Job 27

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

-

WILLIBRORD

Maar toch - zo vervolgde Job - toch:

2
CANISIUS

Zo waar God leeft, die mij gerechtigheid weigert, De Almachtige, die mijn leven verbittert:

WILLIBRORD

Bij de levende God die me mijn recht onthoudt, bij de Almachtige die mijn leven vergalt:

3
CANISIUS

Zolang er nog een zucht in mij is, En Gods adem in mijn neus

WILLIBRORD

zolang ik leef, zolang Gods adem mij bezielt,

4
CANISIUS

Zullen mijn lippen geen valsheid spreken, En zint mijn tong geen bedrog!

WILLIBRORD

zullen mijn lippen niet liegen, zal mijn tong geen onwaarheid spreken.

5
CANISIUS

Ik denk er niet aan, u gelijk te geven, Tot mijn laatste snik houd ik mijn onschuld vol;

WILLIBRORD

Nooit in der eeuwigheid zal ik jullie bijvallen, tot mijn laatste snik kom ik op voor mijn onschuld.

6
CANISIUS

Ik houd vast aan mijn vroomheid, en geef ze niet op, Mijn hart schaamt zich over geen van mijn dagen!

WILLIBRORD

Rechtvaardig ben ik, dat houd ik vol; geen dag van mijn leven kan mij iets verwijten.

7
CANISIUS

Moge het mijn vijand vergaan als den boze, Mijn hater als den goddeloze!

WILLIBRORD

Nog liever zou ik dan volhouden: mijn Tegenstander staat in het ongelijk, mijn Vijand is de schuldige.

8
CANISIUS

Wat hoopt de boze, als hij bidt, Als hij zijn ziel tot de Godheid verheft?

WILLIBRORD

Immers, wat mag ik als zondaar verwachten? God snijdt je weg, God eist je leven op.

9
CANISIUS

Zal God zijn schreien horen, Wanneer de rampspoed hem treft;

WILLIBRORD

Of denk je dat God naar zondaars luistert, hun noodkreet Hem bereikt?

10
CANISIUS

Kan hij zich in den Almachtige verlustigen, Ten allen tijde roepen tot God?

WILLIBRORD

Kunnen zij zich ooit veilig voelen bij Hem, de Almachtige aanroepen te allen tijde?

11
CANISIUS

Daarna nam Sofar van Naäma het woord, en sprak: Ik zal u Gods werken leren kennen, De plannen van den Almachtige u niet verzwijgen:

WILLIBRORD

Ik zal jullie leren wat God in zo'n geval doet, precies vertellen hoe Hij reageert.

12
CANISIUS

Zie, gij hebt het allen zelf aanschouwd: Waarom zo’n ijdele raad gegeven?

WILLIBRORD

Trouwens, jullie met zijn allen zagen het toch zo goed; wat wil dit zinloos gesprek dan nog?

13
CANISIUS

Dit is, naar Gods bestel, het lot van den boze, Het deel der tyrannen, door den Almachtige hun toegewezen.

WILLIBRORD

Dit heb je als zondaar van God te verwachten, dit houdt de Almachtige voor zo iemand achter de hand:

14
CANISIUS

Krijgt hij veel zonen, ze zijn bestemd voor het zwaard, En zijn kroost lijdt gebrek;

WILLIBRORD

Talrijk zijn zijn kinderen, maar ze komen om door het zwaard; groot is zijn gezin, maar het verhongert.

15
CANISIUS

Die hem overblijven, worden door de pest ten grave gesleept, En zijn weduwen bedrijven geen rouw.

WILLIBRORD

Wie gespaard blijft sterft aan de pest, geen weduwe die er om treurt.

16
CANISIUS

Al hoopt hij zilver op als stof, En stapelt kleren op als slijk,

WILLIBRORD

Al gaart hij geld bijeen als stof en mooie kleren als was het gewoon slijk,

17
CANISIUS

Hij stapelt ze op, maar de vrome bekleedt er zich mee, En de onschuldige erft zijn geld.

WILLIBRORD

hij doet maar: de rechtvaardige trekt ze aan, de onschuldige gaat strijken met zijn geld.

18
CANISIUS

Hij trekt zijn woning op als een spin, Aan de hut gelijk, die wachters bouwen;

WILLIBRORD

Het huis dat hij bouwt blijkt spinrag een nietige hut op het veld.

19
CANISIUS

Rijk legt hij zich neer: het is de laatste maal, Hij opent zijn ogen: hij is er niet meer.

WILLIBRORD

Hij is nog rijk als hij gaat slapen, bij zijn ontwaken rest hem niets meer.

20
CANISIUS

Verschrikkingen grijpen hem aan overdag, En ‘s nachts sleurt een stormwind hem weg;

WILLIBRORD

Verschrikkingen vallen op hem bij klaarlichte dag en 's nachts rukt de stormwind hem weg.

21
CANISIUS

De oostenwind neemt hem op: daar gaat hij heen, Hij vaagt hem weg van zijn plaats.

WILLIBRORD

De oostenwind pakt hem op, sleurt hem mee, rukt hem weg van zijn plaats.

22
CANISIUS

Zonder erbarmen slingert God zijn pijlen op hem af, Zodat hij voor zijn slagen moet vluchten;

WILLIBRORD

Meedogenloos werpt God hem tegen de grond: probeer maar eens aan zijn greep te ontkomen.

23
CANISIUS

Men klapt over hem in de handen, En fluit hem uit zijn woonplaats na.

WILLIBRORD

Men klapt vol leedvermaak in de handen, vanuit zijn eigen huis wordt hij nagefloten.