Joël 2

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Steekt de bazuinen op Sion, Blaast alarm op mijn heilige berg, Zodat alle landbewoners sidderen: Want de Dag van Jahweh komt, is nabij!

WILLIBRORD

Blaast de bazuin op de Sion, slaat alarm op mijn heilige berg: al de bewoners van het land moeten beven! Ja, de dag van Jahwe is gekomen; ja, hij is nabij,

2
CANISIUS

Een dag van duisternis en donkerte, Een dag van wolken en nevelfloers! Als het morgenrood, Uitgespreid over de bergen, Daagt een volk op, talrijk en machtig, Zoals er vroeger nooit een geweest is, En later nooit meer zal zijn Tot in de verste geslachten

WILLIBRORD

een dag van donker en van duisternis, een dag van wolken en verduistering. Hij breekt al aan: een talrijk, machtig volk staat alom op de bergen, een volk zoals er nooit een is geweest en later nooit meer een zal zijn, tot in de verste geslachten.

3
CANISIUS

Vóór hen uit verterend vuur, Laaiende vlammen achter hen aan; Vóór hen is de aarde een paradijs, Achter hen een naakte woestijn; Niets blijft er over, Dat hun ontsnapt!

WILLIBRORD

Een verslindend vuur gaat voor hen uit, een verschroeiende gloed komt achter hen aan. Voor hen ligt het land als de tuin van Eden, achter hen blijft een woeste wildernis: er is geen ontkomen aan.

4
CANISIUS

Ze lijken op paarden, Als rossen jagen ze voort;

WILLIBRORD

Zij zien er uit als paarden, als rossen rennen zij voort.

5
CANISIUS

Als rammelende wagens Hotsen ze over de toppen der bergen; Als een knetterende vuurvlam, die de stoppels verteert; Als een geweldige bende, ten strijde gereed!

WILLIBRORD

Zij maken een lawaai als strijdwagens, die over de toppen der bergen razen; zij gieren als een laaiend vuur, dat de stoppels verslindt; zij zijn als een machtig volk, dat voor de strijd is aangetreden.

6
CANISIUS

De volken beven voor hen van angst, Alle gezichten verbleken

WILLIBRORD

Dat ziende sidderen de volken, alle gezichten verliezen hun kleur.

7
CANISIUS

Als krijgshelden stormen ze aan, Beklimmen de muur als oorlogsmannen; Recht gaan ze allen vooruit, En maken geen omweg

WILLIBRORD

Als krijgers stormen zij aan, als soldaten beklimmen zij de muren; ieder gaat de weg die hem is opgedragen, niemand wijkt af van zijn koers;

8
CANISIUS

De een verdringt den ander niet, Een ieder volgt zijn eigen pad. Ze storten zich op de pijlen in In ongebroken rijen;

WILLIBRORD

de een verdringt de ander niet, ieder volgt zijn eigen weg. Dwars door de pijlen heen vallen zij aan, zonder hun gelederen te verbreken.

9
CANISIUS

Ze bestormen de stad, En rennen over de muur. Ze klimmen de huizen binnen, Sluipen als dieven door de vensters:

WILLIBRORD

Zij bestormen de stad, zij rennen over de muur heen, zij klauteren tegen de huizen, door de vensters komen zij binnen, als de dieven.

10
CANISIUS

De aarde bibbert voor hun blikken, De hemel siddert; Zon en maan verduisteren, De sterren verliezen haar glans

WILLIBRORD

Dat ziende schokt de aarde, siddert de hemel, verduisteren de zon en de maan, verliezen de sterren hun licht.

11
CANISIUS

Jahweh laat zijn donderstem horen Aan de spits van zijn heir; Want geweldig groot zijn zijn drommen, Machtig, die zijn last volbrengen! Ja, groot is de Dag van Jahweh, En al te hevig! Wie kan het harden?

WILLIBRORD

Jahwe, aan de spits van zijn leger, verheft zijn stem; ja, zeer talrijk is zijn leger, ja, machtig is hij die zijn bevel ten uitvoer brengt. Ja, groot is de dag van Jahwe en zeer te duchten: wie zal hem doorstaan?

12
CANISIUS

Maar ook nu nog: Is de godsspraak van Jahweh, Keert tot Mij terug met heel uw hart, In vasten, wenen en rouw;

WILLIBRORD

Maar ook nu nog luidt de godsspraak van Jahwe: 'Keert tot Mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht.'

13
CANISIUS

Scheurt uw harten, niet uw kleren, Bekeert u tot Jahweh, uw God! Want Hij is genadig en barmhartig, Lankmoedig, rijk aan ontferming; Een, die spijt heeft over uw rampen

WILLIBRORD

Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot Jahwe, uw God, want genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde, en Hij heeft spijt over het onheil.

14
CANISIUS

Wie weet, of ‘t Hem ook nu niet berouwt, En Hij u een zegen laat Tot spijs- en drankoffer voor Jahweh, uw God

WILLIBRORD

Wie weet, keert Hij terug en krijgt Hij spijt en laat dan zegen achter zich, een meeloffer en een plengoffer voor Jahwe, uw God!

15
CANISIUS

Blaast de bazuinen op Sion; Schrijft vasten uit, roept de menigte samen!

WILLIBRORD

Blaast de bazuin op de Sion, kondigt een heilige vastentijd af, roept een plechtige samenkomst bijeen!

16
CANISIUS

Verzamelt het volk, brengt de schare bijeen, Roept grijzen, en kinderen en zuigelingen op; Laat de bruidegom zijn kamer verlaten, En de bruid haar bruidsvertrek

WILLIBRORD

Verzamelt het volk, belegt een heilige bijeenkomst, brengt de ouderlingen samen en verzamelt ook de kinderen en de zuigelingen; laat de bruidegom zijn kamer verlaten en de bruid haar bruidsvertrek.

17
CANISIUS

Laat tussen voorhal en altaar De priesters wenen, de dienaars van Jahweh. Laat ze zeggen: Spaar, Jahweh, uw volk; Geef toch uw erfdeel niet prijs aan de schande, Aan de heidenen, die ze knechten! Waarom zou men onder de volken zeggen: Waar is hun God?

WILLIBRORD

Laat tussen de voorhal en het altaar de priesters, die de dienst van Jahwe verrichten, wenen en zeggen: 'Spaar uw volk, Jahwe, laat niet met uw erfdeel spotten, laat niet de heidenen het overheersen. Moet men onder de volken zeggen: Waar blijft hun God?'

18
CANISIUS

Nu ijvert Jahweh weer voor zijn land, En spaart Hij zijn volk!

WILLIBRORD

Toen is Jahwe voor zijn land opgekomen en heeft Hij zijn volk gespaard.

19
CANISIUS

Jahweh antwoordt, en spreekt tot zijn volk: Zie, Ik zend u weer koren en wijn, En olie, om u te verzadigen; Niet langer geef Ik u aan de hoon der heidenen prijs!

WILLIBRORD

En Jahwe gaf zijn volk ten antwoord: 'Welnu, Ik ga u koren, most en olie zenden, tot verzadigens toe, en Ik laat de heidenen niet langer met u spotten.

20
CANISIUS

Den man uit het noorden drijf Ik ver van u weg, Verjaag hem naar een dor en woest land; Zijn voorhoede naar de zee van het oosten; Zijn achterhoede naar de zee van het westen; Stank en verpesting stijgt van hem op Om zijn grootdoenerij

WILLIBRORD

Ik jaag de man uit het noorden ver van u weg, Ik drijf hem naar een dor en onherbergzaam land, zijn voorhoede naar de zee in het oosten, zijn achterhoede naar de zee in het westen. Zijn stank stijgt van hem op, een walm van verrotting: ja, grote daden heeft hij verricht!'

21
CANISIUS

Vrees niet, akker; wees blij en vol vreugde: Want Jahweh gaat grootse dingen doen!

WILLIBRORD

Vrees niet, gij akkerland, jubel en verblijd u, want Jahwe heeft een machtig werk verricht.

22
CANISIUS

Vreest niet langer, dieren in het veld: Want de vruchtbare plekken worden weer groen, De bomen dragen weer vrucht, Vijg en wijnstok schenken hun oogst

WILLIBRORD

Vreest niet, gij wilde dieren, want het groen in de steppe treedt weer te voorschijn, de boom draagt weer vruchten, de vijg en de wingerd geven weer kracht.

23
CANISIUS

En gij, kinderen van Sion, jubileert, Verheugt u in Jahweh, uw God! Want dan zal Hij u geven Den Leraar der Gerechtigheid; Dan schenkt Hij u de regen weer, Van na- en voorjaar, zoals eerst

WILLIBRORD

En gij, kinderen van Sion, jubelt en verblijdt u om Jahwe, uw God, want Hij geeft u de leraar om gerechtigheid te brengen en laat de regen op u neerdalen, herfstregen en voorjaarsregen, zoals voorheen.

24
CANISIUS

Dan worden de dorsvloeren met koren bedekt, Vloeien de perskuipen over van wijn en van olie;

WILLIBRORD

De dorsvloeren liggen weer vol met koren, de perskuipen lopen weer over van most en van olie.

25
CANISIUS

Dan zal Ik u de jaren vergoeden, Die de sprinkhaan verknaagde: De langpoot, de kaalvreter, de knaagbek, Mijn machtig leger, dat Ik tegen u uitzond

WILLIBRORD

'Dan vergoed Ik u de jaren, die opgevreten zijn door de sprinkhanen en de verslinder, door de kaalvreter en de knager, door de grote legermacht, die Ik op u heb losgelaten.'

26
CANISIUS

Dan eet ge volop, en voelt u verzadigd, Looft ge de Naam van Jahweh, uw God, Omdat Hij wonderen voor u deed; En nooit meer wordt mijn volk te schande

WILLIBRORD

Dan eet gij weer volop, tot verzadigens toe, en prijst de naam van Jahwe, uw God, die wonderen voor u verricht heeft. Nooit ofte nimmer zal mijn volk meer te schande worden.

27
CANISIUS

Dan weet ge, dat Ik te midden van Israël vertoef, Dat Ik, Jahweh, uw God ben, geen ander!

WILLIBRORD

'Dan zult gij erkennen, dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, Jahwe, uw God ben, en niemand anders. Nooit ofte nimmer zal mijn volk weer te schande worden.'

28
CANISIUS

Daarna stort Ik mijn Geest uit over alle vlees: Uw zonen en dochters zullen profeteren, Uw grijsaards zullen dromen ontvangen, Uw jonge mannen visioenen schouwen;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Zelfs over slaven en slavinnen Stort Ik mijn Geest uit in die dagen!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

Ik zal wonderen doen aan de hemel en op aarde: Bloed en vuur, en walm van rook;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

De zon zal in duisternis verkeren, De maan in bloed; Voordat de Dag van Jahweh komt, Groot en schrikwekkend!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

32
CANISIUS

Dan zullen allen worden behouden, Die de Naam van Jahweh aanroepen. Want op de berg Sion En in Jerusalem zal redding zijn; Zoals Jahweh heeft gesproken, En de herauten, die Jahweh riep!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling