Galaten 4

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Dit stel ik vast: Zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van den slaaf, ook al is hij heer van alles;

WILLIBRORD

Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij, hoewel heer van alles, in niets van een slaaf;

2
CANISIUS

maar hij staat onder voogden en beheerders tot aan de tijd, die door zijn vader is bepaald.

WILLIBRORD

hij staat onder voogden en beheerders tot het tijdstip dat door zijn vader is bepaald.

3
CANISIUS

Zó ook waren wij, toen we nog onmondig waren, als slaven onderworpen aan de leerbeginselen der wereld.

WILLIBRORD

Zo waren ook wij, zolang we onmondig waren, slaven, onderworpen aan de machten van de kosmos.

4
CANISIUS

Maar toen de volheid van de tijd was gekomen, heeft God zijn eigen Zoon gezonden, die uit een vrouw werd geboren en geboren werd onder de Wet,

WILLIBRORD

Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet,

5
CANISIUS

opdat Hij allen zou loskopen, die staan onder de Wet, en wij het kindschap zouden beërven.

WILLIBRORD

opdat Hij hen die onder de wet stonden zou bevrijden, opdat wij de rang van zonen zouden verkrijgen.

6
CANISIUS

En het bewijs, dat gij kinderen zijt: God heeft den Geest van zijn Zoon in onze harten gezonden, en Deze roept: Abba, Vader!

WILLIBRORD

En het bewijs dat ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader!

7
CANISIUS

Ge zijt dus geen slaaf meer, maar kind; zijt ge kind, dan zijt ge ook erfgenaam, dank zij God.

WILLIBRORD

Je bent dus niet langer slaaf maar zoon; en als je zoon bent, dan ook erfgenaam, door toedoen van God.

8
CANISIUS

Zeker, vroeger hebt gij God niet gekend en zijt gij goden gaan dienen, die het in werkelijkheid niet zijn;

WILLIBRORD

Indertijd, toen ge God niet kende, hebt ge goden gediend die niet werkelijk goden zijn.

9
CANISIUS

maar thans, nu gij God kent, of liever nog, door God wordt gekend, hoe zoudt gij u weer gaan wenden tot die zwakke en onbeduidende leerbeginselen, wier slaven gij weer worden wilt?

WILLIBRORD

Maar nu, nu ge God hebt leren kennen, of liever, door God zijt gekend, hoe kunt ge nu opnieuw keren tot die zwakke en armzalige krachten? Wilt ge weer van voren af aan hun slaven worden?

10
CANISIUS

Gij viert dagen en maanden, seizoenen en jaren?

WILLIBRORD

Ge houdt u aan bepaalde dagen en maanden, tijden en jaren...

11
CANISIUS

Ik ben bang, dat ik misschien vruchteloos voor u heb gezwoegd!

WILLIBRORD

Ik ben bang dat ik me vergeefs voor u heb afgetobd.

12
CANISIUS

Ik smeek u, broeders, wordt zoals ik; want ik werd aan u gelijk. —Nog nooit hebt gij

WILLIBRORD

Wordt zoals ik, broeders, want ik ben aan u gelijk geworden; ik smeek er u om. Gij hebt mij niets tekortgedaan.

13
CANISIUS

Gij herinnert u toch, hoe ik u de eerste keer in lichaamszwakte het Evangelie verkondigd heb;

WILLIBRORD

Gij weet toch: ziekte was de aanleiding dat ik u eertijds het evangelie verkondigd heb,

14
CANISIUS

en hoe gij me niet met smaad en minachting hebt bejegend om de beproeving, die mijn lichaam u bracht; maar hoe gij me hebt ontvangen als een engel van God, als Christus Jesus zelf.

WILLIBRORD

en hoewel mijn toestand een beproeving voor u was, hebt ge geen spoor van minachting of afkeer getoond. Integendeel, ge hebt me opgenomen als een bode van God, als Christus Jezus zelf.

15
CANISIUS

Waar is nu uw zalig geluk gebleven; want ik kan van u getuigen, dat gij zo mogelijk u de ogen zoudt hebben uitgerukt en ze aan mij zoudt hebben gegeven!

WILLIBRORD

Waar is uw zaligheid gebleven? Want het is een feit: als het mogelijk was geweest, hadt ge uw ogen uitgerukt om ze mij te geven.

16
CANISIUS

Ben ik dan uw vijand geworden, omdat ik u de waarheid zeg?

WILLIBRORD

En nu ben ik uw vijand geworden omdat ik u de waarheid zei?

