Jesaja 45
Alle 2 beschikbare vertalingen
Zo spreekt Jahweh tot zijn gezalfde, Tot Cyrus, die Hij bij de rechterhand heeft gevat: Om volken voor hem neer te werpen, En vorsten de gordel van de lenden te trekken; Om deuren voor hem los te rukken, Geen poorten blijven gesloten.
Zo spreekt Jahwe tot Kores zijn gezalfde, die Ik bij de rechterhand heb genomen, om volken voor hem neer te leggen en koningen de gordels van de heupen te rukken, en voor hij komt de deuren te ontsluiten, zonder dat een poort gesloten blijft:
Ik zelf ga voor u uit, En zal de hoogten voor u slechten; Bronzen poorten trap Ik in, Ijzeren grendels sla Ik stuk;
Ik zal voor u uitgaan, steilten maak Ik vlak voor u, bronzen deuren zal Ik breken en ijzeren sluitbomen verpletteren.
Verborgen schatten zal Ik u geven, En goed verstopte fortuinen. Opdat ge moogt weten, dat Ik, Jahweh, het ben, Ik, Israëls God, die u riep bij uw naam!
Geheime schatten geef Ik u, voorraden die verborgen zijn, zo zult gij erkennen dat Ik Jahwe ben, die u roept bij uw naam, de God van Israël.
Terwille van Jakob, mijn dienaar, Van Israël, mijn uitverkorene, Heb Ik u bij uw naam geroepen, U een titel geschonken, zonder dat ge Mij kent.
Omwille van Jakob mijn dienstknecht, om Israël mijn uitverkorene, heb Ik u bij uw naam geroepen, u een erenaam gegeven - en gij kende Mij niet.
Ik ben Jahweh, er is geen ander; Buiten Mij bestaat er geen god. Ik heb u omgord, zonder dat ge Mij kent:
Ik ben Jahwe en niemand anders, buiten Mij is er geen god; Ik omgord u, - en gij kent Mij niet.
Opdat men zou weten Van het oosten tot het westen, Dat er geen ander bestaat buiten Mij! Ik ben Jahweh, er is geen ander!
Zo zullen zij erkennen, van de opgang der zon tot aan haar ondergang, dat er niemand anders is dan Ik alleen: Ik ben Jahwe, en niemand anders.
Ik vormde het licht, En heb het duister geschapen; Het heil verwekt, En het onheil gesticht: Ik, Jahweh, heb dit alles gedaan!
Ik, die het licht vormt en de duisternis schept, die vrede maakt en onheil schept, Ik, Jahwe, ben het die dit alles doet.
Hemelen, dauwt uit de hoge, Wolken, laat de gerechtigheid stromen; Aarde open uw schoot, Om vrucht van verlossing te dragen, En gerechtigheid te laten ontspruiten: Ik, Jahweh, heb het gewrocht!
Hemelen, laat uw hoogten druipen van gerechtigheid, en laat haar stromen uit het zwerk. Aarde, open uw schoot en laat het heil ontbloeien en de gerechtigheid ontkiemen eveneens. Ik, Jahwe, heb dat alles geschapen.
Wee, die met hun Schepper twisten: De scherven met den pottenbakker! Zegt het leem soms tot hem, die het kneedt: Wat maakt ge? Uw handen staan er niet naar.
Wee de mens, die twist met Hem door wie hij is gevormd, een scherf onder de scherven op aarde; zegt de leem tot hem die haar vorm geeft: `Wat doet ge? Uw werk is niets waard!'
Wee, die tot zijn vader durft zeggen: waarom verwekt ge; Of tot een vrouw: waarom hebt ge barensweeën?
Wee hem, die zegt tot zijn vader: `Waarom hebt gij verwekt?' en tot zijn moeder: `Waarom hebt gij gebaard?'
Zo spreekt Jahweh, Israëls Heilige en Schepper: Durft ge Mij rekenschap vragen van wat gaat gebeuren, Mij bevelen geven over het werk mijner handen?
Zo spreekt Jahwe, de Heilige van Israël, die het ook gevormd heeft: `Stelt gij mij vragen over mijn zonen? En geeft gij Mij bevelen over het werk van mijn handen?
Ik heb de aarde gemaakt, en den mens er geschapen, Met eigen hand de hemel gespannen, heel zijn heir er besteld!
Ik heb de aarde gemaakt, en haar mensen heb Ik geschapen. Eigenhandig heb Ik de hemel uitgespannen, en Ik geef orders aan heel zijn legerschaar.
Ik zelf heb hem in mijn goedheid verwekt, En al zijn paden geëffend; Hij is het, die mijn stad zal herbouwen, En mijn ballingen zal laten gaan Zonder losprijs, zonder geschenken: Spreekt Jahweh der heirscharen!
