Wat baat het den mens, In God zijn behagen te stellen!

WILLIBRORD

want hij heeft durven zeggen: 'zinloos is het te zoeken naar de gunst van God.'

10
CANISIUS

Verstandige lieden, hoort dus naar mij: Onmogelijk; God doet geen kwaad, de Almachtige geen onrecht;

WILLIBRORD

Daarom, gij wijzen, luistert naar mij: God doet geen onrecht, de Almachtige pleegt geen kwaad.

11
CANISIUS

Want Hij vergeldt de mensen hun daden, Behandelt iedereen naar zijn gedrag!

WILLIBRORD

Loon naar werken geeft Hij, vergelding naar daden.

12
CANISIUS

Waarachtig, God kan geen onrecht begaan, De Almachtige het recht niet verkrachten!

WILLIBRORD

Nee, God begaat geen fouten, de Almachtige verdraait het recht niet.

13
CANISIUS

Wie heeft de aarde onder zijn leiding gesteld Wie Hem met de hele wereld belast?

WILLIBRORD

En dan nog: wie gaf Hem de wereld in pacht, de aarde in handen?

14
CANISIUS

Trekt Hij hun geest tot Zich terug, Neemt Hij tot Zich hun levensadem,

WILLIBRORD

Als Hij zijn hart voor ons zou sluiten en geest en adem terugneemt,

15
CANISIUS

Dan sterft onmiddellijk alle vlees, Keert de mens terug tot stof!

WILLIBRORD

sterft al wat leeft, vervalt de mens opnieuw tot stof.

16
CANISIUS

Zijt ge verstandig, luister hiernaar, En leen het oor aan mijn rede:

WILLIBRORD

Laat elke verstandige toch luisteren en aandacht schenken aan wat ik zeg:

17
CANISIUS

Kan Hij, die het recht zou haten, besturen; Kan de Alrechtvaardige onrecht bedrijven?

WILLIBRORD

Zou de hoogste wetgever de wet haten, de bij uitstek rechtvaardige onrecht plegen?

18
CANISIUS

Hij, die tot den koning zegt: Belial Tot de edelen: Booswicht;

WILLIBRORD

Hij die tot een koning kan zeggen: 'Nietsnut?' Hij die tot de edelen kan zeggen: 'Godvergeten gespuis?'

19
CANISIUS

Die vorsten niet voortrekt, Den arme niet achterstelt bij den rijke. Neen, ze zijn allen het werk zijner handen,

WILLIBRORD

Machthebbers ziet Hij niet naar de ogen, een rijke is niet meer dan een arme, alleen immers zijn het werk van zijn handen.

20
CANISIUS

En sterven plotseling, midden in de nacht; Rijken worden opgeschrikt, en gaan heen, Machtigen verdwijnen, al steekt men er de hand niet naar uit.

WILLIBRORD

In een oogwenk sterven ze midden in de nacht. zelfs de sterkste wankelt, wijkt; ook de machtigste wordt weggesleurd, zomaar.

21
CANISIUS

Want zijn ogen zijn op de wegen der mensen gericht, En Hij ziet al hun schreden;

WILLIBRORD

Want Gods ogen zijn afgesteld op de wandel van de mens, zien iedere stap die hij zet;

22
CANISIUS

Er bestaat geen duister of donker, Waarin de boosdoeners zich kunnen verbergen.

WILLIBRORD

voor Hem geen duisternis of donkerte waar boosdoeners zich schuil kunnen houden.

23
CANISIUS

Neen, geen vaste tijd voor den mens, Om voor God ten gericht te verschijnen;

WILLIBRORD

De mens is dan ook de Allerhoogste niet die het tijdstip bepaalt van zijn gericht.

24
CANISIUS

Hij verplettert den machtige zonder verhoor, En stelt anderen voor hem in de plaats.

WILLIBRORD

Zonder vorm van proces velt God de machtigen en stelt anderen in hun plaats;

25
CANISIUS

Hij geeft dus acht op hun daden, Hij stort ze omver in de nacht;

WILLIBRORD

Hij doorziet hun daden, en op een nacht worden zij omvergestoten en vermorzeld.

26
CANISIUS

Ze worden verbrijzeld tot straf voor hun boosheid, Hij tuchtigt ze op de plaats, waar allen het zien.

WILLIBRORD

Als misdadigers geselt Hij hen in het openbaar, ten aanschouwen van iedereen.

27
CANISIUS

Want van Hem zijn ze afgeweken, En hebben op geen van zijn paden gelet;

WILLIBRORD

Zij gaan immers eigen wegen; zijn weg negeren ze.

28
CANISIUS

Ze hebben het kermen der armen tot Hem doen komen, Zodat Hij het klagen der ellendigen hoort.

WILLIBRORD

Zij doen de arme het uitschreeuwen en God hoort het, want de klacht van de arme laat Hem niet onverschillig.

29
CANISIUS

Hield Hij Zich stil, wie zou ze beschuldigen Bedekte Hij zijn gelaat, wie wees hen terecht? Neen, Hij houdt volk en eenling in het oog,

WILLIBRORD

En dan nog: als Hij niets doet, wie zal Hem oordelen? Als Hij zijn aangezicht verbergt, wie verwijt Hem dat?

30
CANISIUS

Opdat geen boze regeert, het volk niet zondigt.

WILLIBRORD

Al laat Hij over volken en enkelingen een schurk regeren, een listige profiteur,

31
CANISIUS

Maar als de boze tot God zegt: Ik heb gedwaald, Doch ik wil niet meer zondigen;

WILLIBRORD

God blijft God! Moet Hij soms zeggen: 'Ik heb me vergist; ik zat ernaast;

32
CANISIUS

Onderricht mij, totdat ik tot inzicht kom; Heb ik misdaan, ik doe het niet meer!

WILLIBRORD

breng jij me aan mijn verstand wat ik niet zie, en als ik fout deed, het zal niet meer gebeuren?

33
CANISIUS

Moet Hij, volgens u, het dan toch maar vergelden, Omdat gij zijn gerechtigheid anders misprijst? Gij hebt te beslissen, niet ik; Spreek dus uit, wat ge meent!

WILLIBRORD

Moet Hij er, volgens u, vrede mee hebben dat u Hem kiest of afwijst naar eigen inzicht? Ik blijf er buiten. Zeg het maar, u weet het zo goed!

34
CANISIUS

Verstandige mensen zullen mij zeggen, Met den wijzen man, die mij hoort:

WILLIBRORD

Ach, toehoorders met een beetje verstand zullen zeggen:

35
CANISIUS

Job heeft niet verstandig gesproken, Zijn rede getuigt niet van inzicht.

WILLIBRORD

'Job? Job spreekt als een dwaas, wat hij zegt is nonsens.

36
CANISIUS

Waarachtig, Job zal ten einde toe worden beproefd, Om zijn antwoorden, boosdoeners waardig;

WILLIBRORD

God geve dat hij nog meer op de proef wordt gesteld, want zijn woorden grenzen aan het godslasterlijke.

37
CANISIUS

Want hij heeft bij zijn zonde de misdaad gevoegd, Ons te honen, en tegen God een grote mond op te zetten!

WILLIBRORD

En dan komt er nog bij dat hij prat gaat op zijn grote mond tegenover God.'