17
CANISIUS

Zij ijveren voor u, maar niet met zuivere bedoeling; maar ze trachten u van mij te vervreemden, opdat gij zoudt ijveren voor hen.

WILLIBRORD

Zij dingen ijverig naar uw gunst, maar niet met zuivere bedoeling. Zij willen u van mij vervreemden opdat ge ijvert voor hen.

18
CANISIUS

Zeker, het valt te prijzen, wanneer er geijverd wordt; maar dan voor het goede en ten allen tijde; niet slechts als ik bij u ben.

WILLIBRORD

Het is mooi altijd met heilige ijver omringd te worden, maar dan ook altijd en niet enkel als ik bij u ben.

19
CANISIUS

Mijn kinderkens, voor wie ik opnieuw barensweeën moet lijden, eer Christus in u is gevormd:

WILLIBRORD

Ach kinderen, ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen.

20
CANISIUS

ik zou op dit ogenblik wel bij u willen zijn, om de juiste toon te treffen; want ik ben ten einde raad over u.

WILLIBRORD

Hoe graag zou ik op dit ogenblik bij u zijn en op een andere toon tot u spreken, want ik ben ten einde raad met u.

21
CANISIUS

Zegt me nu eens, gij die onder de Wet wilt staan, luistert gij niet naar de Wet?

WILLIBRORD

Zeg me, gij die zo graag onder de wet wilt, luistert ge wel naar de wet?

22
CANISIUS

Er staat toch geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin, en één bij de vrije vrouw;

WILLIBRORD

Er staat immers geschreven dat Abraham twee zonen kreeg, een van de slavin en een van de vrije vrouw.

23
CANISIUS

maar de zoon der slavin was verwekt naar het vlees, maar die van de vrije vrouw uit kracht der Belofte.

WILLIBRORD

Maar de zoon van de slavin werd geboren naar het vlees, die van de vrije vrouw uit kracht van de belofte.

24
CANISIUS

Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis. Want de twee 4:verbeelden tweeërlei verbond. Het éne, dat van de berg Sinaï, brengt slavenkinderen voort, en dat is Agar;

WILLIBRORD

Deze dingen zijn allegorisch bedoeld. De twee vrouwen zijn twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, brengt slaven voort en dat is Hagar:

25
CANISIUS

want de berg Sinaï ligt in Arabië, en Agar is het beeld van het hedendaags Jerusalem, want deze stad ligt in slavernij met haar kinderen.

WILLIBRORD

(de Sinaï nu is een berg in Arabië) zij beantwoordt aan het tegenwoordige Jeruzalem, dat met zijn kinderen in slavernij ligt.

26
CANISIUS

Maar het Jerusalem uit den hoge is vrij, en dat is ònze moeder. Want er staat geschreven:

WILLIBRORD

Maar het Jeruzalem van omhoog is vrij en dat is onze moeder.

27
CANISIUS

"Jubel onvruchtbare, die niet baart; Breek uit in gejuich, die geen barensnood kent.

WILLIBRORD

Want er staat geschreven: Verheug u, onvruchtbare, gij die niet baart, breek los in gejuich, gij die geen weeën kent. Want de kinderen der eenzame zullen talrijker zijn dan de kinderen van haar die de man heeft.

28
CANISIUS

Welnu, broeders, gij zijt als Isaäk, kinderen der Belofte.

WILLIBRORD

Welnu, broeders, gij zijt evenals Isaak kinderen van belofte.

29
CANISIUS

Maar zoals eertijds hij, die naar het vlees was verwekt, hem ging vervolgen, die verwekt was naar de geest, zo gebeurt het ook thans.

WILLIBRORD

Maar zoals indertijd de geborene naar het vlees de naar de geest geborene vervolgde, zo gaat het ook nu.

30
CANISIUS

Maar wat zegt de Schrift? "Jaag weg de slavin met haar zoon; want de zoon der slavin

WILLIBRORD

Maar wat zegt de Schrift? Verjaag de slavin met haar zoon, want de zoon van de slavin hoort de erfenis niet te delen met de zoon van de vrijgeborene.

31
CANISIUS

Broeders, we zijn dus geen slavenkinderen, maar kinderen der vrije vrouw!

WILLIBRORD

Broeders, wij zijn dus geen kinderen van een slavin, maar van de vrije vrouw.

32
CANISIUS

Maar weest minzaam en hartelijk jegens elkander; vergeeft elkander, gelijk ook God u door Christus vergiffenis heeft geschonken.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling