Ezechiël 30

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Het woord van Jahweh werd tot mij gericht

WILLIBRORD

Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:

2
CANISIUS

Mensenkind, ge moet profeteren en zeggen: Zo spreekt Jahweh, de Heer! Roep jammerend: Wee, die dag!

WILLIBRORD

Mensenkind, profeteer en zeg: Dit zegt Jahwe de Heer: Weeklaag: 'Ach, die dag!'

3
CANISIUS

Want nabij is de dag, de dag van Jahweh! Een dag van wolken zal hij zijn, Het eind der volken!

WILLIBRORD

Want nabij is de dag, nabij is de dag van Jahwe, de donkere dag, waarop het uur van de volken zal slaan.

4
CANISIUS

Er zal een zwaard in Egypte komen, Ethiopië zal doodsangsten uitstaan: Als er doden in Egypte vallen, Men zijn rijkdom wegsleept, zijn fundamenten omverhaalt

WILLIBRORD

Het zwaard zal over Egypte komen; in Kus zal men sidderen van angst. In Egypte zullen doden vallen; men sleept er de rijkdom weg en haalt omver wat overeind staat;

5
CANISIUS

Ethiopië, Poet en Loet, Alle bastaarden en Lybiërs En de zonen van Kreta Worden met hen neergesabeld

WILLIBRORD

de Kusieten, de Putieten, de Ludieten, alle vreemdelingen in Egypte woonachtig, de Libiërs en de zonen van het verbond zullen met de Egyptenaren vallen door het zwaard.

6
CANISIUS

Egypte’s schragen zullen vallen, Zijn trotse overmoed zal zinken; Van Migdol tot Syene zullen ze vallen door het zwaard: Is de godsspraak van Jahweh, den Heer!

WILLIBRORD

Dit zegt Jahwe de Heer: Zij die Egypte steunen zullen vallen; zijn trotse kracht zal ineenstorten, van Migdol tot Syene zullen ze vallen door het zwaard, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.

7
CANISIUS

Braak zal het liggen tussen geteisterde landen, Zijn steden tussen verwoeste plaatsen;

WILLIBRORD

Egypte zal het lot delen van alle verwoeste landen, zijn steden dat van alle in puin gelegde steden

8
CANISIUS

Als Ik Egypte in brand heb gestoken, En al zijn helpers zijn verlamd

WILLIBRORD

en ze zullen erkennen dat Ik Jahwe ben. Ik stort vuur uit over Egypte en vernietig al zijn bondgenoten.

9
CANISIUS

Die dag zullen zijn ijlboden uitgaan, Om het onbezorgde Ethiopië schrik aan te jagen; Doodsangsten zullen ze uitstaan Op de dag van Egypte, want zie: het komt!

WILLIBRORD

Op die dag zal Ik boden op schepen naar het onbezorgde Kus laten gaan om het schrik aan te jagen; de Kusieten zullen sidderen van angst als het uur van Egypte geslagen heeft, en dat is nabij.

10
CANISIUS

Dit zegt Jahweh, de Heer: Ik zal een eind maken aan Egypte’s drommen, Door Nabukodonosor, Den koning van Babel!

WILLIBRORD

Dit zegt Jahwe de Heer: Door koning Nebukadnessar van Babel zal Ik een einde maken aan de feestroes van Egypte.

11
CANISIUS

Hij met zijn volk, een volk van barbaren, Worden uitgestuurd, om het land te vernielen; Ze zullen hun zwaard tegen Egypte ontbloten, Het land met doden bedekken

WILLIBRORD

Hem en zijn leger, samengebracht uit de meest geduchte volken, stuur Ik om het land te verwoesten. Ze zullen hun zwaarden tegen Egypte trekken en het land met lijken bedekken.

12
CANISIUS

Ik zal de stromen droogleggen, Het land aan herders verkopen, Het land met zijn rijkdom door vreemden verwoesten: Ik, Jahweh, heb het gezegd!

WILLIBRORD

Ik zal de Nijl droogleggen en het land prijsgeven aan woestelingen. Ik zal het land met al wat er op is door barbaren laten verwoesten; Ik, Jahwe, heb gesproken.

13
CANISIUS

Zo spreekt Jahweh, de Heer: Ik sla de gruwelbeelden stuk, Verwijder de prulgoden uit Nof, En de vorst van Egypte komt nooit meer terug!

WILLIBRORD

Dit zegt Jahwe de Heer: Ik zal de afschuwelijke goden vernietigen en de rijksgroten uit Nof doen verdwijnen; er zal in Egypte geen vorst meer zijn. Ik breng het land in paniek,

14
CANISIUS

Ik sla Egypte met schrik, En Patros met verwoesting; Steek Sóan in brand, Voltrek het vonnis in No

WILLIBRORD

Ik zal Patros verwoesten, Soan in brand steken en aan No mijn strafgericht voltrekken.

15
CANISIUS

Ik stort mijn toorn over Syene uit, Het bolwerk van Egypte; En vaag de drommen weg Van No-Ammon

WILLIBRORD

Ik ga mijn woede koelen aan Sin, het bolwerk van Egypte, en de volksmassa's van No uitroeien.

16
CANISIUS

Ik steek Egypte in brand, En Syene krimpt ineen van pijn; No wordt een gerammeide stad, In haar muren worden bressen geslagen

WILLIBRORD

Ik zal vuur uitstorten over Egypte: Sin zal ineenkrimpen van pijn, in No worden bressen geslagen en Nof zal op klaarlichte dag aan angst ten prooi zijn.

17
CANISIUS

De knapen van On en Bubastis worden neergesabeld, Hun dochters gaan de ballingschap in;

WILLIBRORD

De jongemannen van On en Pi-beset zullen vallen door het zwaard en de bevolking zal in ballingschap gaan.

18
CANISIUS

In Tachpanches wordt de dag verduisterd, Als Ik Egypte’s schepter daar breek

WILLIBRORD

Tachpanches zal bij dag in duister gedompeld worden, als Ik daar de skepters van Egypte breek. Gebroken wordt daar zijn overmoedige trots, een wolk zal Egypte bedekken en zijn dochters zullen in ballingschap gaan.

19
CANISIUS

Dan komt er een einde aan zijn overmoedige trots, En wordt het bedekt door een wolk! Zo zal Ik in Egypte vonnis vellen, En zullen zij erkennen, dat Ik Jahweh ben!

WILLIBRORD

Zo zal Ik mijn strafgericht aan Egypte voltrekken, opdat ze erkennen dat Ik Jahwe ben.

20
CANISIUS

In het elfde jaar, de zevende van de eerste maand, werd het woord van Jahweh tot mij gericht:

WILLIBRORD

In het elfde jaar, op de zevende dag van de eerste maand, werd het woord van Jahwe tot mij gericht:

21
CANISIUS

Mensenkind, Ik heb de arm van Farao, den koning van Egypte, gebroken. Waarachtig, hij wordt niet verbonden om genezing te brengen, er wordt geen verband opgelegd, om hem te verbinden, opdat hij na herwonnen kracht het zwaard zou kunnen hanteren

WILLIBRORD

Mensenkind, Ik heb de arm van Farao, de koning van Egypte gebroken; hij wordt niet verzorgd, niet behandeld met geneesmiddelen, noch verbonden; hij krijgt nooit meer de kracht om het zwaard te hanteren.

22
CANISIUS

Daarom zegt Jahweh, de Heer: Ik kom op Farao, den koning van Egypte, af en ga zijn beide armen breken, de gezonde en de gebroken arm, om hem het zwaard uit zijn vuist te slaan

WILLIBRORD

Daarom, zegt Jahwe de Heer: Ik reken met Farao, de koning van Egypte, af. Ik zal zijn beide armen breken, nu ook de gezonde, bij de arm die al gebroken is, en hem zo het zwaard uit de hand doen vallen.

23
CANISIUS

De Egyptenaren zal Ik onder de volken verstrooien, en ze over de landen verspreiden

WILLIBRORD

Ik zal de Egyptenaren onder de volken verspreiden en ze verstrooien over de landen.

24
CANISIUS

Maar de armen van Babels koning zal Ik krachtig maken, en hem mijn zwaard in de vuist drukken; de armen van Farao zal Ik breken, zodat hij als een getroffene voor hem zal kermen

WILLIBRORD

De arm van de koning van Babel zal Ik sterk maken en hem mijn zwaard in de hand geven, maar de armen van Farao zal Ik breken; en kermend als een dodelijk gewonde zal hij voor de koning van Babel bezwijken.

25
CANISIUS

Ja, de armen van Babels koning maak Ik krachtig, maar de armen van Farao hangen slap neer. Zo zullen zij erkennen, dat Ik Jahweh ben, als Ik mijn zwaard in de vuist van Babels koning druk, en hij het over Egypte zwaait

WILLIBRORD

De armen van de koning van Babel zal Ik sterk maken, maar de armen van Farao zullen alle kracht verliezen. Egypte zal weten dat Ik Jahwe ben: Ik geef de koning van Babel mijn zwaard in de hand en hij zal er Egypte mee treffen.

26
CANISIUS

En de Egyptenaren zal Ik onder de volken verstrooien, en ze over de landen verspreiden. Zo zullen ze erkennen, dat Ik Jahweh ben!

WILLIBRORD

Ik zal de Egyptenaren onder de volkeren verspreiden en ze verstrooien over de landen, opdat ze erkennen dat Ik Jahwe ben.