Jesaja 11

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Dan zal een twijg aan de stronk van Jesse ontspruiten, Een scheut uit zijn wortel ontkiemen.

WILLIBRORD

Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel.

2
CANISIUS

De geest van Jahweh zal op Hem rusten: De geest van wijsheid en verstand, De geest van raad en sterkte, De geest van kennis en godsvrucht,

WILLIBRORD

De geest van Jahwe rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor Jahwe.

3
CANISIUS

En de vrees voor Jahweh Zal hem vervullen. Niet naar uiterlijke schijn zal Hij richten, Geen vonnis vellen op horen-zeggen alleen;

WILLIBRORD

- hij ademt ontzag voor Jahwe. Niet naar uiterlijke schijn spreekt hij recht en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten;

4
CANISIUS

Den zwakke zal Hij recht verschaffen, Eerlijk uitspraak doen voor de armen in het land. Maar den tyran zal Hij striemen met de gesel van zijn mond, Den boosdoener doden met de adem van zijn lippen.

WILLIBRORD

hij geeft de geringen hun recht en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis. Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond en de bozen doodt hij met de adem van zijn lippen.

5
CANISIUS

Gerechtigheid is de gordel om zijn heupen, Waarachtigheid de band om zijn lenden.

WILLIBRORD

Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lenden, en trouw als een gordel om zijn heupen.

6
CANISIUS

Dan huist de wolf bij het lam, Vlijt de panter zich naast de geit; Samen grazen kalf en leeuw, Een kind kan ze weiden.

WILLIBRORD

De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden.

7
CANISIUS

Koe en berin wonen samen, haar jongen liggen bijeen, En de leeuw vreet hooi als het rund;

WILLIBRORD

De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund,

8
CANISIUS

De zuigeling speelt bij het hol van de adder, Het kind steekt zijn hand in het nest van de slang!

WILLIBRORD

de zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.

9
CANISIUS

Dan doet niemand meer zonde of kwaad Op heel mijn heilige berg; Want het land is vervuld van de kennis van Jahweh, Zoals de bodem der zee is bedekt door het water.

WILLIBRORD

Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van Jahwe vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.

10
CANISIUS

Op die dag zal de wortel van Jesse, Als een banier voor de naties verheven, Door de volkeren worden gezocht, En zijn rustplaats zal glorievol zijn!

WILLIBRORD

Op die dag staat de wortel van Isai als een banier voor de volken opgericht: de volken zoeken hem op, en zijn woonplaats zal luisterrijk zijn.

11
CANISIUS

Op die dag heft de Heer nogmaals zijn hand, Om het overschot van zijn volk te bevrijden: Wat is overgebleven in Assjoer, Egypte, Patros en Koesj, Elam, Sjinar, Chamat en de kusten der zee.

WILLIBRORD

Op die dag strekt de Heer opnieuw zijn hand uit, om de rest van zijn volk vrij te kopen, wat er overbleef, uit Assur en Egypte, uit Patros en Kus, uit Elam en Sinear, uit Hamat en van de eilanden der zee.

12
CANISIUS

Hij steekt zijn banier onder de volken omhoog, Brengt de ballingen van Israël bijeen, Verzamelt de verstrooiden van Juda Van de vier uiteinden der aarde!

WILLIBRORD

Hij geeft een signaal aan de volken, Israëls verdreven brengt Hij bijeen en het verstrooide Juda verzamelt Hij van de vier uithoeken der aarde.

13
CANISIUS

Dan zal Efraïms naijver wijken, Zullen Juda’s vijanden worden vernield; Efraïm benijdt

WILLIBRORD

Dan verdwijnt de jaloersheid van Efraïm en komt er een eind aan de verdrukking van Juda. Dan is Efraïm niet meer afgunstig op Juda en wordt Juda's vijandschap gedelgd.

14
CANISIUS

Maar samen vliegen ze op Filistea’s heuvels aan zee, En plunderen de zonen van het

WILLIBRORD

Samen strijken zij neer op de flank der Filistijnen aan de zee en plunderen zij de zonen van het oosten; over Edom en Moab strekken zij hun macht uit, en de Ammonieten worden hun onderhorig.

15
CANISIUS

Jahweh verdroogt de tong der Egyptische zee, Zwaait woedend zijn hand over de Eufraat: In zeven beekjes slaat Hij hem stuk, Men trekt er geschoeid overheen.

WILLIBRORD

Dan splijt Jahwe de golf van de zee van Egypte, in zijn bloeiende toorn heft Hij de hand op tegen de Rivier en slaat hem uiteen in zeven beken, zodat men er met schoenen aan doorheen trekt.

16
CANISIUS

Zo komt er een pad voor het overschot van zijn volk, Voor die in Assjoer bleven behouden: Zoals Israël voorheen had gekregen, Toen het optrok uit het land van Egypte!

WILLIBRORD

Zo wordt er een weg gebaand voor de rest van mijn volk dat in Assur is achtergebleven, zoals eens voor Israël, toen het wegtrok uit Egypte.