Jakobus 3

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Laat er onder u niet velen als leermeesters optreden, mijn broeders; want we weten, dat we dan een strenger oordeel zullen ondergaan.

WILLIBRORD

Broeders, laat niet zovelen onder u leraars zijn. Gij weet toch, dat wij er alleen maar strenger om geoordeeld zullen worden.

2
CANISIUS

Allen toch struikelen we op vele punten. Zo iemand in het spreken niet struikelt, dan is hij een volmaakt man; want dan kan hij ook heel het lichaam beteugelen.

WILLIBRORD

Want wij allen struikelen vele malen. Wie in zijn spreken nooit misdoet is een volmaakt mens, in staat zichzelf geheel in toom te houden.

3
CANISIUS

Wanneer we de paarden het gebit in de bek steken, om ze ons te doen gehoorzamen, dan mennen we ook heel hun lijf.

WILLIBRORD

Wij hoeven een paard slechts een toom in de mond te leggen om het hele dier te besturen en in de hand te hebben.

4
CANISIUS

Ziet ook eens naar de schepen: hoe groot ze ook zijn, en door wat onstuimige winden ze worden gedreven, door een heel klein roer worden ze gewend, waarheen de stuurman het wil.

WILLIBRORD

Of denkt aan een schip: hoe groot het ook is en al wordt het door hevige winden voortgedreven, toch wordt het door een heel klein roer gewend naar believen van de stuurman.

5
CANISIUS

Zo ook is de tong slechts een klein lid, maar ze bezit een grote invloed. Ziet, hoe een klein vuurtje een heel bos in brand steekt!

WILLIBRORD

Ook de tong is maar een klein deel van ons lichaam, toch voert zij een hoge toon. Bedenkt hoe weinig vuur er nodig is om een groot bos in brand te steken.

6
CANISIUS

Ook de tong is een vuur: een wereld van ongerechtigheid. Onder onze leden is het de tong, die heel het lichaam bezoedelt, en ons levensrad in brand steekt, zelf in vlam gezet door de hel.

WILLIBRORD

Ook de tong is een vuur, een wereld van ongerechtigheid; onder onze ledematen is het de tong die het geheel kan bezoedelen en ons levensrad in vlam zetten, zelf in vlam gezet door de hel.

7
CANISIUS

Inderdaad, alle soorten van beesten en vogels, kruipende dieren en beesten der zee, worden getemd en zijn getemd door het menselijk geslacht;

WILLIBRORD

Wilde beesten, vogels, reptielen, vissen, elke diersoort wordt getemd of is al getemd door het menselijk geslacht.

8
CANISIUS

maar de tong: geen mens kan haar temmen; rusteloos kwaad, vol dodelijk venijn.

WILLIBRORD

Maar de tong kan geen mens temmen: dat bandeloos euvel vol dodelijk venijn.

9
CANISIUS

Met haar zegenen we den Heer en den Vader, met haar ook vervloeken we de mensen, naar Gods beeld geschapen;

WILLIBRORD

Met haar zegenen wij onze Heer en Vader, en met haar vervloeken wij de mensen, die naar Gods gelijkenis zijn geschapen.

10
CANISIUS

uit dezelfde mond komt zegen en vloek. —Neen mijn broeders, dit moet zó niet zijn!

WILLIBRORD

Uit een en dezelfde mond komt zegen voort en vloek. Dit mag niet zo zijn, broeders!

11
CANISIUS

Of laat soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opborrelen?

WILLIBRORD

Laat een bron soms uit dezelfde ader zoet en brak water opwellen?

12
CANISIUS

Of is het mogelijk, mijn broeders, dat een vijg olijven draagt, en een wijnstok vijgen?

WILLIBRORD

Draagt een vijgenboom olijven of een wijnstok vijgen? Zo min als een zilte bron zoet water geeft.

13
CANISIUS

Wie is er onder u wijs en verstandig? Hij tone door eerzame wandel zijn werken, met

WILLIBRORD

Als iemand onder u voor wijs en verstandig wil doorgaan, moet hij zulk een pretentie waarmaken door een voortreffelijke levenswandel, door daden van wijsheid en zachtmoedigheid.

14
CANISIUS

Maar zo ge bittere naijver en twist ronddraagt in uw hart, zet gij u dan niet op tegen de waarheid, en liegt gij dan niet tegen haar?

WILLIBRORD

Maar als ge in uw hart bittere naijver en eerzucht koestert, laat dan die grootspraak die in strijd is met de waarheid achterwege.

15
CANISIUS

Zo’n wijsheid komt niet van boven, maar is aards, zinnelijk en duivels;

WILLIBRORD

Die wijsheid komt niet van boven, ze is aards, ongeestelijk, ja duivels.

16
CANISIUS

want waar naijver heerst en twist, daar is onrust en allerlei kwaad.

WILLIBRORD

Want waar naijver en eerzucht heersen, daar treft men ook onrust aan en allerlei minderwaardige praktijken.

17
CANISIUS

De wijsheid, die van boven komt, is vóór alles rein, maar ook vredelievend, inschikkelijk, gezeggelijk, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd;

WILLIBRORD

De wijsheid van omhoog is voor alles rein, maar ook vredelievend, vriendelijk, altijd voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid en vruchten van goede daden, onpartijdig en oprecht.

18
CANISIUS

en de vredevrucht der gerechtigheid wordt gezaaid door hen, die de vrede bewaren.

WILLIBRORD

Gerechtigheid is een vrucht van de vrede en slechts wie de vrede nastreven zullen haar oogsten.