Ik heb hem doen opstaan voor de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn verbannenen zal laten gaan zonder betaling en niet voor loon,' zegt Jahwe van de legerscharen.
Zo spreekt Jahweh: Egypte’s slaven en de kooplui van Koesj Met de mannen van Seba,
Zo spreekt Jahwe: Het bezit van Egypte en de winsten van Kus, de mannen van Seba, stoere gestalten, zullen naar u overgaan en u toebehoren, zij zullen u volgen, in boeien voorbijgaan; in uw richting zullen zij zich buigen, naar u gericht belijden: `Bij u alleen is God, een ander is er niet, geen andere god.'
Alleen bij u is een God, die beschermt, De God van Israël is een Verlosser!
Waarlijk, Gij zijt een verborgen God, Gij, God en Redder van Israël.
Ze worden allen beschaamd en met schande bedekt, Verlegen druipen ze af, die makers van beelden.
Zij moeten allen blozen van schaamte, te zamen heengaan van schaamte, de makers van beelden.
Israël, gij wordt door Jahweh verlost Met een redding voor eeuwig; Gij zult niet worden beschaamd en te schande gemaakt, In alle eeuwigheid niet!
Israël wordt door Jahwe gered, en zijn heil kent geen einde; gij hoeft niet te blozen van schaamte, nooit, in eeuwigheid niet.
Want zo spreekt Jahweh, Die de hemelen schiep, De God, die de aarde boetseerde, Haar maakte en grondde; Die haar niet schiep als een baaierd, Maar vormde, om te worden bewoond.
Want zo spreekt Jahwe, die de hemelen heeft geschapen; - Hij de ware God, die de aarde heeft gevormd en gemaakt, en haar grondslagen gelegd; die haar niet als een leegte heeft geschapen maar gevormd tot een bewoonbare plaats -: `Ik ben Jahwe, en niemand anders.
Ik ben Jahweh; geen ander! Ik heb niet in het verborgen gesproken, Of in een duistere hoek van de aarde; Tot Jakobs kroost niet gezegd: Zoekt Mij tevergeefs! Neen, Ik ben Jahweh, die rechtuit spreekt, En die de waarheid voorspelt.
Niet in het verborgene heb Ik gesproken, niet uit een plaats in een duistere streek. Ik heb niet gezegd tot Jakobs geslacht: Zoekt Mij in de leegte. Ik, Jahwe, Ik meld u heil, en verkondig wat recht is.
Verzamelt u, komt, treedt allen bijeen Die van de volken zijn overgebleven; Die in onverstand houten afgoden draagt, En bidt tot een god, die niet redt.
Verzamelt u en treedt aan, komt nader gij allen die aan de volken zijt ontkomen: onwetenden zijn zij die rondgaan met hun beelden van hout, en bidden tot een god, die niemand redden kan.
Spreekt op, brengt uw bewijzen naar voren, En beraadt u onder elkander. Wie heeft dit van oudsher verkondigd, En het lang te voren voorspeld? Ben Ik het niet, Jahweh,
Zet uw argumenten voor ons uiteen, ja, laat hen samen overleggen; wie heeft dit vroeger aangekondigd, en vooraf bekend gemaakt? Ben Ik dat niet, Jahwe? Er is geen andere god, dan Ik alleen, buiten Mij bestaat geen god die rechtvaardig is en redt.
Wendt u tot Mij, dan wordt gij gered, alle grenzen der aarde; Want Ik ben God, er is geen ander!
Wendt u tot Mij, en laat u redden, gij uithoeken der aarde; want Ik ben God en niemand anders.
Ik zweer bij Mijzelf, uit mijn mond komt de waarheid, Het woord, dat nooit wordt herroepen. Voor Mij moet iedere knie zich buigen, Iedere tong bij Mij zweren.
Bij Mijzelf heb Ik gezworen, waarheid komt voort uit mijn mond, een woord, dat niet verloren gaat: voor Mij zal iedere knie zich buigen, bij Mij zal zweren iedere tong.
Van Mij zal men zeggen: Bij Jahweh alleen is zege en kracht! Tot Hem komen terug, met schaamte bedekt, Allen, die Hem weerstonden;
`Jahwe alleen', zo zal men zeggen, `beschikt over zege en kracht.' Vol schaamte zullen al diegenen tot Hem komen, die vroeger raasden tegen Hem.
Maar in Jahweh zal verwinnen en juichen Heel Israëls geslacht!
Door Jahwe overwint heel Israëls geslacht; en vol trots zal het Hem roemen.