Jesaja 21

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Godsspraak over de woestijn aan de zee. Als een orkaan, in het zuiden ontketend, Komt het uit de woestijn, het oord van verschrikking!

WILLIBRORD

Uitspraak over de woestijn bij de zee. Als stormvlagen die over de Negeb jagen, komt het onheil opzetten uit de woestijn, uit een schrikaanjagend land.

2
CANISIUS

Een vreselijk schouwspel wordt mij getoond: De woesteling woedt, de vernieler vernielt; Elam rukt uit, Medië dringt op, Geen meelijden meer!

WILLIBRORD

Een somber visioen werd voor mij ontvouwd. Geweldenaars plegen geweld en verwoesters richten verwoestingen aan. Rukt uit, Elamieten. Meden, slaat het beleg! Aan alle gezucht maak Ik een einde.

3
CANISIUS

Mijn lenden zijn er vol krampen van, Weeën grijpen mij aan als een barende vrouw; Ik krimp ineen van het horen, ben ontdaan van het zien,

WILLIBRORD

Daarom worden mijn lenden door een siddering bevangen en weeën grijpen mij aan als een barende vrouw; ik ben verbijsterd door wat ik hoor, ontdaan door wat ik zie.

4
CANISIUS

Mijn hart bonst, en de angst overmant mij; De nacht, waarnaar ik verlangde, Vervult mij met schrik.

WILLIBRORD

Ontredderd is mijn hart, paniek overvalt mij; de schemering die mij zo lief was, is nu voor mij een verschrikking!

5
CANISIUS

Nog tafels dekken, tapijten spreiden, Eten en drinken? Op vorsten: de schilden gesmeerd!

WILLIBRORD

De tafel wordt gedekt, kleden gespreid, men eet en drinkt! Vooruit, bevelhebbers, de schilden gesmeerd,

6
CANISIUS

Waarachtig, dit heeft de Heer mij gezegd: Zet een wachter uit, die meldt wat hij spiedt.

WILLIBRORD

want de Heer heeft mij gezegd: `Zet een wachter uit, die moet melden wat hij ziet.

7
CANISIUS

Ziet hij ruiters te paard, twee aan twee, Ruiters op ezels, ruiters op kemels: Zo gauw hij ze maar even merkt,

WILLIBRORD

Ontwaart hij strijdwagens, met paarden bespannen, een legertros met ezels en kamelen, dan moet hij scherp, zeer scherp toezien.'

8
CANISIUS

Moet hij roepen: Ik zie ze! Zo houd ik de wacht van mijn Heer, heel de dag, Sta op mijn post iedere nacht.

WILLIBRORD

De wachter roept: `De hele dag sta ik op de wachttoren, Heer, en alle nachten blijf ik trouw op mijn post.'

9
CANISIUS

Zie, daar komen de ruiters te paard, twee aan twee, Ruiters op ezels, ruiters op kemels; Ze schreeuwen: Gevallen, gevallen is Babel, Al zijn afgodsbeelden liggen verbrijzeld tegen de grond!

WILLIBRORD

Daar zijn zij, de strijdwagens, bemand en met paarden bespannen. En weer roept hij: `Babel is gevallen, gevallen! Al zijn afgodsbeelden liggen verbrijzeld tegen de grond.

10
CANISIUS

Mijn volk, gebeukt en op de dorsvloer geslagen: Wat ik van Jahweh der heirscharen hoorde, Van Israëls God, dat verkondig ik u!

WILLIBRORD

O mijn volk, op de dorsvloer vertrapt, wat ik gehoord heb van Jahwe der legerscharen, de God van Israël, dat verkondig ik u.

11
CANISIUS

Godsspraak over Edom. Men roept mij uit Seïr: Wachter, hoe ver is de nacht; Wachter, hoe ver is de nacht?

WILLIBRORD

Uitspraak over Duma. Men roept mij uit Seir: `Wachter, hoever is de nacht? Wachter, hoever is de nacht?'

12
CANISIUS

De wachter zegt: de morgen komt, maar dan weer de nacht! En als ge nog verder wilt vragen, Komt dan een andermaal terug!

WILLIBRORD

De wachter antwoordt: `De morgen is gekomen, de nacht is voorbij. Als gij vragen wilt, vraagt dan, komt maar terug.'

13
CANISIUS

Verstopt u tussen de struiken der steppe, Karavanen van Dedan!

WILLIBRORD

Uitspraak over Arabië. Brengt de nacht door in het kreupelhout van Arabië, karavanen der Dedanieten.

14
CANISIUS

Bewoners van Tema, brengt den dorstige water, Geeft den vluchteling brood;

WILLIBRORD

Brengt de dorstigen water, bewoners van Tema, gaat de vluchtelingen met brood tegemoet.

15
CANISIUS

Want ze vluchten voor het zwaard, het dreigende zwaard, Voor de boog, al gespannen, voor de oorlogsverschrikking!

WILLIBRORD

Want zij zijn op de vlucht voor het zwaard, voor het getrokken zwaard, voor de gespannen boog, voor het geweld van de oorlog.

16
CANISIUS

Want dit heeft de Heer mij gezegd: Binnen een jaar, de diensttijd van een soldaat, Zal heel de glorie van Kedar verdwijnen;

WILLIBRORD

Dit heeft de Heer mij gezegd: Nog een jaar, gerekend naar de jaren van een dagloner, en het is uit met de glorie van kedar.

17
CANISIUS

En van de dappere schutters der zonen van Kedar Blijft maar een klein restje over! Waarachtig, Jahweh, Israëls God heeft gesproken!

WILLIBRORD

En wat er rest van de boogschutters onder Kedars strijders, zal gering in aantal zijn. Jahwe, de God van Israël, heeft gesproken.