Jeremia 30

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Het woord, dat door Jahweh tot Jeremias werd gericht:

WILLIBRORD

Dit woord kwam van Jahwe tot Jeremia:

2
CANISIUS

Zo spreekt Jahweh, Israëls God! Schrijf alle woorden, die Ik tot u ga spreken, op in een boek.

WILLIBRORD

Dit zegt Jahwe, Israëls God: Stel alles wat Ik u gezegd heb op schrift.

3
CANISIUS

Want zie, de dagen zullen komen, is de godsspraak van Jahweh, dat Ik een einde zal maken aan de ballingschap van Israël en Juda, mijn volk, zegt Jahweh; dat Ik ze terugbreng naar het land, dat Ik hun vaderen heb geschonken, en dat ze het in bezit zullen nemen.

WILLIBRORD

Er komt een tijd dat Ik mijn volk Israël en Juda in hun vroegere staat herstel, zegt Jahwe, en hen terugbreng naar het land, dat Ik hun vaderen in bezit had gegeven, godsspraak van Jahwe -.

4
CANISIUS

Dit zijn de woorden, die Jahweh over Israël en Juda heeft gesproken:

WILLIBRORD

Dit zijn de woorden die Jahwe tot Israël en Juda heeft gesproken:

5
CANISIUS

Zo spreekt Jahweh! Een angstgeschrei wordt gehoord, Benauwende schrik!

WILLIBRORD

Wij horen schreeuwen van angst, er heerst schrik en onrust.

6
CANISIUS

Vraagt en ziet, Of mannen soms baren? Waarom dan zie ik iederen man Met de handen

WILLIBRORD

Vraag eens of iemand ooit mannen zag baren? Waarom zie Ik ze dan allemaal met de handen op de heupen, als een vrouw in haar weeën? Waarom is hun gezicht lijkbleek?

7
CANISIUS

Wee, hoe geweldig die dag; Zo is er geen ander! Een angsttijd voor Jakob: Maar hij zal er uit worden gered!

WILLIBRORD

Wee! Dit is de grote dag, met geen ander te vergelijken. Het is een angstige tijd voor Jakob, maar hij wordt er uit gered,

8
CANISIUS

Op die dag: spreekt Jahweh der heirscharen, Breek Ik het juk van hun nek, En scheur hun banden vaneen. Niet langer zullen vreemden ze knechten;

WILLIBRORD

Op die dag - godsspraak van Jahwe van de legerscharen - haal Ik het juk van hun nek en breek hun boeien. Ze zullen geen vreemden meer dienen.

9
CANISIUS

Maar Jahweh zullen ze dienen, hun God, En David, hun koning, dien Ik hun zal verwekken.

WILLIBRORD

Jahwe hun God zullen zij dienen, en David de koning, die Ik onder hen doe opstaan:

10
CANISIUS

Jakob, mijn dienaar, wees niet bang, Spreekt Jahweh; Israël, ge behoeft niet te vrezen; Want Ik ga u verlossen uit verre gewesten, Uw kroost uit het land hunner ballingschap! Jakob keert terug, en vindt weer zijn rust, Onbekommerd, door niemand verschrikt.

WILLIBRORD

Vrees dus niet, Jakob, mijn dienaar - godsspraak van Jahwe -, wees niet bang, Israël: Ik bevrijd u en uw kinderen uit het verre land van hun gevangenschap. Dan woont Jakob weer ongestoord en veilig, zonder dat iemand hem opschrikt.

11
CANISIUS

Want Ik ben met u, om u te redden, spreekt Jahweh! Ja, Ik ga alle volken vernielen, Waaronder Ik u heb verstrooid. Maar u zal Ik nimmer vernielen, Ik tuchtig u enkel, zoals ge verdient;

WILLIBRORD

Want Ik ben bij u om u te redden - godsspraak van Jahwe -. Met alle volken, waarover Ik u verstrooid heb, reken Ik voor goed af, maar met u doe Ik dat niet. Wel tuchtig Ik u zoals ge verdient; Ik laat u niet ongestraft.

12
CANISIUS

Neen, Ik laat u niet ongestraft! Zo spreekt Jahweh: Uw plaag is ontzettend, En schrijnend uw wonde;

WILLIBRORD

Dit zegt Jahwe: Uw kwaal is ongeneeslijk, uw wonden zijn niet te helen.

13
CANISIUS

Niemand wil uw zweren verbinden, Geneesmiddelen helpen u niet.

WILLIBRORD

Niemand verzorgt uw zweren, uw wonden sluiten zich niet.

14
CANISIUS

Al uw minnaars zijn u vergeten, En bekommeren zich niet meer om u. Want Ik heb u als een vijand onbarmhartig geslagen, Om uw grote schuld, en uw talloze zonden.

WILLIBRORD

Al uw minnaars zijn u vergeten, ze lopen u niet meer achterna, omdat Ik als een vijand op u heb ingeslagen en u meedogenloos heb gestraft om uw vele misdaden en uw talrijke zonden.

15
CANISIUS

Wat krijt ge dan zo om uw wonden, En uw ontzettende plaag? Om uw grote schuld, en

WILLIBRORD

Wat jammert ge dan om uw wonden en uw onverdraaglijke pijnen? Om uw vele misdaden en uw talrijke zonden heb Ik u dit alles aangedaan.

16
CANISIUS

Waarachtig, die u verslinden, Worden allen verslonden; En al uw verdrukkers Zullen in ballingschap gaan; Uw plunderaars worden geplunderd, Uw rovers zal Ik beroven!

WILLIBRORD

Op mijn woord, wie u verslindt, wordt zelf verslonden, al uw vijanden worden gevangen genomen, uw plunderaars worden zelf geplunderd, wie u berooft laat Ik beroven.

17
CANISIUS

Dan sluit Ik uw wonde, En genees uw kwalen, Is de godsspraak van Jahweh; Omdat men u Verstoteling noemt: Dit is Sion, om wien zich niemand bekommert! Zo spreekt Jahweh!

WILLIBRORD

Ik sluit uw wonden, uw kwalen genees Ik - godsspraak van Jahwe -. Men noemde u Sion, de verstotene naar wie niemand omziet.

18
CANISIUS

Zie, Ik maak de tenten van Jakob gelukkig, En ontferm Mij over zijn stulpen; De stad wordt herbouwd op haar heuvel, De burcht troont weer op zijn oude plaats;,

WILLIBRORD

Dit zegt Jahwe: Ik herstel de tenten van Jakob, Ik ontferm Mij over zijn huizen. De stad wordt herbouwd op zijn puinhoop, de burcht komt weer op zijn vroegere plaats.

19
CANISIUS

Er stijgen jubelzangen uit op, En vrolijke kreten. Ik vermeerder ze weer: zij verminderen niet; Ik herstel ze in ere: men veracht ze niet meer;

WILLIBRORD

Een loflied weerklinkt, men hoort hen weer lachen. Ik maak hen talrijk, nooit nemen ze in aantal af. Ik breng hen tot aanzien, nooit worden ze meer veracht.

20
CANISIUS

Zijn zonen zullen weer worden als vroeger, Zijn gemeente zal voor mijn aangezicht staan; Al zijn verdrukkers zal Ik bestraffen, Hij wordt weer sterker dan zij!

WILLIBRORD

Hun zonen zijn voor Mij weer als vroeger, hun gemeenschap blijft altijd bestaan. Hun onderdrukkers straf Ik.

21
CANISIUS

Zijn vorst staat uit zijn midden op; Ik laat hem komen: hij mag Mij naderen; Wie anders zou zijn leven wagen, Om Mij te naderen, spreekt Jahweh!

WILLIBRORD

Hun vorst is een van hen, hun heerser komt voort uit hun midden. Ik laat hem bij Mij komen, hij mag tot Mij naderen. Wie anders zou met gevaar voor zijn leven tot Mij durven naderen - godsspraak van Jahwe -?

22
CANISIUS

Zo zult gij mijn volk, En Ik zal uw God zijn!

WILLIBRORD

Gij zult mijn volk en Ik zal uw God zijn.

23
CANISIUS

Zie, de storm van Jahweh komt, De gramschap barst los als een wervelwind, Op het hoofd van de bozen stort zij zich uit.

WILLIBRORD

De stormwind van Jahwe steekt op, een wervelstorm breekt los boven het hoofd van de boosdoeners.

24
CANISIUS

De toorn van Jahweh legt zich niet neer, Eer Hij zijn plannen heeft ten uitvoer gebracht: Ten leste zult ge het zelf ondervinden!

WILLIBRORD

De toorn van Jahwe komt niet tot bedaren, voordat Hij al zijn plannen ten uitvoer heeft gebracht. Later zal u dit duidelijk worden.