Jesaja 9

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Maar eenmaal zal de nacht verdwijnen, Zal er geen donker meer zijn, voor wie nu nog beangst is! Wel heeft Hij smaad gebracht over Zabulons land, Over het land van Neftali in vroegere tijden: Maar in de eindtijd herstelt Hij in ere De weg naar de zee, De overkant van de Jordaan, Het gewest van de heidenen.

WILLIBRORD

Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet dan een helder licht, over hen die wonen in een land vol duisternis gaat dan een stralend licht op.

2
CANISIUS

Het volk, dat in duisternis wandelt, Zal dan een helder licht aanschouwen; Die wonen in het dal van de schaduw des doods, Een glans zal over hen stralen!

WILLIBRORD

Uitbundig laat Gij hen juichen en overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit.

3
CANISIUS

Gij zult hun vreugde vermeerderen, hun blijdschap vergroten; Vrolijk zullen ze zijn voor uw aanschijn, Zoals men vrolijk is bij de oogst, Zoals men blij is bij het verdelen van buit!

WILLIBRORD

Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, Gij breekt ze stuk als op de dag van Midjan.

4
CANISIUS

Want het juk, dat hem drukte, Het blok op zijn schouders, De stok van zijn drijver Breekt Gij als op de dag van Midjan stuk.

WILLIBRORD

Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand en verteerd door het vuur.

5
CANISIUS

Alle dreunend stampende laarzen En in bloed geverfde mantels Zullen worden verbrand, Door de vlammen verteerd.

WILLIBRORD

Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst.

6
CANISIUS

Want een Kind is ons geboren, een Zoon ons geschonken; De heerschappij wordt op zijn schouders gelegd. En zijn naam wordt genoemd: Wonderbaar raadsman, Goddelijke held, Vader voor immer, Vorst van de vrede!

WILLIBRORD

Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu af en voor altijd. De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit bewerken.

7
CANISIUS

Grote macht zal Hij brengen, en eindeloze vrede Aan Davids huis en zijn rijk. Hij zal het steunen en stutten met recht en gerechtigheid Nu en voor immer: De ijver van Jahweh der heirscharen brengt het tot stand!

WILLIBRORD

De Heer richt zich tegen Jakob, zijn woord komt op Israël neer.

8
CANISIUS

De Heer heeft een woord tot Jakob gezonden, En het valt in Israël neer;

WILLIBRORD

Het gehele volk van Efraïm en de bewoners van Samaria zullen het ondervinden, zij die in hun hoogmoed en de trots van hun hart beweerden:

9
CANISIUS

Het hele volk zal het ondervinden: Efraïm en de bewoners van Samaria! Want ze hebben gezegd in hun trots, En in de hoogmoed des harten:

WILLIBRORD

`De bakstenen muren zijn ingestort, wij herbouwen met hardsteen; de vijgebomen zijn geveld, we zetten er ceders voor in de plaats.'

10
CANISIUS

De baksteen gevallen: we herbouwen met hardsteen; De moerbei geveld: ceders planten wij in haar plaats!

WILLIBRORD

Maar Jahwe geeft hun tegenstanders macht, Hij brengt hun vijanden tegen hen in het veld:

11
CANISIUS

Jahweh vuurde de verdrukkers van Resin tegen hen aan, En hitste de vijanden tegen hen op;

WILLIBRORD

de Arameeërs in het oosten en de Filistijnen in het westen, zij verslinden Israël met volle mond. En nog bedaart zijn gramschap niet, zijn hand blijft opgeheven.

12
CANISIUS

Aram ten oosten, de Filistijnen ten westen Hebben Israël verslonden met gulzige mond; Maar toch bedaart zijn gramschap niet, Zijn hand blijft naar hen uitgestrekt!

WILLIBRORD

Maar het volk bekeert zich niet tot Hem die het slaat, Jahwe van de legerscharen zoeken zij niet.

13
CANISIUS

Want het volk bekeerde zich niet tot Hem, die het sloeg, En zocht Jahweh der heirscharen niet.

WILLIBRORD

Daarom snijdt Jahwe in Israël kop en staart af, palm en riet, op een enkele dag.

14
CANISIUS

Daarom heeft Jahweh Israël kop en staart afgehouwen, Palmtak en riet op één dag:

WILLIBRORD

De kop, dat zijn de oudsten en aanzienlijken, de staart, de profeten die leugens verkondigen.

15
CANISIUS

De oudsten en edelen waren de kop, De leugenprofeten de staart;

WILLIBRORD

De leiders van dit volk doen het verdwalen en die geleid moesten worden, raken in verwarring.

16
CANISIUS

Die dit volk moesten leiden, zijn zijn verleiders, Die geleid moesten worden, zijn op een doolweg gebracht.

WILLIBRORD

Daarom spaart de Heer de jonge mannen niet en heeft Hij geen medelijden met weduwen en wezen. Het hele volk is godvergeten en boos, iedere mond kraamt goddeloze taal uit. En nog bedaart zijn gramschap niet, zijn hand blijft opgeheven.

17
CANISIUS

Daarom spaarde de Heer hun jongelingen niet, Ontfermde zich niet over hun weduwen en wezen; Want ze zijn allen godvergeten en boos, En iedere mond spreekt goddeloze taal; Maar toch bedaart zijn gramschap niet, Zijn hand blijft tegen hen uitgestrekt!

WILLIBRORD

Ja, de boosheid brandt als een vuur, dat distels en doornen verteert, dat het struikgewas van het woud aansteekt en in rookwolken doet opgaan.

18
CANISIUS

Want de goddeloosheid brandt als een vuur, Dat doornen en distels verteert, Het dichte woud in vlammen zet, En in dwarrelende rookwolken hult.

WILLIBRORD

De toorn van Jahwe der legerscharen verschroeit het land, het volk wordt de prooi van de vlammen. Niemand spaart zijn medemens:

19
CANISIUS

Door de gramschap van Jahweh is het land ontredderd, Het volk tot menseneters verlaagd:

WILLIBRORD

men bijt naar rechts en blijft toch hongerig; men hapt naar links en wordt niet verzadigd. Ieder verslindt het vlees van zijn eigen verwanten.

20
CANISIUS

Men hapt naar rechts, en nog heeft men honger, Men bijt naar links, en wordt niet verzadigd. Niemand spaart zijn eigen broer, En allen verslinden het vlees van hun kroost:

WILLIBRORD

Manasse verslindt Efraïm en Efraïm Manasse, en samen keren zij zich tegen Juda. En nog bedaart zijn gramschap niet, zijn hand blijft opgeheven.

21
CANISIUS

Manasse Efraïm, Efraïm Manasse, En met elkander weer Juda. Maar toch bedaart zijn gramschap niet. Zijn hand blijft tegen hen uitgestrekt!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling