Hebreeën 12

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Welnu dan, omringd van zulk een wolk van getuigen, laat ons iedere belemmering en hinder van zonde wegwerpen van ons, en dan met volharding de wedloop beginnen, die voor ons ligt;

WILLIBRORD

Laten wij ons dan aansluiten bij die menigte getuigen van het geloof, en elke last en belemmering van de zonde van ons afschudden, om vastberaden de wedstrijd te lopen waarvoor we hebben ingeschreven.

2
CANISIUS

het oog gevestigd op Jesus, aanvang en einde van het geloof. Hij heeft in plaats van de vreugde, die Hem toekwam, een kruis op Zich genomen, en de schande niet geacht; maar is dan ook gezeten ter rechterzijde van Gods troon

WILLIBRORD

Zie naar Jezus, de aanvoerder en voltooier van ons geloof. In plaats van de vreugde die Hem toekwam, heeft Hij een kruis op zich genomen en de schande niet geteld: nu zit Hij aan de rechterzijde van Gods troon.

3
CANISIUS

Houdt Hem toch voor ogen, die van de zondaars zulk een tegenspraak heeft verduurd, opdat gij niet uitgeput raakt en de zielskracht verliest

WILLIBRORD

Denk aan Hem die zulk een tegenstand van zondaars te verduren had; dat zal u helpen om niet uit te vallen en de moed niet op te geven.

4
CANISIUS

Nog hebt gij niet ten bloede toe weerstand geboden in de strijd tegen de zonde;

WILLIBRORD

Uw strijd tegen de zonde heeft u nog geen bloed gekost.

5
CANISIUS

en zijt gij dan reeds de vermaning vergeten, die u als zonen toespreekt: Mijn zoon, verwerp de kastijding des Heren niet, En wees niet ontmoedigd, zo ge door Hem wordt bestraft

WILLIBRORD

Zijt ge al het Schriftwoord vergeten dat u als kinderen aanspreekt en aanmoedigt: Kind, minacht de tucht van de Heer niet, laat u door zijn straf niet ontmoedigen.

6
CANISIUS

Want de Heer kastijdt dien Hij bemint, Tuchtigt elken zoon, dien Hij liefheeft

WILLIBRORD

Want de Heer tuchtigt hen die Hij liefheeft, Hij straft ieder die Hij als zijn kind erkent.

7
CANISIUS

Verdraag het dus als een kastijding; God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet wordt gekastijd?

WILLIBRORD

Het lijden dient om u te verbeteren en op te voeden; God behandelt u als kinderen. Ieder kind wordt wel eens door zijn vader gestraft.

8
CANISIUS

Zo gij dus zonder kastijding zoudt wezen, waarvan allen hun deel krijgen, dan waart gij bastaards en geen zonen

WILLIBRORD

Tucht is het deel van allen; zou u elke kastijding bespaard blijven, dan waart gij bastaards, geen echte kinderen.

9
CANISIUS

Bovendien, we hebben vaders naar het vlees gehad, die ons kastijdden, en we kwamen tot inkeer; zullen we ons dan niet veel meer onderwerpen aan den Vader der geesten, en leven?

WILLIBRORD

We hadden trouwens in onze jeugd ontzag voor onze aardse vaders, als ze ons straften; dan moeten we ons des te gereder onderwerpen aan de Vader van de hemelse geesten, die ons doet leven.

10
CANISIUS

Zij toch hebben ons gekastijd ter wille van enkele dagen en naar het hun goeddacht; maar Hij doet het tot ons nut, opdat we zijn heiligheid deelachtig worden

WILLIBRORD

Zij hebben ons opgevoed voor dit kort leven, volgens hun eigen ideeën; Hij voedt ons op voor ons welzijn, om ons deel te geven aan zijn eigen, eeuwige heiligheid.

11
CANISIUS

Elke kastijding schijnt op het ogenblik zelf geen reden tot vreugde, maar reden tot droefheid; later echter draagt ze hun, die er door geoefend zijn, een vredevrucht der gerechtigheid

WILLIBRORD

Tucht is nooit prettig, op het moment zelf is er meer verdriet dan blijdschap; maar op de lange termijn levert ze voor degenen die zich door haar lieten vormen, de heilzame vrucht op van een heilig leven.

12
CANISIUS

Richt op dus de slappe handen en knikkende knieën!

WILLIBRORD

Daarom, heft op de slappe handen, strekt de wankele knieën,

13
CANISIUS

Maakt rechte sporen met uw voeten, opdat het kreupele niet wordt ontwricht, maar genezen veeleer!

WILLIBRORD

laat uw voeten rechte wegen gaan; het kreupele lid mag niet ontwricht worden, maar moet genezen.

14
CANISIUS

Streeft naar vrede met allen; ook naar heiligheid, zonder welke niemand den Heer zal zien

WILLIBRORD

Streeft naar vrede met alle mensen, en naar een heilig leven, want zonder dat zal niemand de Heer zien.

