Jesaja 55
Alle 2 beschikbare vertalingen
Gij allen, die dorst lijdt: ach, komt tot de wateren; Die geen geld hebt, komt wijn en melk kopen, en eten om niet.
Komt allen die dorst hebt, hier is water; en gij, die geen geld hebt, komt, koopt koren en eet zonder geld, en drinkt zonder betaling wijn en melk.
Waarom weegt ge uw zilver voor iets wat geen brood is, Uw zwaarverdiend geld voor wat niet verzadigt? Luistert naar Mij, dan eet ge het goede, En uw ziel zal in overvloed
Waarom besteedt gij geld aan wat geen brood is, en uw loon aan iets wat niet verzadigt? Luistert aandachtig naar Mij, en gij zult eten wat goed is, en uw honger stillen met uitgelezen spijs.
Spitst uw oren en nadert tot Mij, Hoort, en uw ziel leeft weer op! Ik sluit met U een eeuwig Verbond, En schenk u de gunsten aan David verzekerd:
Neigt uw oor en komt naar Mij, luistert en gij zult leven; een eeuwig verbond zal Ik met u sluiten, een blijk van mijn blijvende trouw aan David gezworen.
Zie, hèm heb Ik tot getuige voor de volken gesteld, Tot vorst en gebieder der naties;
Zie, hem had Ik tot getuige voor de volkeren aangesteld, tot vorst en gebieder over de naties.
Maar gij roept volkeren op, die ge niet hebt gekend, En naties, die u niet kenden, spoeden zich naar u toe: Terwille van Jahweh, uw God, Israëls Heilige, die u verheerlijkt.
Zie, zo komt nu een volk, dat gij niet kent, naar u toe, en een volk dat u niet kent, snelt op u af, omwille van Jahwe, uw God, en wegens de Heilige van Israël, omdat Hij u luister heeft verleend.
Zoekt Jahweh, nu Hij zich vinden laat, Roept Hem aan, nu Hij dichtbij is:
Zoekt Jahwe, nu Hij te vinden is, roept Hem aan: Hij is nabij,
Laat de zondaar toch zijn wegen verlaten, De slechtaard zijn boze gedachten; Laat hij zich tot Jahweh bekeren, Opdat Hij zich zijner ontfermt; Tot onzen God zich bekeren, Want Hij is mild in vergeven!
De zondaar moet zijn weg verlaten en de boosdoener zijn gedachten; en terugkeren naar Jahwe, die zich over hem erbarmen zal, naar onze God, die immers rijkelijk vergeeft.
Neen, mijn gedachten Zijn niet uw gedachten; Uw wegen zijn mijn wegen niet, Is de godsspraak van Jahweh!
Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen niet mijn wegen, zo luidt de godsspraak van Jahwe,
Want zoals de hemel zich boven de aarde verheft, Zo liggen mijn wegen boven de uwen, Mijn gedachten veel hoger Dan uw gedachten!
want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo gaan ook mijn wegen uw wegen te boven, en mijn gedachten uw gedachten.
Want zoals regen en sneeuw uit de hemel valt, En daar niet terugkeert zonder de aarde te drenken, Haar vruchtbaar te maken, en met groen te bedekken, Zaad om te zaaien te geven, en brood om te eten:
Want zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen en daarheen pas terugkeren, wanneer zij de aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht en met planten bedekt, wanneer zij zaad hebben gegeven aan de zaaier, en brood aan de eter;
Zo is het ook met het woord uit mijn mond; Niet ledig keert het tot Mij terug, Maar wat Mij behaagt, richt het uit, Het volbrengt, waartoe Ik het zond!
zo zal het ook gaan met mijn woord, dat voortkomt uit mijn mond; het keert niet vruchteloos naar Mij terug, maar pas wanneer het heeft gedaan wat Mij behaagt, en alles heeft volvoerd, waartoe Ik het heb gezonden.
Dan zult ge vertrekken in vreugde, En in vrede worden geleid; Bergen en heuvels zullen uitbreken in jubel, u tegemoet. Alle bomen op het veld in de handen klappen.
Want in vreugde zult gij vertrekken en in vrede worden thuisgebracht. Bergen en heuvels zullen voor u in gejubel uitbreken, en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen.
Voor doornen schieten cypressen op, Voor distels een mirt: Het zal een glorie wezen voor Jahweh, Een eeuwig teken, niet te verdelgen!
Waar dorens stonden, zullen cypressen groeien; waar distels stonden, groeit een mirteboom; het zal voor Jahwe een eer zijn, een zegeteken voor eeuwig, dat nooit vernield zal worden.