Hosea 10
Alle 2 beschikbare vertalingen
Israël was een welige rank Met overvloedige vruchten; Hoe meer vruchten hij droeg, hoe meer altaren hij bouwde, Hoe rijker zijn land, hoe rijker zijn zuilen!
Israël is een weelderige wijnstok, die ook weelderige vruchten draagt. En hoe talrijker maakt Israël zijn altaren. Hoe mooier zijn land wordt, des te mooier versiert het zijn wijstenen.
Vals was hun hart, Maar nu zullen ze boeten: Hij breekt hun altaren de nek, En verbrijzelt hun zuilen.
Omdat zij zo dubbelhartig zijn, zullen zij na hun schuld gaan boeten. Hij zelf geeft hun altaren de nekslag en slaat de wijstenen stuk.
Waarachtig, nu zeggen zij al: Wij hebben geen koning; Als wij Jahweh niet vrezen, Wat kan voor ons de koning dan doen!
Ja, dan zullen zij zeggen: 'Wij hebben geen koning, want als wij Jahwe niet vrezen, wat helpt ons de koning dan?'
Mooie woorden spreken, Valse eden zweren, verbonden sluiten: Intussen schiet het recht uit als een gifplant In de voren der akkers!
Terwijl ze maar praten, loze eden zweren en overeenkomsten aangaan, verwildert de rechtspraak en wordt als giftig kruid in de voren van een akker.
Over het kalf van Bet-Awen Zijn Samaria’s bewoners in zorgen; Ja, over hem rouwt het
Om dat stierkalf van Bet-Awen zullen de mensen van Samaria beven. Ja, om die stier rouwt het volk. De afgodenpriesters maken misbaar om hem: ja, zijn heerlijkheid is weggevoerd.
Ook hemzelf zal men naar Assjoer slepen, Als een geschenk voor: "Grote Koning!" Efraïm
Ook het beeld wordt naar Assur gebracht om aan de Wraakvorst geofferd te worden. Efraim wordt met schande beladen, Israël zal om zijn houtblok beschaamd staan.
Samaria zal worden verwoest, Zijn koning zal zijn als een halm op het water.
Samaria is tot zwijgen gebracht, zijn koning is als een afgebroken tak die op het water drijft.
Israëls afgodische, zondige hoogten worden vernield, Doornen en distels woekeren op hun altaren; Dan zullen ze tot de bergen zeggen: Bedekt ons, Tot de heuvelen: Valt op ons neer!
De gruwelhoogten worden verwoest, Israëls zonde. Doornen en distels overwoekeren hun altaren. Dan roepen zij de bergen toe: 'Bedek ons!' en de heuvels: 'Val op ons neer!'
Zwaarder dan in de dagen van Giba, Israël, hebt ge gezondigd; Toen bleven ze gespaard, En de strijd bereikte Giba niet. Maar op de kinderen der boosheid
Al sinds de dagen van Gibea, Israël, hebt gij gezondigd: zij zijt bij Gibea blijven staan, alsof de oorlog tegen de boosdoeners hen daar niet treffen zou.
Kom Ik af, om te straffen; Nu spannen volkeren eendrachtig tegen hen samen, Om hun dubbele zonde!
Dit is mijn wens: hen te tuchtigen. Volkeren zullen tegen hen verzameld worden, tegen hen die in een tweevoudige zonde verstrikt zijn.
Efraïm is een afgericht rund, dat enkel wil dorsen: Maar Ik leg een juk op zijn prachtige nek, Ik span Efraïm in, en Israël zal ploegen, Jakob zal de eg moeten trekken.
Efraim is een vaars, die geleerd heeft gedwee te dorsen. Ikzelf merkte haar machtige nek op. Ik spande Efraim in; Juda zou ploegen en Jakob eggen.
Strooit uw zaad in gerechtigheid uit, Oogst naar gelang van uw vroomheid, Ontgint u de akker der kennis, door Jahweh te zoeken, Tot Hij zal komen, en heil over u regent.
Zaai rechtschapenheid, dan zult gij goedheid oogsten; ontgin het braakland. Het is nu de tijd om Jahwe te zoeken, totdat Hij komt en de gerechtigheid over u laat regenen.
Maar ge hebt boosheid geploegd, en slechtheid geoogst, En leugenvruchten gegeten: Want ge hebt op uw wagens vertrouwd, En op de drommen van uw helden.
Maar gij hebt boosheid ingeploegd, misdaad geoogst en de vrucht gegeten van het bedrog. Omdat gij vertrouwd hebt op uw eigen wegen, op het grote getal van uw helden,
Krijgsgeschreeuw zal in uw steden weergalmen, Al uw vestingen worden gesloopt: Zoals Sjalman in de strijd Bet-Arbel vernielde, Waar moeder met kind werd verpletterd!
daarom zal er een krijgsgeschreeuw opgaan tegen uw volk en zullen al uw vestingen verwoest worden, zoals Salman Bet-Arbel verwoest heeft op de dag van de strijd, toen de moeder te pletter werd gegooid bovenop haar zonen.
Huis van Israël! Zo zal Ik ook met u doen, Om uw ontzettende boosheid; In de storm gaat Efraïm te gronde, Te gronde Israëls koning!
Dit heeft Betel u bezorgd vanwege uw barre verdorvenheid. Al bij het morgenkrieken wordt Israëls koning voorgoed tot zwijgen gebracht.