Job 28

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Zeker, er is een plaats, waaruit het zilver komt, Een oord, waar het goud wordt gewassen,

WILLIBRORD

Ja, zilver kun je wel ergens vinden, goud kun je wel ergens wassen,

2
CANISIUS

Het ijzer uit de bodem gehaald, De steen tot koper gesmolten;

WILLIBRORD

ijzer uit de bodem halen, erts omsmelten tot koper;

3
CANISIUS

Waar men in de uiterste duisternis doordringt, En de diepste plekken doorvorst. In de rotsen, duister en somber.

WILLIBRORD

het duister kun je terugdringen, en tot in de verste hoeken doorzoeken de donkere diepte van de rotsen;

4
CANISIUS

Worden schachten gehakt door een volk, dat er niet hoort, Dat door de wandelaars wordt vergeten, Daar ver van de mensen hangt en zweeft;

WILLIBRORD

ja, men hakt gangen uit, ver van de bewoonde wereld waar bijna niemand komt, kronkelgangen als draden zo dun.

5
CANISIUS

En de aarde, waaruit het brood ontspruit, Wordt in haar ingewanden omgewoeld als door vuur.

WILLIBRORD

Boven op de aarde ontkiemt het graan, diep onderin woelt een soort vuur.

6
CANISIUS

Haar rotsen zijn de plaats van saffier, Haar stof bevat goud;

WILLIBRORD

In haar gesteente is saffier te vinden en stofgoud ook.

7
CANISIUS

De arend kent er de weg niet heen, Het valkenoog bespeurt hem niet;

WILLIBRORD

Geen roofvogel kent het pad daarnaartoe, zelfs de havik weet het niet te ontdekken.

8
CANISIUS

De roofdieren betreden hem niet, De luipaard gaat er niet heen.

WILLIBRORD

De machtigste dieren blijven er weg, geen leeuw is er ooit doorgedrongen.

9
CANISIUS

De mens slaat zijn hand aan de harde steen, Woelt de bergen om van hun grondslag af,

WILLIBRORD

Alleen de mens, die de hand slaat aan het gesteente, de fundamenten van de bergen omwoelt,

10
CANISIUS

Breekt gangen in de rotsen uit, Niets kostbaars ontsnapt aan zijn oog;

WILLIBRORD

tunnels boort in de rotsen, die ontdekt inderdaad allerlei kostbaarheden;

11
CANISIUS

Hij zoekt de bronnen der stromen af, En brengt wat verborgen lag aan het licht.

WILLIBRORD

damt hij de bronnen van de rivieren af, dan brengt hij inderdaad de meest verborgen schatten aan het licht.

12
CANISIUS

Maar de wijsheid, waar is zij te vinden, En waar is het oord van het inzicht?

WILLIBRORD

Maar wijsheid, waar vind je die? Weet iemand waar zij woont?

13
CANISIUS

De mens kent er de weg niet heen, In het land der levenden bevindt ze zich niet.

WILLIBRORD

Geen mens kent de weg naar haar toe, in het land der levenden is zij onvindbaar;

14
CANISIUS

De afgrond roept: In mij is ze niet! De zee herhaalt: Ze is niet bij mij!

WILLIBRORD

als de oceaan zegt: 'niet hier,' dan zegt de zee: 'hier evenmin.'

15
CANISIUS

Zij wordt niet gekocht voor het fijnste goud, Geen zilver gewogen, om haar te betalen;

WILLIBRORD

Ze is voor geen goud te koop, met geen zilver te betalen.

16
CANISIUS

Zij wordt niet geschat tegen goud van Ofir, Tegen kostbare onyx, noch saffier;

WILLIBRORD

Goud uit Ofir is niet goed genoeg, kornalijn noch saffier.

17
CANISIUS

Geen goud, geen glaswerk kan haar evenaren, Geen gouden vaas is haar prijs.

WILLIBRORD

Goud of glas komen hier niet in aanmerking, geen sieraden hoe kostbaar ook halen het erbij.

18
CANISIUS

Paarlen en kristal zijn naast haar niet in tel, Het vinden der wijsheid gaat dat van koralen te boven;

WILLIBRORD

Koraal en kristal, zij verbleken, een vermogen aan parels weegt niet op tegen de wijsheid.

19
CANISIUS

Topaas van Koesj kan het niet bij haar halen, Het zuiverst goud weegt niet tegen haar op.

WILLIBRORD

Waardeloos blijkt topaas uit Koes en het zuiverste goud geen geschikte munt.

20
CANISIUS

De wijsheid, waar komt zij vandaan; Het inzicht, waar is zijn plaats?

WILLIBRORD

Ja, waar komt de wijsheid vandaan, weet iemand waar zij woont?

21
CANISIUS

Zij ligt verborgen voor het oog van al wat leeft, Verscholen voor de vogels in de lucht;

WILLIBRORD

Zij is verborgen voor al wat leeft, zelfs de vogels in de lucht kunnen haar niet ontdekken.

22
CANISIUS

De onderwereld en dood roepen uit: Onze oren hebben enkel van haar bij geruchte gehoord.

WILLIBRORD

Dood en onderwereld zeggen: bij geruchte hebben wij vernomen

23
CANISIUS

Het is God, die de weg naar haar kent, Hij alleen weet, waar zij toeft.

WILLIBRORD

God alleen kent het pad ernaartoe, Hij weet waar zij zich ophoudt.

24
CANISIUS

Want Hij blikte tot aan de grenzen der aarde, Zag al wat onder de hemel bestond:

WILLIBRORD

Zijn oog reikt tot aan de grenzen van de aarde, Hij ziet alles wat de hemel omspant.

25
CANISIUS

Toen Hij het gewicht van de wind bepaalde, De maat voor het water bestemde;

WILLIBRORD

Hij die de kracht bepaalt van de wind, en de omvang van de zee,

26
CANISIUS

Toen Hij de regen zijn wet gaf, En de donder zijn weg.

WILLIBRORD

de wet voorschrijft aan de regen, donder en bliksem dirigeert,

27
CANISIUS

Toen aanschouwde Hij haar en verkondigde haar, Kende Hij haar en doorgrondde haar;

WILLIBRORD

Hij ziet de wijsheid, kent, begrijpt en doorpeilt haar.

28
CANISIUS

Maar Hij sprak tot den mens: Zie, de vreze des Heren is wijsheid, En het kwade te mijden is inzicht!

WILLIBRORD

Hij zegt tot de mens: 'Wijsheid? Wijsheid is: God vrezen, het kwaad vermijden.'