Hooglied 1

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Het hooglied van Salomon.

WILLIBRORD

Het hooglied van Salomo.

2
CANISIUS

Drenk mij met de kussen van uw mond; Want uw liefde is zoeter dan wijn.

WILLIBRORD

Overstelp mij met de kussen van uw mond, want uw liefkozingen zijn zoeter dan wijn.

3
CANISIUS

Heerlijk is de geur van uw balsem, Uw naam is het kostbaarst aroom. Daarom hebben de meisjes u lief.

WILLIBRORD

Uw zalven zijn heerlijk om te ruiken, de klank van uw naam is als rijk parfum; daarom hebben de meisjes u lief.

4
CANISIUS

Neem mij mede, laat ons vluchten; Want de koning heeft mij in zijn vertrekken gebracht! Wij willen juichen, in u ons verblijden, Uw liefde roemen, hoger dan wijn, Terecht beminnen zij u!

WILLIBRORD

Trek mij mee, laat ons vluchten, neem mij mee, o koning, in uw vertrekken! Wij willen juichen, ons met u verblijden, wij willen zingen van uw liefde, zoeter dan wijn: iedereen moet wel van u houden!

5
CANISIUS

Wel ben ik donker, Maar toch nog schoon, Jerusalems dochters: Als de tenten van Kedar, De paviljoenen van Sjalma.

WILLIBRORD

Wel ben ik donker, maar toch bekoorlijk, dochters van Jeruzalem, als tenten van Kedar, als paviljoens van Salma.

6
CANISIUS

Let er niet op, dat ik zwart ben, En van de zon ben verbrand; Want de zonen van mijn moeder waren boos op mij, En lieten mij de wijngaarden bewaken….Maar mijn eigen wijngaard

WILLIBRORD

Minacht mij niet omdat ik donker ben: de zon heeft mij gekleurd. De zonen van mijn moeder waren hard tegen mij: zij lieten mij hun wijngaarden bewaken, zo heb ik voor mijn eigen wijngaard niet kunnen zorgen.

7
CANISIUS

Bericht mij toch, mijn zielsbeminde, Waar ge uw kudde laat weiden, Waar ge ze in de middag laat rusten? Want waarom zou ik gaan zwerven Bij de kudden uwer vrienden?

WILLIBRORD

Zeg mij toch, mijn zielsbeminde, waar laat u uw kudde grazen, waar rusten uw schapen in de middag? Moet ik soms als een gesluierde de kudden van uw vrienden afgaan?

8
CANISIUS

Als ge het niet weet, Schoonste der vrouwen, Volg dan het spoor van de kudde, En hoed uw geiten Bij de tenten der herders.

WILLIBRORD

Als u niet weet waar hij weidt, schoonste der vrouwen, volg dan het spoor van de kudde en ga uw geiten hoeden bij de tenten der herders.

9
CANISIUS

Met het span van Farao’s wagens Vergelijk ik u, liefste;

WILLIBRORD

Mijn vriendin, je bent als de merrie voor Farao's wagen!

10
CANISIUS

Hoe bekoorlijk uw wangen tussen de hangers, Uw hals in de snoeren.

WILLIBRORD

Hoe bekoorlijk zijn je wangen tussen de oorhangers, hoe bekoorlijk je hals met de snoeren!

11
CANISIUS

Gouden hangers laten we u maken, Met plaatjes van zilver.

WILLIBRORD

Ik zal gouden hangers voor je laten maken met zilveren balletjes.

12
CANISIUS

Zolang de koning in zijn harem verbleef, Straalde mijn nardus haar geur.

WILLIBRORD

Terwijl mijn koning aan tafel is, verspreid mijn nardus zijn geur.

13
CANISIUS

Want mijn beminde is mij een bundeltje mirre, Dat op mijn boezem blijft rusten;

WILLIBRORD

Mijn lief is als een zakje mirre dat rust tussen mijn borsten.

14
CANISIUS

Mijn beminde is mij een cyper-tros, Van Engédi’s gaarden.

WILLIBRORD

Een tros hennabloemen uit de tuinen van Engedi is mijn lief voor mij.

15
CANISIUS

Wat zijt ge verrukkelijk, mijn liefste, Uw ogen zijn duiven.

WILLIBRORD

Wat ben je mooi, mijn vriendin, wat ben je mooi; je ogen zijn als duiven!

16
CANISIUS

Wat zijt ge verrukkelijk schoon, mijn beminde Ons rustbed is in het groen!

WILLIBRORD

U bent mooi, mijn lief, en zo zoet! Ons rustbed is het frisse groen,

17
CANISIUS

De binten van ons paleis zijn ceders, Onze wanden cypressen.

WILLIBRORD

en de binten van ons huis zijn van cederhout, de wanden van cypressen.