Genesis 1

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

In het begin schiep God hemel en aarde.

WILLIBRORD

In het begin schiep God de hemel en de aarde.

2
CANISIUS

Maar de aarde was nog ongeordend en leeg, over de wereldzee heerste duisternis, en Gods Geest zweefde over de wateren.

WILLIBRORD

De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van God zweefde over de wateren.

3
CANISIUS

God sprak: Daar zij licht. En er was licht.

WILLIBRORD

Toen sprak God: 'Er moet licht zijn!' En er was licht.

4
CANISIUS

En God zag, dat het licht goed was. Nu scheidde God het licht van de duisternis;

WILLIBRORD

En God zag dat het licht goed was. God scheidde het licht van de duisternis;

5
CANISIUS

het licht noemde Hij dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Zo werd het avond en morgen: de eerste dag.

WILLIBRORD

het licht noemde God dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de eerste dag.

6
CANISIUS

God sprak: Er zij een uitspansel tussen de wateren, om de wateren van elkander te scheiden. Zo geschiedde.

WILLIBRORD

God sprak: `Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren, een afscheiding tussen het ene water en het andere.'

7
CANISIUS

God maakte het uitspansel, en scheidde het water onder het uitspansel van het water daarboven;

WILLIBRORD

En God maakte het uitspansel; Hij scheidde het water onder het uitspansel van het water erboven. Zo gebeurde het.

8
CANISIUS

het uitspansel noemde God hemel. Weer werd het avond en morgen: de tweede dag.

WILLIBRORD

Het uitspansel noemde God hemel. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de tweede dag.

9
CANISIUS

God sprak: Het water onder de hemel moet samenvloeien naar één plaats, zodat het droge te voorschijn komt. Zo geschiedde.

WILLIBRORD

God sprak: `Het water onder de hemel moet naar een plaats samenvloeien, zodat het droge zichtbaar wordt.' Zo gebeurde het.

10
CANISIUS

Het droge noemde God aarde, het saamgevloeide water noemde Hij zee. En God zag, dat het goed was.

WILLIBRORD

Het droge noemde God land, en het samengevloeide water noemde Hij zee. En God zag dat het goed was.

11
CANISIUS

God sprak: De aarde moet groene planten voortbrengen, zaaddragend gewas en vruchtbomen, die zaadvruchten dragen op aarde, elk naar zijn soort. Zo geschiedde.

WILLIBRORD

God sprak: `Het land moet zich tooien met jong groen gras, zaadvormend gewas en vruchtbomen die ieder naar zijn soort hun vruchten dragen, met zaad erin.' Zo gebeurde het.

12
CANISIUS

De aarde deed groene planten ontspruiten, zaaddragend gewas, en bomen, die zaadvruchten dragen, elk naar zijn soort. En God zag, dat het goed was.

WILLIBRORD

En uit het land schoot jong groen op, gras, zaadvormend gewas, in allerlei soorten, en bomen die ieder naar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin. En God zag dat het goed was.

13
CANISIUS

Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

WILLIBRORD

Het werd avond en het werd ochtend; dat was de derde dag.

14
CANISIUS

God sprak: Er moeten lichten komen aan het hemelgewelf, om de dag en de nacht van elkaar te scheiden; zij moeten ook tot tekenen dienen voor vaste tijden, dagen en jaren;

WILLIBRORD

God sprak: `Er moeten lichten zijn aan het hemelgewelf, die de dag van de nacht zullen scheiden; zij moeten als tekens dienen, zowel voor de feesten als voor de dagen en de jaren

15
CANISIUS

en als lichten staan aan het hemelgewelf, om de aarde te verlichten. Zo geschiedde.

WILLIBRORD

en tevens als lampen aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten.' Zo gebeurde het.

16
CANISIUS

God maakte de beide grote lichten: het grootste licht om de dag te beheersen, en het kleinste om heerschappij te voeren over de nacht; bovendien de sterren.

WILLIBRORD

God maakte de twee grote lampen, de grootste om over de dag te heersen, de kleinste om te heersen over de nacht, en Hij maakte ook de sterren.

17
CANISIUS

God plaatste ze aan het hemelgewelf, om de aarde te verlichten,

WILLIBRORD

God gaf ze een plaats aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten,

18
CANISIUS

om te heersen over de dag en de nacht, en om licht en duisternis van elkander te scheiden. En God zag, dat het goed was.

WILLIBRORD

om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis uiteen te houden. En God zag dat het goed was.

19
CANISIUS

Weer werd het avond en morgen: de vierde dag.

WILLIBRORD

Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vierde dag.

20
CANISIUS

God sprak: Laat het water krioelen van levend gewemel, en over de aarde de vogels vliegen langs het hemelgewelf.

WILLIBRORD

God sprak: `Het water moet wemelen van dieren, en boven het land moeten de vogels vliegen langs het hemelgewelf.'

21
CANISIUS

Toen schiep God de grote zeegedrochten met al het levend gewemel, waarvan het water krioelt, elk naar zijn soort; en al de verschillende soorten van gevleugelde dieren. En God zag, dat het goed was.

WILLIBRORD

Toen schiep God de grote gedrochten van de zee en al de krioelende dieren, waar het water van wemelt, soort na soort, en al de gevleugelde dieren, soort na soort. En God zag dat het goed was.

22
CANISIUS

Toen zegende God ze, en sprak: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u; bevolkt het water der zee, en laat ook de vogels zich op aarde vermeerderen.

WILLIBRORD

God zegende ze en Hij sprak: `Wees vruchtbaar en word talrijk; gij moet het water van de zee bevolken, en de vogels moeten talrijk worden op het land.'

23
CANISIUS

Weer werd het avond en morgen: de vijfde dag.

WILLIBRORD

Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vijfde dag.

24
CANISIUS

God sprak: Laat de aarde levende wezens voortbrengen van allerlei soort; tamme dieren, kruipende dieren en beesten in het wild, elk naar zijn soort. Zo geschiedde.

WILLIBRORD

God sprak: `Het land moet levende wezens voortbrengen van allerlei soort: tamme dieren, kruipende dieren en wilde beesten van allerlei soort.' Zo gebeurde het.

25
CANISIUS

God maakte de verschillende soorten van wilde en tamme dieren met al wat over de aarde kruipt. En God zag, dat het goed was.

WILLIBRORD

God maakte de wilde beesten, soort na soort, de tamme dieren soort na soort, en alles wat over de grond kruipt, soort na soort. En God zag dat het goed was.

26
CANISIUS

God sprak: Laat ons den mens maken als ons beeld, op ons gelijkend; hij heerse over de vissen der zee, de vogels in de lucht, de viervoetige dieren, en over heel de aarde met alles, wat er op kruipt.

WILLIBRORD

God sprak: `Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.'

27
CANISIUS

En God schiep den mens als zijn beeld. Als het beeld van God schiep Hij hem; Man en vrouw schiep Hij hen.

WILLIBRORD

En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.

28
CANISIUS

Toen zegende God ze, en sprak tot hen: Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u; bevolkt de aarde en onderwerpt haar; heerst over de vissen der zee, de vogels in de lucht en over alle levende wezens, die zich op de aarde bewegen.

WILLIBRORD

God zegende hen, en God sprak tot hen: `Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.'

29
CANISIUS

God sprak: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de hele aarde, met alle bomen, die zaadvruchten dragen; die zullen u tot voedsel dienen.

WILLIBRORD

En God sprak: `Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan u, en alle bomen met zaaddragende vruchten; zij zullen u tot voedsel dienen.

30
CANISIUS

Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels in de lucht, aan al wat beweegt en leeft op de aarde, geef Ik alle groene planten tot voedsel. Zo geschiedde.

WILLIBRORD

Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan al wat dierlijk leven heeft, geef Ik al het groene gewas als voedsel. Zo gebeurde het.

31
CANISIUS

En God zag dat alles, wat Hij gemaakt had, zeer goed was. Weer werd het avond en morgen: de zesde dag.

WILLIBRORD

God bezag alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag.

36
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

50
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

52
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling