Hebreeën 4

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

We moeten er dus wèl bevreesd voor zijn, dat iemand van u bevonden wordt achter te blijven, terwijl de belofte nog voortduurt, om zijn Rust binnen te gaan

WILLIBRORD

Daarom, zolang de goddelijke belofte van de rust nog geldt, moeten wij ervoor zorgen dat niemand van u zou menen dat het te laat is.

2
CANISIUS

Immers ook wij hebben de belofte ontvangen, juist zoals zij. Maar hùn heeft het woord, dat ze hoorden, niet gebaat, omdat het horen niet gepaard ging met geloof;

WILLIBRORD

Want ook wij hebben het goede nieuws gehoord, juist als zij. Maar het woord van de verkondiging dat zij hoorden heeft hun niet gebaat, omdat het niet gepaard ging met geloof bij de hoorders.

3
CANISIUS

want we gaan slechts binnen in de Rust, indien we geloven; zoals Hij heeft gezegd: "Daarom zwoer Ik in mijn toorn: neen, ze zullen niet ingaan in mijn Rust." —Inderdaad, toen door de schepping der wereld de werken voltooid waren,

WILLIBRORD

Wij die geloofd hebben, wij gaan die rust binnen, waarvan Hij gezegd heeft: En Ik heb gezworen in mijn gramschap: Nooit zullen zij ingaan in mijn rust. Toch was Gods werk al klaar vanaf de schepping van de wereld.

4
CANISIUS

heeft Hij over de zevende dag ergens aldus gesproken: "En God Rustte op de zevende dag van al zijn werken;"

WILLIBRORD

Dat volgt uit wat wij lezen over de zevende dag: En God rustte op de zevende dag van al zijn werk.

5
CANISIUS

en hier weer: "Neen, ze zullen niet ingaan in mijn Rust."

WILLIBRORD

En hier lezen we: Nooit zullen zij ingaan in mijn rust.

6
CANISIUS

Welnu, daar het zeker is, dat enigen althans Haar zullen binnengaan, terwijl zij, die het eerst de belofte ontvingen, door ongehoorzaamheid er niet zijn binnengegaan,

WILLIBRORD

Het staat dus vast dat er een rust is waarin mensen mogen binnengaan, maar zij die het eerst het goede nieuws hebben gehoord, zijn er niet binnengegaan, omdat zij weigerden te geloven.

7
CANISIUS

daarom stelt Hij opnieuw een dag vast: "Heden", en spreekt Hij zo lange tijd daarna door David, zoals reeds gezegd is: "Als gij heden mijn stem verneemt, verstokt uw harten niet."

WILLIBRORD

Daarom stelt God na zoveel jaren opnieuw een heden vast met de woorden van David: Heden, als gij zijn stem hoort, weest dan niet halsstarrig.

8
CANISIUS

Zo Josuë immers de rust had gebracht, dan zou Hij niet van een andere dag spreken, die eerst later zou komen

WILLIBRORD

Als Jozua hen werkelijk in die rust had binnengeleid, zou God later niet meer over een andere dag gesproken hebben.

9
CANISIUS

Dus is het volk Gods nog een Sabbat-Rust voorbehouden;

WILLIBRORD

Hieruit volgt dat het volk van God nog een sabbatsrust te wachten staat.

10
CANISIUS

want die zijn Rust binnengaat, rust ook zelf van zijn werken, zoals ook God van de zijne

WILLIBRORD

En wie Gods rust mag binnengaan rust uit van al zijn werk, zoals God uitrust van het zijne.

11
CANISIUS

Doen wij ons best dus, om binnen te gaan in die Rust, opdat niemand in dit voorbeeld van ongehoorzaamheid mag vervallen

WILLIBRORD

Laten we ons dus inspannen die rust binnen te gaan. Laat niemand ten val komen door het slechte voorbeeld van hun ongeloof na te volgen.

12
CANISIUS

Want Gods woord is levend en krachtig, scherper dan elk tweesnijdend zwaard, dóórdringend tussen ziel en geest, gewrichten en merg, rechter ook der neigingen en overdenkingen van het hart

WILLIBRORD

Want het woord van God is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens.

13
CANISIUS

En geen schepsel is onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en bloot voor de ogen van Hem, aan wien we verantwoording hebben af te leggen

WILLIBRORD

Geen schepsel is voor Hem verborgen, alles ligt open en bloot voor zijn ogen. Aan Hem hebben wij rekenschap af te leggen.

14
CANISIUS

Daar we nu een groten Hogepriester hebben, die in de hemelen is doorgedrongen, Jesus, den zoon van God, zo laat ons vasthouden aan de belijdenis

WILLIBRORD

Nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij vasthouden aan onze belijdenis.

15
CANISIUS

Want we hebben geen Hogepriester, die onze zwakheden niet meevoelen kan, maar Eén, die bekoord werd geheel op dezelfde wijze als wij, behoudens de zonde

WILLIBRORD

Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te voelen met onze zwakheden; Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde.

16
CANISIUS

Laat ons dus met vertrouwen opgaan tot de troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen, en genade te vinden tot tijdige hulp

WILLIBRORD

Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp.