Habakuk 2
Alle 2 beschikbare vertalingen
Nu wil ik mijn wachtpost betrekken, En op de uitkijk gaan staan, Om te zien, wat Hij mij zegt, Wat Hij antwoordt op mijn klacht!
Ik zal mijn wachtpost betrekken, ik ga op de wallen staan; ik wil uitkijken om te zien, wat Hij mij zeggen zal, het antwoord, dat ik te horen krijg op mijn bezwaren.
Jahweh gaf mij antwoord, en sprak: Schrijf het visioen neer, en grif het op tabletten, Opdat men het gemakkelijk leest.
Jahwe gaf mij ten antwoord: Schrijf het visioen op, zet het duidelijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen.
Want er is nog een ander visioen, waarvan de tijd is bepaald, Dat zijn vervulling bereikt, en niet faalt! Mocht het al toeven, blijf het verbeiden, Want het komt zeker, en blijft niet uit:
Want het visioen, al wacht het de vastgestelde tijd nog af, hijgt niettemin naar zijn vervulling: het vertelt geen leugen. Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat.
Wie moedeloos is, in hem heeft mijn ziel geen behagen, Maar de rechtvaardige leeft door zijn geloof!
Wie in zijn hart niet deugt, kwijnt weg, de rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw.
Wee des te meer den vermetelen rover, Den overmoedigen, rustelozen mens, Gulzig als de onderwereld, Onverzadelijk als de dood! Die alle naties naar zich toetrekt, Alle volken tot zich haalt:
Hoezeer hem de wijn het hoofd op hol brengt, de trotse tiran zal zijn doel niet bereiken, hij die zijn keelgat open heeft staan als het dodenrijk en die als de dood zo onverzadigbaar is, hij die alle naties naar zich toehaalt en alle volken bij zich verzamelt.
Zullen die allen geen spreuk op hem dichten, Geen spotlied en puntdicht op hem zeggen?
Zij zullen immers samen tegen hem een schimplied aanheffen, een lied vol hatelijke spot. Wee degene, zo zal men zeggen, die andermans goed opstapelt - hoe lang nog? - en die te zware panden eist.
Zullen uw schuldeisers niet plotseling opstaan, Uw vervolgers ontwaken, en valt ge hun niet ten prooi?
Onverwacht zullen er immers schuldeisers voor u opdagen, zullen er afpersers voor u wakker worden en zult gij hun prooi zijn.
Om uw beroving van talloze naties Maakt de rest van de volken u buit, Om het bloed van de mensen, het geweld tegen het land, Tegen de stad en al haar bewoners!
Omdat gij die vele naties hebt uitgeplunderd, wordt gij door de rest van de volken uitgeplunderd, om het bloed van de mensen, en het geweld tegen het land en de stad en tegen al haar bewoners.
Wee hem, die vuil gewin behaalt voor zijn huis, Om zijn nest in de hoogte te bouwen, En de greep van de ramp te ontsnappen:
Wee degene die woekerwinst maakt ten bate van zijn huis, om zich een nest te bouwen zo hoog, dat hij daarmee denkt te ontkomen aan de hand van het onheil.
Gij beraamt slechts schande voor uw huis! Door vele volken te plunderen, Hebt gij uw leven verbeurd:
Gij hebt alleen maar schande voor uw huis beraamd; door die vele volken uit te moorden hebt gij uzelf met schuld beladen:
Want de steen roept wraak uit de muur, De balk antwoordt hem uit de binten.
de stenen schreeuwen het vanuit de muur en de balken vallen hun bij vanuit de gebinten.
Wee, die een stad wil bouwen in bloed, En een vesting op onrecht wil gronden!
Wee degene die een stad wil bouwen met bloed en een vesting funderen op misdaad!
Zie, moet zo iets niet uitgaan Van Jahweh der heirscharen? De volken tobben zich af
Is dit niet de wil van Jahwe van de legerscharen, dat de volken zich moe maken voor wat zal vergaan in het vuur, en dat de naties zich aftobben voor wat uit zal lopen op niets?
Maar de aarde zal worden vervuld van de kennis der glorie van Jahweh, Zoals de wateren de bodem der zeeën bedekken!
De aarde immers zal worden vervuld met kennis van Jahwe's glorie, zoals de zee boordevol staat met water.
Wee hem, die zijn naaste laat drinken Uit zijn vergiftigde beker, Die hem dronken maakt, Om zijn schaamte te zien!
Wee degene die zijn naasten laat drinken en bij die drank zijn vergif mengt, om hen dronken te maken en zo hun naaktheid te zien.
Gij wordt dronken van schande, in plaats van eer: Drink op uw beurt, en ontbloot uw schaamte! De beker uit Jahweh’s rechterhand wordt u gereikt, De smaad, in plaats van
Gij hebt u aan schande verzadigd en niet aan eer: drink nu ook zelf en vertoon uw onbesnedenheid. De beker in Jahwe's rechterhand komt deze keer bij u, en schande valt op uw glorie.
Want het geweld tegen de Libanon drukt op u neer, De moord op de dieren zal u verschrikken: Het bloed van de mensen, het geweld tegen het land, Tegen de stad en al haar bewoners.
Want onder het geweld, dat gij de Libanon hebt aangedaan, zult gij zelf bedolven worden; door de vernieling, die gij onder de dieren hebt aangericht, zult gij nu zelf getroffen worden: zo zal het u vergaan om het bloed van de mensen, om het geweld tegen het land en de stad en tegen al haar bewoners.
Wat baat toch een gesneden beeld, Dat zijn maker het snijdt; Het gegoten beeld, die leugenmeester, Wat kan het leren? Ja, de werkman vertrouwt op zijn maaksel, Zodat
Brengt een beeld wel zoveel baat, dat het de moeite van de beeldhouwer loont? Een metalen beeld, dat leugen leert, brengt het wel zoveel baat, dat de maker kan vertrouwen op zijn eigen werkstuk, hij, een maker van goden die stom zijn?
Wee hem, die tot hout zegt: Word wakker, En tot de stomme steen: Sta op! Zie, het is in goud en zilver gevat, Maar levensadem heeft het niet.
Wee hen die tegen een stuk hout zegt: 'Word wakker!' en tegen een stomme steen: 'Sta op!' Wordt daar iemand wijzer van? Zeker, het is met goud en zilver bekleed, maar leven zit er niet in.
Maar Jahweh woont in zijn heilige tempel, Heel de aarde moet zwijgen voor Hèm!
Jahwe echter woont in zijn heilige tempel: voor zijn aanschijn moet heel de aarde zwijgen.