Job 23

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Job antwoordde, en sprak:

WILLIBRORD

Opnieuw nam Job het woord:

2
CANISIUS

Al weer heet mijn klagen verzet: Maar zijn hand dwingt mij tot zuchten!

WILLIBRORD

Ook nu nog kom ik in verzet al trek ik krom van verdriet.

3
CANISIUS

Ach, dat ik Hem vinden kon, En voor zijn troon kon verschijnen!

WILLIBRORD

Ach, kon ik Hem toch eens vinden, doordringen tot zijn verblijf,

4
CANISIUS

Dan zette ik Hem mijn zaak uiteen, En vulde mijn mond met bewijzen;

WILLIBRORD

ik zou mijn zaak bepleiten, al mijn argumenten voor Hem uitstorten.

5
CANISIUS

Dan kende ik de woorden, waarmee Hij mij antwoordt, Vernam ik, wat Hij mij zegt.

WILLIBRORD

Eindelijk zou ik zijn antwoord kennen en horen wat Hij wil.

6
CANISIUS

Zou Hij zijn macht in het geding moeten brengen? Neen, als Hij slechts naar mij hoorde!

WILLIBRORD

Zou Hij dan met al zijn macht mij vervolgen, Hij zou mij toch niets ten laste kunnen leggen.

7
CANISIUS

Dan zou Hij bemerken dat er bij Hem een onschuldige pleit, En ik was voorgoed van mijn Rechter bevrijd!

WILLIBRORD

Als ik open en eerlijk met Hem kon twisten, ontloop ik zijn vonnis voorgoed.

8
CANISIUS

Maar ga ik naar het oosten, Hij is er niet, Of naar het westen, ik bespeur Hem niet;

WILLIBRORD

Maar trek ik oostwaarts - Hij is er niet, westwaarts ik vind Hem niet;

9
CANISIUS

Ik zoek Hem ten noorden, ik vind Hem niet, Wend mij naar het zuiden, ik zie Hem niet.

WILLIBRORD

werkt Hij in het noorden - niemand te ontdekken; keert Hij naar het zuiden - Hij blijft onvindbaar.

10
CANISIUS

Het is, omdat Hij mijn wandel kent Omdat ik als goud te voorschijn zou treden, als Hij mij toetst:

WILLIBRORD

Want Hij kent mijn levenswandel en weet: uit zijn loutering kom ik te voorschijn als goud.

11
CANISIUS

Want mijn voet bleef steeds in zijn spoor, Ik hield zijn pad, en verliet het nooit!

WILLIBRORD

Mijn voeten hebben zijn spoor gevolgd, ik week niet af van zijn weg,

12
CANISIUS

Van het bevel zijner lippen week ik niet af, Het woord van zijn mond heb ik in mijn boezem bewaard:

WILLIBRORD

liet zijn geboden niet los, ik bewaarde ze diep in mijn hart.

13
CANISIUS

Maar wil Hij iets, wie kan Hem beletten, Begeert Hij iets, Hij voert het uit!

WILLIBRORD

Maar Hij is de Heer, niemand weerhoudt Hem, Hij doet wat Hij doen wil,

14
CANISIUS

Ja, Hij volbrengt, wat Hij over mij heeft besloten, Met al het andere, wat Hij heeft beschikt:

WILLIBRORD

zijn plan met mij zet Hij door, en Hij heeft veel zulke plannen.

15
CANISIUS

En daarom ben ik voor Hem zo bang, Sidder ik, als ik aan Hem denk.

WILLIBRORD

Daarom juist ben ik zo bang voor Hem; hoe meer ik dat besef hoe banger ik word.

16
CANISIUS

Het is God, die mijn hart murw heeft geslagen, De Almachtige, die mij verschrikt;

WILLIBRORD

Bij Hem ontzinkt mij alle moed. Juist zijn almacht doemt mij tot onmacht.

17
CANISIUS

Neen, niet door de duisternis ben ik ontsteld Niet door het donker, dat mijn gelaat bedekt!

WILLIBRORD

Niet zijn duisternis maakt mij bang, maar de wraak die erachter schuilgaat.