Job 15

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Elifaz van Teman nam het woord en sprak:

WILLIBRORD

Nu sprak Elifaz uit Teman:

2
CANISIUS

Antwoordt een wijze met bluf, En blaast hij zich op met oostenwind;

WILLIBRORD

Is dat de kletspraat van een wijze, die opgeblazen taal?

3
CANISIUS

Verdedigt hij zich met beuzelpraat En met holle frasen?

WILLIBRORD

Zijn dat zijn kronkelargumenten? Is dat zijn gebazel?

4
CANISIUS

Gij breekt zowaar de godsvrucht af, En verstoort de overpeinzing voor het aanschijn van God.

WILLIBRORD

Man, jij verkracht de godsdienst, jij bagatelliseert waarachtige bezinning.

5
CANISIUS

Daar uw schuldig geweten uw mond onderricht, En gij de taal van bedriegers kiest,

WILLIBRORD

Zulke woorden vergroten je schuld, zij kiezen voor de leugen

6
CANISIUS

Is het uw eigen mond, die u vonnist: niet ik, Zijn het uw eigen lippen, die tegen u getuigen.

WILLIBRORD

en klagen je aan - niet ik, zij getuigen tegen je - niet ik.

7
CANISIUS

Zijt gij als eerste der mensen geboren, Nog vóór de heuvelen ter wereld gebracht;

WILLIBRORD

Ben jij de eerstgeborene der mensen, ter wereld gekomen voor de heuvels bestonden?

8
CANISIUS

Luistert ge toe in de raad van God, En hebt ge beslag op de Wijsheid gelegd?

WILLIBRORD

Ben jij toehoorder geweest in Gods raad? Heb je daar die brok wijsheid vandaan?

9
CANISIUS

Wat weet gij, wat wij niet weten, Wat begrijpt gij, wat wij niet verstaan?

WILLIBRORD

Wat weet jij dat wij niet weten, wat doorzie jij dat wij niet begrijpen?

10
CANISIUS

Ook onder ons zijn bejaarden en grijsaards, Ouder van dagen nog dan uw vader!

WILLIBRORD

Aan onze kant staan hoogbejaarde grijsaards die ouder zijn dan je vader.

11
CANISIUS

Zijn soms voor ú de vertroostingen Gods te gering, Het woord, met zachtheid tot u gesproken?

WILLIBRORD

Is de troost van God je niet voldoende, zijn woord jou te min?

12
CANISIUS

Hoe sleept uw hartstocht u mee, En hoe rollen uw ogen:

WILLIBRORD

Waarom laat je je zo gaan en blikkeren je ogen?

13
CANISIUS

Dat ge uw wrevel tegen God durft keren, En zulke woorden aan uw mond laat ontglippen!

WILLIBRORD

Waarom je zo opwinden, zo tekeer gaan tegen God?

14
CANISIUS

Wat is een mens, dat hij rein zou zijn, Rechtschapen, die uit een vrouw is geboren?

WILLIBRORD

Kan een mens ooit rein, het kind van een vrouw ooit rechtvaardig zijn?

15
CANISIUS

Zie, zelfs op zijn Heiligen kan Hij niet bouwen, En de hemel is niet rein in zijn oog;

WILLIBRORD

Als God in zijn engelen al geen vertrouwen stelt en zelfs de hemelbewoner niet rein is in zijn ogen,

16
CANISIUS

Hoeveel minder de mens, afschuwelijk, bedorven, Die de ongerechtigheid als water drinkt!

WILLIBRORD

wat moet de mens Hem dan wel tegenstaan die het kwaad drinkt als water.

17
CANISIUS

Ik zal het u tonen, luister naar mij; Wat ik gezien heb, u gaan vertellen.

WILLIBRORD

Luister, ik geef je uitleg en vertel je van mijn ervaring;

18
CANISIUS

Het is hetzelfde, wat de wijzen verkonden, En wat hun vaderen hun niet hadden verborgen,

WILLIBRORD

in die geest spreken ook de wijzen en zij hebben het weer van hun vaderen

19
CANISIUS

Aan wie alleen het land was geschonken, En bij wie nog geen vreemde was binnengedrongen

WILLIBRORD

uit de tijd dat alleen zij het land bewoonden en geen vreemdeling daar was binnengedrongen:

20
CANISIUS

De goddeloze verkeert heel zijn leven in angst, De tyran al de jaren, die voor hem zijn bedongen;

WILLIBRORD

De goddeloze tiran beeft alle dagen, alle jaren die hem wachten.

