Hosea 2

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Uw broeder zal men noemen: "Mijn volk"; Uw zuster: "Ontferming"!

WILLIBRORD

De zonen van Israël zullen talrijk zijn als het land van de zee, dat niet te meten en niet te tellen is; en waar hun eens gezegd werd: Gij zijt niet mijn volk, daar wordt hun nu gezegd: Gij zijt zonen van de levende God.

2
CANISIUS

Klaagt uw moeder aan, Klaagt haar aan, Omdat zij mijn vrouw niet meer is, Ik haar man niet meer ben. Laat ze haar ontucht weg doen van haar gelaat, En haar overspel tussen haar borsten.

WILLIBRORD

Dan herenigen zich de zonen van Juda met de zonen van Israël, dan stellen zij beiden dezelfde man aan het hoofd, dan trekken zij op uit het land, want groot is dan de dag van Jizreel.

3
CANISIUS

Anders kleed Ik haar uit, helemaal naakt, En laat haar, zoals ze geboren werd; Ik maak van haar een woestijn, een uitgedroogd land, En laat ze sterven van dorst.

WILLIBRORD

Dan kunt gij weer tot uw broeders zeggen: Ammi - mijn volk - en tot uw zusters: Ruchama - erbarmen.

4
CANISIUS

Ook over haar kinderen ontferm Ik Mij niet; Want het zijn kinderen uit ontucht.

WILLIBRORD

Klaagt uw moeder aan, klaagt haar aan, want zij is niet mijn vrouw en Ik ben haar man niet. Laat zij de tekens van de ontucht wegdoen van haar gezicht en de tekens van het overspel wegdoen tussen haar borsten.

5
CANISIUS

Want hun moeder heeft ontucht bedreven, Die hen baarde, heeft zich met schande bedekt; Ze sprak: Ik loop mijn minnaars achterna, Die mij brood en water verschaffen, Mijn wol en mijn vlas, Mijn olie en dranken.

WILLIBRORD

Anders kleed Ik haar helemaal uit, zet Ik haar moedernaakt neer, maak Ik van haar een woestijn, verander Ik haar in een uitgedroogd land en laat Ik haar sterven van dorst.

6
CANISIUS

Daarom zal Ik haar paden met doornen omheinen, Met muren versperren, zodat ze haar weg niet meer vindt.

WILLIBRORD

En ook met haar kinderen geen erbarmen! Het zijn kinderen van ontucht!

7
CANISIUS

Loopt ze haar minnaars nog na, dan bereikt zij ze niet, Zoekt zij ze nog, dan vindt zij ze niet. Dan zal ze zeggen: Ik keer terug naar mijn vroegeren man Want toen had ik het beter dan nu.

WILLIBRORD

Hun moeder immers heeft ontucht bedreven en zij die zwanger van hen is geweest heeft zich schandelijk misdragen. Haar leus was: ik ga mijn minnaars achterna: die bezorgen mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank!

8
CANISIUS

Zij heeft niet willen erkennen, dat Ik het was, Die haar koren, wijn en olie verschafte, Dat Ik haar zilver in overvloed schonk, En goud, waar zij Báals van maakte;

WILLIBRORD

Daarom ga Ik, Jahwe, met dorens uw weg versperren; met een muur ga Ik haar insluiten, zodat ze niet meer op pad kan.

9
CANISIUS

Daarom zal Ik haar bij de oogst mijn koren ontnemen, De wijn als de tijd ervoor aanbreekt.

WILLIBRORD

Als zij haar minnaars achterna wil, zal zij hen niet bereiken; als ze hen zoekt, zal ze hen niet vinden. Dan zal ze zeggen: 'Ik wil terug naar mijn eerste man, want toen had ik het beter dan nu'.

10
CANISIUS

Ik zal haar mijn wol en mijn vlas onthouden, Die haar naaktheid moeten bedekken; Voor haar minnaars haar schaamte ontbloten, Niemand zal ze uit mijn hand kunnen redden.

WILLIBRORD

Zij wil maar niet weten, dat Ik het ben die haar koren bezorg en most en olie, dat Ik haar verrijk met het zilver en het goud waar ze Baäls van maken.

11
CANISIUS

Dan maak Ik een einde aan al haar vreugd, Haar hoogtij, nieuwemaan, haar sabbat en feesten!

WILLIBRORD

Daarom neem Ik mijn koren terug zodra de oogsttijd komt, en ook mijn most, zodra het zijn tijd is; daarom ruk Ik mijn wol en mijn vlas van haar weg, die haar naaktheid moeten bedekken.

12
CANISIUS

Ik zal haar wijnstok vernielen, En haar vijg, waarvan ze gezegd heeft: Dit zijn de geschenken, Die mijn minnaars mij gaven; Ik zal er woeste struiken van maken, En de wilde dieren vreten ze kaal.

WILLIBRORD

Dan stel Ik haar schaamte ten toon voor de ogen van haar minnaars en niemand ontrukt haar aan mijn hand.

13
CANISIUS

Ik zal haar de dagen der Báals doen boeten, Waarop zij offers aan hen heeft gebracht, En zich tooide met ringen en snoeren; Waarop zij haar minnaars achterna is gelopen, Maar Mij heeft vergeten: Is de godsspraak van Jahweh!

WILLIBRORD

Ik maak een eind aan al haar plezier, haar hoogtijdagen, haar nieuwe maan, haar sabbat en al haar festiviteiten.

14
CANISIUS

Zie, daarom zal ook Ik haar lokken, Haar brengen in de woestijn, en spreken tot haar hart.

WILLIBRORD

Ik verwoest haar wingerden en vijgenbomen, waarvan zij beweert: 'Dit is het loon dat ik gekregen heb van mijn minnaars'. Ik maak er verwilderd hout van, waar de dieren aan vreten.

15
CANISIUS

Dan geef Ik ze haar wijngaarden terug, Het Akordal als poort der hoop.

WILLIBRORD

Ik vraag haar rekenschap voor de dagen die zij aan de Baäls gewijd heeft, waarop zij offervuren voor hen brandde, waarop zij, gesierd met haar ringen en halstooi, haar minnaars achterna ging en Mij vergat. Zo luidt de godsspraak van Jahwe.

16
CANISIUS

Dan zal ze weer jubelen als op de dag van haar jeugd, Toen ze optrok uit het land van Egypte. Op die dag zal het zijn, Is de godsspraak van Jahweh, Dat ze Mij zal noemen:

WILLIBRORD

En daarom weldra lok Ik haar weer naar Mij toe, zorg Ik dat zij naar de woestijn gaat en spreek Ik tot haar hart.

17
CANISIUS

Want Ik zal de namen der Báals uit haar mond doen verdwijnen, Zodat ze nooit meer worden genoemd.

WILLIBRORD

Vervolgens geef Ik haar dan de wijngaarden terug en maak Ik het Achordal tot een poort van hoop. Daar wordt zij weer gewillig, zoals in de dagen van haar jeugd, toen zij optrok uit Egypte.

18
CANISIUS

Op die dag sluit Ik voor haar een verbond Met de beesten op het veld, Met de vogels in de lucht, En met de kruipende dieren op aarde. Boog, zwaard en krijgsmacht zal Ik uit het land verwijderen, En zorgen, dat men er veilig kan rusten.

WILLIBRORD

Op die dag - zo luidt de godsspraak van Jahwe - zult gij tot Mij roepen: 'Mijn man!' Nooit roept gij Mij dan meer toe: 'Mijn Baäl!'

19
CANISIUS

Ik zal Mij verloven met u, Verloven voor eeuwig: Naar recht en naar wet, In goedheid en liefde;

WILLIBRORD

Dan zal Ik de namen van de Baäls uit haar mond verwijderen: van hun namen wordt nooit meer gerept.

20
CANISIUS

Mij verloven met u in onwrikbare trouw, En gij zult Jahweh leren kennen!

WILLIBRORD

Op die dag zal Ik een verbond sluiten, ten bate van hen, met de dieren in het wild, met de vogels in de lucht en met wat er kruipt op de grond. Boog en zwaard en oorlog sla Ik het land uit en in veiligheid laat Ik hen wonen.

21
CANISIUS

Op die dag zal Ik mijn gunsten verlenen, Is de godsspraak van Jahweh! Ik zal goedgunstig zijn voor de hemel En die zal het zijn voor de aarde;

WILLIBRORD

Ik neem u als mijn bruid, voor altijd, als mijn bruid, in recht en gerechtigheid, in goedheid en erbarming,

22
CANISIUS

De aarde weer voor het koren, de wijn en de olie, En zij weer goedgunstig voor Jizreël!

WILLIBRORD

als mijn bruid, in onverbrekelijke trouw: dan zult gij Jahwe leren kennen.

23
CANISIUS

Ik zal haar weer zaaien in het land: Mij weer ontfermen Over "Zonder ontferming";

WILLIBRORD

Op die dag ben Ik - zo luidt de godsspraak van Jahwe - ben Ik de hemel ter wille en is de hemel de aarde ter wille

24
CANISIUS

Dan worden de dorsvloeren met koren bedekt, Vloeien de perskuipen over van wijn en van olie;

WILLIBRORD

en is de aarde het koren, de most en de olie ter wille en zijn zij allen Jizreel ter wille.

25
CANISIUS

Dan zal Ik u de jaren vergoeden, Die de sprinkhaan verknaagde: De langpoot, de kaalvreter, de knaagbek, Mijn machtig leger, dat Ik tegen u uitzond.

WILLIBRORD

Dan bezaai Ik het weer, het land, dan erbarm Ik mij weer over Lo-Ruchama, dan zeg ik tot Lo-Ammi: 'Mijn volk zijt gij.' en dan zegt hij tot Mij: 'Mijn God!'

26
CANISIUS

Dan eet ge volop, en voelt u verzadigd, Looft ge de Naam van Jahweh, uw God, Omdat Hij wonderen voor u deed; En nooit meer wordt mijn volk te schande.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Dan weet ge, dat Ik te midden van Israël vertoef, Dat Ik, Jahweh, uw God ben, geen ander!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Daarna stort Ik mijn Geest uit over alle vlees: Uw zonen en dochters zullen profeteren, Uw grijsaards zullen dromen ontvangen, Uw jonge mannen visioenen schouwen;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Zelfs over slaven en slavinnen Stort Ik mijn Geest uit in die dagen!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

Ik zal wonderen doen aan de hemel en op aarde: Bloed en vuur, en walm van rook;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

De zon zal in duisternis verkeren, De maan in bloed; Voordat de Dag van Jahweh komt, Groot en schrikwekkend!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

32
CANISIUS

Dan zullen allen worden behouden, Die de Naam van Jahweh aanroepen. Want op de berg Sion En in Jerusalem zal redding zijn; Zoals Jahweh heeft gesproken, En de herauten, die Jahweh riep!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling