Jesaja 16

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Nu zendt men de zonen Van den vorst van het land Van Petra in de woestijn Naar de berg van de dochter van Sion;

WILLIBRORD

Zendt een ram naar de heerser van het land vanuit Sela, door de woestijn, naar Sions berg.

2
CANISIUS

En als vluchtende vogels Uit een opgejaagd nest Staan de dochters van Moab Aan de passen van de Arnon!

WILLIBRORD

Als vluchtende vogels, als een opgejaagd nest, drommen de vrouwen van Moab samen bij de voorden van de Arnon.

3
CANISIUS

Ach, schaf ons toch raad, En kom ons te hulp; Maak uw schaduw tot nachtelijk duister Op klaarlichte dag; Verberg de vervolgden, Verraad de vluchtenden niet;

WILLIBRORD

Schaft raad, neemt een beslissing! Maakt uw schaduw op de volle middag aan de nacht gelijk; beschut zo hen die verstrooid zijn en levert de vluchten den niet uit.

4
CANISIUS

Laat bij U schuilen De verjaagden van Moab! Wees hun een toevlucht tegen den verdelger, Tot de verdrukking voorbij is, De verwoesting ten einde, De vernieler weg uit het land;

WILLIBRORD

Laat hen die uit Moab verdreven zijn, wonen bij u; weest hun toevlucht tegen de verdelger. Als eenmaal de verdrukker het veld heeft geruimd, aan de verwoesting een eind is gekomen en de vernielers uit het land zijn verdwenen,

5
CANISIUS

Dan zal uw troon door die goedheid worden bevestigd, En Een zal er bestendig op zetelen in Davids tent: Een rechter, een vriend van het recht, Een, die voor de gerechtigheid ijvert!

WILLIBRORD

dan wordt er een troon gevestigd op trouw en daarop zetelt dan, in de tent van David, een regeerder vol standvastigheid, bedacht op het recht en ijverend voor de gerechtigheid.

6
CANISIUS

Maar wij hebben van Moabs hoogmoed gehoord, En van zijn grenzeloze trots, Van zijn waan, zijn bluffen en pralen, Zijn ijdel gezwets.

WILLIBRORD

Wij hebben gehoord van Moabs trots, van zijn grenzeloze hoogmoed, van zijn hovaardigheid, zijn verwatenheid, zijn overmoed en van zijn gezwets, waarin geen waarheid is.

7
CANISIUS

Daarom houdt het gejammer van Moab aan, Wordt Moab door allen beklaagd; Snakken ze naar de rozijnkoek van Kir-Charéset, Geheel verslagen!

WILLIBRORD

Daarom zal Moab weeklagen, zal weeklagen Moab, heel en al. Zuchtend en geheel verslagen denken zij terug aan Kir-charesets druivenkoeken.

8
CANISIUS

Want de wingerd van Chesjbon ligt uitgeput neer, Met de wijnstok van Sibma: Die de heersers der volken Met hun vrucht konden temmen; Die reikten tot Jazer, En in de steppen verdoolden; Wier ranken zich verder en verder verspreidden, En hingen tot over de zee.

WILLIBRORD

Want de akkers van Chesbon en de wijngaarden van Sibma verkommeren. De heersers van de volken hebben de edele druiven daar neergeslagen, die reikten tot Jazer, en doordrongen tot in de woestijn, de ranken die zich uitstrekten tot over de zee.

9
CANISIUS

Daarom beween ik met Jazer de wijnstok van Sibma Besproei ik u met tranen, Chesjbon, Elale; Want over uw oogst en gewas Schalt het hoezee der soldaten.

WILLIBRORD

Daarom ween ik, evenals Jazer, over de wijnstokken van Sibma; ik besproei u met tranen, Chesbon en Elale; over uw oogst en uw ooft heeft een strijdkreet geklonken.

10
CANISIUS

Weg is de blijdschap en vreugd uit uw gaarden, Op uw wijnbergen geen jubelen en juichen; Men treedt er geen wijn in de kuipen, Het hoezee van de persers verstomt.

WILLIBRORD

In de boomgaarden is het vreugdegejubel verstomd, in de wijngaarden joelt en juicht men niet meer, men perst geen wijn meer in de kuipen, de vreugdekreten zijn verstomd.

11
CANISIUS

Daarom trilt mijn hart als een harp over Moab, En heel mijn binnenste over Kir-Cháres;

WILLIBRORD

Als een harp trilt mijn gemoed om Moab, mijn binnenste siddert om Kir-cheres.

12
CANISIUS

Want al ziet men Moab Op de hoogten zijn best doen, Al treedt het zijn heiligdom binnen, om er te bidden: Het zal niet meer baten!

WILLIBRORD

Al maakt Moab zich moe om de hoogte te bezoeken en in zijn heiligdom te gaan bidden, het baat hem niets.

13
CANISIUS

Dit is het woord, Door Jahweh vanouds over Moab gesproken.

WILLIBRORD

Dit is het woord dat Jahwe eens over Moab heeft uitgesproken;

14
CANISIUS

Maar nu spreekt Jahweh: In drie jaren tijds, De diensttijd van een soldaat, Zal de glorie van Moab verdwijnen Met heel zijn ontzaglijke rijkdom; Maar weinig blijft er van over, Vervallen en weerloos!

WILLIBRORD

maar nu spreekt Hij aldus: In drie jaar tijd, gerekend naar de jaren van een dagloner, wordt Moabs glorie ontluisterd, hoe groot zijn scharen ook zijn. Zijn rest zal schaars zijn, pover, gering.