15
CANISIUS

Zorgt er voor, dat niemand Gods genade verwaarloost; dat er geen wortel van bitterheid opschiet, anderen in de weg staat, en velen aansteekt;

WILLIBRORD

Past op dat niemand van u de genade van God verspeelt. Laat geen bitter, schadelijk onkruid opkomen dat uw hele gemeente vergiftigt.

16
CANISIUS

dat niemand ontuchtig is, of onverschillig als Esau, die voor één enkele spijs zijn eerstgeboorterecht verkocht

WILLIBRORD

Laat er geen ontuchtige zijn of verachter van het heilige, zoals Esau, die voor één enkele maaltijd zijn geboorterecht verkocht.

17
CANISIUS

Gij weet toch, dat toen hij later de zegen wilde erven, hij afgewezen werd; want hij vond geen mogelijkheid, de gezindheid van zijn vader te veranderen, hoewel hij het onder tranen beproefde

WILLIBRORD

Gij weet dat hij later, toen hij toch de zegen wilde bemachtigen, werd afgewezen. Hij zag geen kans zijn vader tot andere gedachten te brengen, hoewel hij het onder luid geween probeerde.

18
CANISIUS

Inderdaad, gij zijt niet toegetreden tot een tastbare berg, niet tot brandend vuur, duisternis, donkere wolk, storm,

WILLIBRORD

Bedenkt waar gij staat: gij zijt niet genaderd tot een tastbare berg en een laaiend vuur, met duisternis, donderwolken en stormwind,

19
CANISIUS

bazuingeschal; niet tot daverende woorden, waarvan de hoorders bezwoeren, dat er geen woord meer bij mocht komen,

WILLIBRORD

waar de trompet klonk en de stem de woorden sprak, en die haar hoorden smeekten dat zij niet langer tot hen zou spreken.

20
CANISIUS

omdat het bevel hun te machtig was: "Zelfs als een dier de berg aanraakt, moet het gestenigd worden."

WILLIBRORD

Want ze konden het bevel niet verdragen: Zelfs een dier dat de berg aanraakt, moet gestenigd worden.

21
CANISIUS

En zó ontzettend was de verschijning, dat Moses uitriep: "Ik beef en sidder van angst."

WILLIBRORD

En wat ze zagen was zo verschrikkelijk, dat Mozes uitriep: `Ik sidder van angst.'

22
CANISIUS

Neen, gij zijt toegetreden tot de berg Sion en de Stad van den levenden God, het hemels Jerusalem; tot de tienduizenden engelen, tot de feestvergadering,

WILLIBRORD

Neen, gij zijt genaderd tot de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en de duizendtallen engelen, de feestelijke

23
CANISIUS

tot de gemeente der eerstgeborenen, opgeschreven in de hemel; tot God den Rechter van allen; tot de geesten der rechtvaardigen, die hun voleinding hebben bereikt;

WILLIBRORD

en plechtige vergadering van de eerstgeborenen die in de hemel zijn ingeschreven, tot God, de rechter van allen, en de geesten der rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben,

24
CANISIUS

tot Jesus den Middelaar van het nieuwe Verbond, tot het Bloed der besprenkeling, dat iets beters afroept dan Abels bloed

WILLIBRORD

tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, wiens vergoten bloed iets beters afroept dan het bloed van Abel.

25
CANISIUS

Zorgt er voor, dat gij Hem niet afwijst, die roept! Want wanneer zij niet ontkwamen, die Hem afwezen, toen Hij op aarde sprak, hoeveel minder wij, zo we ons afkeren van Hem, die uit de hemelen spreekt,

WILLIBRORD

Weigert niet naar zijn stem te luisteren! Zij die weigerden te luisteren naar de godsspraak die op aarde sprak, slaagden er niet in te ontsnappen; hoe zouden wij dan ontsnappen, als wij ons zouden afwenden van Hem die uit de hemel spreekt?

26
CANISIUS

wiens stem eertijds de aarde deed sidderen, maar die nu heeft verkondigd: "Nog eenmaal zal Ik doen beven Niet slechts de aarde, maar ook de hemel."

WILLIBRORD

Toen heeft zijn stem de aarde doen beven, nu geldt zijn belofte: Nog éénmaal zal Ik de aarde doen beven, en niet alleen de aarde, ook de hemel.

27
CANISIUS

Welnu, dit "Nog eenmaal" wijst op de omverwerping van wat als schepsel vergankelijk is, opdat dan het onvergankelijke blijft bestaan

WILLIBRORD

De uitdrukking nog éénmaal - en dan niet meer - wijst op een verandering van de geschapen dingen die aan het wankelen worden gebracht; wat niet wankelt zal blijven.

28
CANISIUS

Wij dus, die een onvergankelijk koninkrijk hebben ontvangen, we moeten vasthouden aan de genade, en daardoor God dienen, zoals het Hem welgevallig is: in vrome eerbied en ontzag

WILLIBRORD

Ons is een koninkrijk gegeven dat niet wankelt. Laten wij daarom God danken en Hem aanbidden zoals Hij het verlangt: met eerbied en ontzag.

29
CANISIUS

Want onze God is een verterend vuur!

WILLIBRORD

Want onze God is een verterend vuur.