Jesaja 4

Zeven vrouwen zullen vechten om één man op die dag, En zeggen: ons eigen brood willen we eten, Onze eigen kleren wel dragen, Als we maar naar u mogen heten: neem de smaad van ons weg!

Op die dag zullen zeven vrouwen een man vastgrijpen en zeggen: `Wij zullen ons eigen brood wel eten, onze eigen kleren trekken wij wel aan, als wij maar uw naam mogen dragen: neem zo de schade van ons weg.'

Maar op die dag zal de Spruit van Jahweh Tot glorie en heerlijkheid worden, De Vrucht van het land tot roem en luister Van wie in Israël zal worden gered;

Op die dag zal datgene wat Jahwe doet ontluiken een luisterrijk sieraad zijn, zal de vrucht van het land een heerlijke tooi zijn voor de overlevenden van Israël.

En de rest van Juda En wat in Jerusalem gespaard bleef, Zal heilig worden genoemd, Iedereen in Jeruzalem, die staat opgeschreven ten leven.

Wie tot de rest van Sion behoort, wie in Jeruzalem gespaard bleef, wordt dan heilig genoemd: allen die in Jeruzalem ten leven staan opgeschreven.

Als de Heer de smet van Sions dochters heeft uitgewist, En de bloedschuld uit Jerusalem weggespoeld, Door de stormwind van oordeel, Door de orkaan van verwoesting:

Wanneer Jahwe de drek van Sions dochters heeft weggewist en het bloed van Jeruzalem heeft weggespoeld in een storm van oordeel en een storm van verwoesting,

Dan schept Jahweh over heel de bergrug van Sion, En over heel zijn omgeving, Een wolk van rook overdag, En een gloed van laaiende vlammen des nachts. Dan zal de glorie van Jahweh ze allen bedekken Als een schutdak en tent,

dan schept Jahwe boven heel het domein van de berg Sion en boven degenen die er vergaderd zijn een wolk bij dag, en rook met glans van vlammend vuur bij nacht. Ja, op alles zal de heerlijkheid rusten als een baldakijn,

Tot schaduw tegen de hitte op de dag, Tot toevlucht en schuilplaats tegen stortvloed en regen!

als een tent die schaduw biedt tegen de hitte overdag en beschutting tegen stortbuien en regen.