21
CANISIUS

Schrikgeluiden treffen zijn oren, In volle vrede stormt de plunderaar op hem af.

WILLIBRORD

Altijd hoort hij onraad, op het moment dat het hem goed gaat stort de vernieling zich over hem heen.

22
CANISIUS

Hij hoopt niet eens, aan de duisternis te ontsnappen, En is bestemd voor het zwaard;

WILLIBRORD

Hij ziet geen kans die dreiging te ontlopen, overal voelt hij het zwaard op zich gericht.

23
CANISIUS

Hij wordt als een aas voor de gieren geworpen, En weet, dat sombere dagen hem wachten.

WILLIBRORD

Als een prooi tracht hij zijn havik te ontwijken, maar hij weet dat de dood naast hem staat.

24
CANISIUS

Benauwdheid en angst grijpt hem aan, Als een koning ten aanval gereed:

WILLIBRORD

Angst staat klaar hem te grijpen, overmachtige angst houdt hem in zijn greep.

25
CANISIUS

Want hij heeft zijn hand tegen God opgeheven, Den Almachtige durven trotseren;

WILLIBRORD

Dat is het lot van wie zijn hand heft tegen God en de Almachtige uitdaagt,

26
CANISIUS

Is met trotse nek op Hem afgestormd, Met zijn zwaar beslagen rondas!

WILLIBRORD

op Hem afstormt in overmoed, het zwaar beslagen schild vooruit,

27
CANISIUS

Omdat hij zijn gelaat met vet heeft bedekt, En een vetlaag gelegd op zijn lenden:

WILLIBRORD

het gezicht ingesmeerd en de lendenen vet van olie.

28
CANISIUS

Daarom vestigt hij zich in verwoeste steden, In onbewoonbare huizen, die tot puin zijn vervallen;

WILLIBRORD

In verwoeste steden zal hij wonen, in onherbergzame huizen die tot puin vervallen;

29
CANISIUS

Hij blijft niet rijk, En zijn vermogen houdt geen stand;

WILLIBRORD

zijn rijkdom neemt niet toe en wat hij bezit is niet duurzaam: het vergezelt hem niet naar het dodenrijk;

30
CANISIUS

Zijn schaduw breidt zich niet uit op de grond, En hij ontsnapt de duisternis niet; Het vuur zal zijn loten verschroeien, De wind zijn bloesem verwaaien!

WILLIBRORD

zelf ontkomt hij niet aan die duistere wereld, haar gloed verdort zijn loten, zij ontkomen niet aan die hete adem.

31
CANISIUS

Laat hem niet op zijn gestalte vertrouwen, Hij komt bedrogen uit, ze is enkel schijn.

WILLIBRORD

Wie op luchtspiegelingen vertrouwt verdwaalt en komt bedrogen uit.

32
CANISIUS

Zijn ranken verdorren vóór de tijd, En zijn twijgen groenen niet meer;

WILLIBRORD

Voortijdig verschrompelen zijn loten en zijn twijgen worden niet groen:

33
CANISIUS

Hij is als de wijnstok, die zijn druiven laat vallen, En als de olijf, die zijn bloesem verliest!

WILLIBRORD

een wijnstok die vruchten afstoot voor het rijpen, een olijf die zijn bloesem laat vallen.

34
CANISIUS

Ja, de bent der goddelozen is onvruchtbaar, En het vuur verteert de tenten der omkoperij;

WILLIBRORD

Zo blijven de goddelozen onvruchtbaar, de tent van de bedriegers gaat in vlammen op;

35
CANISIUS

Ze gaan zwanger van ellende, en baren onheil, Hun schoot draagt ontgoocheling!

WILLIBRORD

ze dragen onheil, baren misdaad, hun schoot kweekt enkel wind.