Job 13

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Zie, dit alles heb ik met eigen ogen aanschouwd, Mijn oor heeft het gehoord en verstaan.

WILLIBRORD

Twijfel je nog of ik alles zie, alles hoor, alles begrijp?

2
CANISIUS

Wat gij weet, weet ik even goed: Ik doe niet onder voor u.

WILLIBRORD

Wat jullie weten weet ik ook; ik loop niet achter!

3
CANISIUS

Daarom wil ik tot den Almachtige spreken, Mijn zaak bepleiten voor God!

WILLIBRORD

Maar mijn verlangen is dit: spreken tot de Almachtige, mij verdedigen tegenover Hem.

4
CANISIUS

Want gij zijt leugensmeden, En kwakzalvers allemaal!

WILLIBRORD

Terwijl jullie: jullie pleisteren alles dicht met leugens, jullie allemaal, kwakzalvers!

5
CANISIUS

Als gij er nu maar het zwijgen toe deedt, Rekende men het u als wijsheid aan.

WILLIBRORD

In godsnaam zwijg, als je tenminste nog een greintje verstand hebt.

6
CANISIUS

Luistert dus liever naar mijn pleit, En geeft acht op het pleidooi mijner lippen.

WILLIBRORD

Luister liever naar mijn pleidooi, hoor mijn verdediging.

7
CANISIUS

Moogt gij leugens spreken, om God te believen, Ter wille van Hem onwaarheid zeggen;

WILLIBRORD

Liegen jullie, spreken jullie onwaarheid terwille van God?

8
CANISIUS

Moogt gij partijdig voor Hem zijn, Wanneer gij voor God denkt te pleiten?

WILLIBRORD

Wil je, partijdig genoeg, aan zijn kant gaan staan, zijn advocaat spelen?

9
CANISIUS

Loopt dit goed voor u af, wanneer Hij u in verhoor neemt; Of denkt gij Hem te bedriegen, zoals men mensen bedriegt?

WILLIBRORD

Kom nou, dat heeft Hij door, je kunt Hem niet bedotten als een mens.

10
CANISIUS

Ten zwaarste zal Hij u straffen, Zo gij partijdig zijt in het geniep.

WILLIBRORD

Hij zal je leren - reken maar! - als je op valse gronden partij kiest voor Hem.

11
CANISIUS

Zal zijn Majesteit u dan niet ontstellen, Zijn verschrikkingen u niet overvallen?

WILLIBRORD

Heb je dan geen ontzag, huiver je niet voor zijn grootheid?

12
CANISIUS

Want uw uitspraken zijn spreuken van as, Uw betogen, betogen van leem!

WILLIBRORD

As zijn die wijze woorden van jullie, los zand dat soort van uitspraken.

13
CANISIUS

Zwijgt derhalve, en laat mij spreken; Laat er van komen wat wil!

WILLIBRORD

Hou je mond, laat mij aan het woord, er kome van wat wil.

14
CANISIUS

Ik pak mijn vlees tussen mijn tanden, En neem mijn leven in mijn hand.

WILLIBRORD

Elk risico ben ik bereid te nemen, ik zet mijn leven op het spel.

15
CANISIUS

Wil Hij me doden, ik wacht Hem af; Maar ik verdedig mijn wandel voor Hem!

WILLIBRORD

Wil God mij doden, ik ga Hem niet uit de weg, ik blijf mij verdedigen recht in zijn gezicht.

16
CANISIUS

Dit zal reeds een triomf voor mij zijn; Want de boze durft niet eens voor zijn aanschijn treden!

WILLIBRORD

Dat alleen al pleit voor mij, want een goddeloze durft zoiets niet.

17
CANISIUS

Luistert dus goed naar mijn woord, Leent het oor aan mijn rede.

WILLIBRORD

Luister goed naar mij, zet je oren open,

18
CANISIUS

Zie, ik heb mijn pleit gereed, Ik ben mij bewust van mijn recht!

WILLIBRORD

Ik geef opening van zaken, overtuigd van mijn recht.

19
CANISIUS

Wie brengt er iets tegen mij in? Ik zou aanstonds zwijgen en sterven.

WILLIBRORD

Weerlegt iemand mijn argumenten, ik zwijg en geef mij gewonnen.

20
CANISIUS

Twee dingen moet Gij mij echter besparen, Dan verschuil ik mij niet voor uw aanschijn:

WILLIBRORD

Maar twee dingen vraag ik om niet voor u te hoeven wegkruipen:

21
CANISIUS

Neem uw hand van mij weg, En verbijster mij niet door uw verschrikking.

WILLIBRORD

doe uw hand boven mij weg, bedreig mij niet;

22
CANISIUS

Daag mij dus uit, en ik zal antwoorden; Of laat mij spreken, en antwoord Gij:

WILLIBRORD

en houd uw pleidooi, dat ik antwoorden kan. Of zal ik eerst beginnen?

23
CANISIUS

Hoeveel fouten en zonden heb ik bedreven, Noem mij mijn misdaden en zonden op!

WILLIBRORD

Welke zijn dan mijn misstappen, mijn zonden? Noem ze eens op.

24
CANISIUS

Waarom verbergt Gij uw aanschijn, En beschouwt Gij mij als uw vijand?

WILLIBRORD

Waarom keert gij u af van mij en behandelt ge mij als uw vijand?

25
CANISIUS

Wilt gij een weggewaaid blad nog verschrikken, Een verdorde halm nog vervolgen:

WILLIBRORD

Wilt ge een neergewaaid blad opschrikken, achter een dorre strohalm aanzitten?

26
CANISIUS

Dat Gij zo’n bitter lot mij bestemt, En de fouten wreekt van mijn jeugd;

WILLIBRORD

Waarom mij anders over zoveel rekenschap vragen, mijn jeugdzonden op mij verhalen,

27
CANISIUS

Mijn voeten steekt in een blok, al mijn gangen bewaakt, En mijn voetzolen bespiedt?

WILLIBRORD

mijn voeten in de kalk dopen, mijn gaan en staan bewaken, al mijn sporen nalopen?

28
CANISIUS

-

WILLIBRORD

Zoveel moeite voor iemand die verrot en vergaat als een kleed door motten aangevreten: